Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-
Nieuws


Datum en nieuws - januari 2017:


31 januari 2017
Eigenaar en bedrijven veroordeeld voor opslag asfaltberg

'Een 67-jarige man uit Nuenen is veroordeeld tot een taakstraf van 50 uur voor het overtreden van vergunningvoorschriften voor de opslag van asfalt in Son en Breugel. 2 bedrijven van de man moeten elk 10.000 euro betalen.

De bedrijven namen onder meer teerhoudend asfalt in, dat op de locatie in Son en Breugel wordt opgeslagen. Volgens de officier van justitie handelden de eigenaar en de 2 bedrijven in strijd met de voorschriften door het asfalt te lang op te slaan en de berg asfalt te hoog te laten worden. De verdediging voerde onder meer aan dat het steeds de bedoeling is geweest het asfalt op een milieuvriendelijke manier te reinigen en dat de huidige opslag voor het milieu minder belastend is dan het afvoeren ervan.

De rechtbank vindt de eigenaar en de 2 bedrijven strafbaar. De eigenaar handelde tussen 2010 en 2014 in strijd met de voorschriften uit de vergunning door het asfalt te lang op te slaan. Ook overtrad hij de maximaal toelaatbare opslaghoogte van de afvalstoffen. De verdachte gaf als eigenaar van de bedrijven leiding aan deze verboden gedragingen.

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank er rekening mee dat het teerhoudende asfalt wordt beschouwd als een gevaarlijke afvalstof. Het asfalt is ingenomen met de wetenschap dat het niet, of in elk geval niet binnen afzienbare tijd, kon worden verwerkt. De eigenaar heeft erop gespeculeerd dat de installatie om het asfalt te verwerken op korte termijn in werking zou zijn. Deze foutieve inschatting heeft geleid tot een jarenlange overtreding van de vergunningvoorschriften. In strafmatigende zin houdt de rechtbank er rekening mee dat tot nu toe niet is gebleken dat de wijze van opslag het milieu heeft geschaad.

Net als de officier van justitie vindt de rechtbank een taakstraf voor de eigenaar en geldboetes voor de bedrijven passend. Volgens de rechtbank doet een geldboete voor de eigenaar geen recht aan de aard, ernst en de omvang van de bewezen feiten en de lange periode waarin hij ze pleegde. In eerdere bestuursrechtelijke procedures is een dwangsom opgelegd om het asfalt te verwijderen en geen nieuw asfalt meer in te nemen (uitspraak 11 januari 2015 en 24 juli 2015). De rechtbank ziet daarin voldoende waarborg om te voorkomen dat de verdachten opnieuw de voorschriften overtreden. Daarom legt de rechtbank de 3 verdachten onvoorwaardelijke straffen op zonder voorwaardelijk deel.'



30 januari 2017
42 maanden celstraf voor verkrachting en mishandeling man in Eindhoven

'Een 33-jarige man zonder vaste woon- of verblijfplaats is vandaag door de rechtbank Oost-Brabant veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden. Hij maakte zich schuldig aan verkrachting, mishandeling en poging tot zware mishandeling van een man die hem onderdak bood in Eindhoven.

De verdachte had geen onderdak en mocht vanaf maart 2016 bij de man wonen. De eigenaar van de woning vertelde de verdachte op enig moment dat hij wel eens een fantasie had gehad over seks met een minderjarig meisje. De verdachte bood hem daarop aan te helpen met het “schoonmaken van zijn hoofd”. De mannen sloten daartoe in juni 2016 een contract af. In het kader van dat contract mocht de man bijvoorbeeld alleen slapen als de verdachte dit zei. Als de man aangaf dat hij moe was, gaf de verdachte hem een klap in zijn gezicht. Dit werden er in de loop van de tijd steeds meer. Uiteindelijk deelde de verdachte stompen uit op het lichaam en in het gezicht van de man. Ook moest hij zijn vingers boven de vlam van een aansteker houden tot de verdachte zei dat het genoeg was. De man liep daarbij brandwonden op, maar hield er geen blijvend letsel aan over. In oktober dwong de verdachte de man meerdere keren seksuele handelingen te ondergaan. Een paar dagen later was de maat vol voor de man en deed hij aangifte bij de politie.

Deels vrijspraak
De rechtbank legt een lagere straf op dan de officier van justitie eiste. Volgens het Openbaar Ministerie dwong de verdachte de man in april en mei diverse betalingen voor hem te doen, zoals kleding en advocaatkosten. De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte de man mishandelde vóór het contract werd afgesloten. Daarmee kan dan ook niet worden bewezen dat het slachtoffer in die periode is gedwongen geld of goederen af te geven. Er zijn onvoldoende concrete bewijzen dat de man betalingen deed voor de verdachte in de periode nadat het contract was afgesloten. Evenmin blijkt dat de man goederen aan de verdachte heeft afgegeven.

Ernstig misbruik
De rechtbank weegt bij het bepalen van de straf mee dat de verdachte een zeer grote inbreuk maakte op de persoonlijke vrijheid en levenssfeer van de man en diens lichamelijke integriteit op grove wijze heeft aangetast. Het moeten ondergaan van de verkrachtingen en de mishandelingen moeten een vernederende en pijnlijke ervaring voor hem zijn geweest. De verdachte maakte bovendien ernstig misbruik van het vertrouwen dat de man in hem stelde en van de gastvrijheid die hij hem bood toen de verdachte geen geld en onderdak had en hulpbehoeftig was. De man moest de feiten ondergaan in zijn eigen woning, een plek waar hij zich juist veilig moet kunnen voelen. De rechtbank veroordeelt de verdachte naast een celstraf tot betaling van een schadevergoeding van ruim 3.000 euro aan de man.'



30 januari 2017
Burgemeester mocht komst gastsprekers naar Eindhoven niet verbieden

'De Eindhovense burgemeester had stichting Waqf in december 2015 niet mogen verbieden om 7 internationale gastsprekers uit te nodigen voor een islamitische conferentie in Eindhoven.

De burgemeester had de organisator van een jaarlijkse islamitische conferentie verboden om 7 buitenlandse gastsprekers de conferentie van 24 tot 27 december in Eindhoven te laten bijwonen. De organisator verzocht de voorzieningenrechter net voor die conferentie om dat besluit te schorsen totdat onherroepelijk op het bezwaar en beroep zou zijn beslist. De voorzieningenrechter wees dat verzoek op 23 december kort gezegd af. De organisator trok toen de uitnodigingen aan de gastsprekers in en liet de conferentie doorgaan zonder de gastsprekers. Wel stelde de organisator beroep in bij de rechtbank, zodat hij bij een volgende conferentie de gastsprekers opnieuw kon uitnodigen.

Volgens de organisator maakte de burgemeester met het besluit onder meer een ontoelaatbare inbreuk op de grondrechten, zoals de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van meningsuiting. Ook zou de burgemeester in strijd hebben gehandeld met de Grondwet en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Daarnaast stelt de organisator dat er geen ernstige vrees bestond voor de verstoring van de openbare orde of dat die vrees in ieder geval onvoldoende gemotiveerd was. De burgemeester stelt dat hij bevoegd was de grondrechten te beperken als er sprake was van een ernstige vrees voor het ontstaan van verstoring van de openbare orde. De vrees baseerde de burgemeester onder meer op informatie die hij had over de ingetrokken visa van de gastsprekers. In elk geval stonden 5 van de gastsprekers gesignaleerd in het Schengen Informatie Systeem (SIS) vanwege bedreiging van de openbare orde.

De rechtbank oordeelt dat de conferentie moet worden gezien als het recht op vergadering en betoging (artikel 9 van de Grondwet). De burgemeester was niet bevoegd om op grond van de Gemeentewet inbreuk te maken op dit Grondrecht. De burgemeester heeft daarmee op ontoelaatbare wijze inbreuk gemaakt op dat recht door te verhinderen dat de gastsprekers konden spreken op de conferentie. Dat betekent dat de burgemeester de komst van de gastsprekers niet mocht verbieden. De rechtbank komt niet toe aan de beoordeling van de andere beroepsgronden, omdat de eerste beroepsgrond ‘het ontoelaatbare inbreuk op de grondrechten van de organisator’ slaagt.'



30 januari 2017
NVWA moet opnieuw beslissen over vleesvoorraad Selten

'Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) draagt de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op binnen 12 weken te beslissen wat er verder moet gebeuren met het vlees van de failliete vleesgroothandel Willy Selten. Het gaat om een grote hoeveelheid begin 2013 in bewaring genomen rundvlees. Een deel daarvan is vermengd met paardenvlees. De curator spande een procedure aan en het CBb doet daarover vandaag uitspraak.

Selten heeft in 2011 en 2012 meer dan 300 ton paardenvlees, al dan niet opgemengd met rundvlees, verwerkt. De administratie van Selten duidt het paardenvlees valselijk aan als rundvlees en maakt daarmee de tracering onmogelijk. NVWA had daarmee genoeg reden om de vleesvoorraad in bewaring te nemen in afwachting van vernietiging of een andere passende maatregel. NVWA heeft niet uitgelegd waarom nog steeds niet is beslist welke maatregelen genomen moeten worden.

Eén van de verwerkte paardenkarkassen bevatte het niet in de voedselketen toegelaten geneesmiddel fenylbutazon. Dat betekent niet dat al het in bewaring genomen vlees onveilig is voor menselijke consumptie. Ook al is niet direct duidelijk in welke partij(en) dit besmette paardenvlees terecht is gekomen, verweerder had dit moeten onderzoeken. De curator bood daarvoor ook de mogelijkheid met zijn plan van aanpak, dat veronderstelt dat het mogelijk is om dit vlees af te zonderen van andere partijen. De curator geeft concreet aan om welke artikelnummers, producten en gewichten het gaat. De NVWA heeft ten onrechte niet gemotiveerd gereageerd op dit voorstel en moet dat binnen 12 weken alsnog doen.'



30 januari 2017
Toepassing woonlandbeginsel in strijd met verdrag Kaapverdië

'De Centrale Raad van Beroep oordeelt in zijn uitspraak van 20 januari 2017 dat artikel 5 van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Kaapverdië inzake sociale zekerheid (NKV) geen mogelijkheid schept de vervolguitkering te verlagen louter op de grond dat de gerechtigde zich in Kaapverdië heeft gevestigd. De toepassing van het woonlandbeginsel bij het vaststellen van de hoogte van de uitkering is hiermee in strijd.

Betrokkene woont in Kaapverdië en heeft een loongerelateerde WGA-uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ontvangen. Bij besluit van 18 oktober 2013 heeft het Uwv vastgesteld dat appellant met ingang van 11 november 2009 geen recht meer heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering en met ingang van die datum recht heeft op een vervolguitkering ter hoogte van € 391,72 bruto per maand. Bij besluit van 7 november 2013 heeft het Uwv vastgesteld dat op de vervolguitkering een woonlandfactor van toepassing is en is de uitkering met ingang van 1 januari 2013 verlaagd naar € 302,24.

Partijen verschillen niet van mening over de vraag of de WGA-vervolguitkering geëxporteerd dient te worden, doch over de vraag of artikel 5 van het NKV toelaat of verbiedt dat deze uitkering wordt verlaagd, en dus slechts deels wordt verstrekt, bij het vestigen van de woonplaats in Kaapverdië.

De Raad ziet geen aanknopingspunten om het Uwv en de rechtbank te volgen in een uitleg waarbij het deels niet verstrekken van een verkregen uitkering op grond van artikel 5 van het NKV is toegestaan en het geheel niet verstrekken van een dergelijke uitkering niet is toegestaan. Hiervoor is in de eerste plaats van belang dat artikel 5 van het NKV geen onderscheid maakt tussen beide vormen van aantasting van de uitkering. Met de rechtbank kan worden geconstateerd dat de tekst van artikel 5 van het NKV niet identiek is aan de tekst van artikel 5 van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (NMV). In het NMV is niet alleen het intrekken doch ook expliciet het verminderen, wijzigen of schorsen van de uitkering wegens het wonen in het andere verdragsland uitgesloten. Artikel 5 van het NKV kan desalniettemin niet anders worden uitgelegd dan dat een uitkering waarop dit artikel betrekking heeft en ten aanzien waarvan de betrokkene aan alle ontstaansvoorwaarden voldoet, zonder aanpassingen aan een gerechtigde in het andere verdragsland dient te worden verstrekt.

De conclusie moet zijn dat artikel 5 van het NKV geen mogelijkheid schept de vervolguitkering te verlagen louter op de grond dat de gerechtigde zich in Kaapverdië heeft gevestigd. De toepassing van het woonlandbeginsel bij het vaststellen van de hoogte van de uitkering is hiermee in strijd.

De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter op het gebied van het sociale bestuursrecht, het ambtenarenrecht en delen van het pensioenrecht.

Dit is een nieuwsbericht op basis van de genoemde uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. Bij verschil tussen dit nieuwsbericht en de volledige uitspraak is laatstgenoemde beslissend.'



30 januari 2017
Ex-militair uit Kaatsheuvel krijgt 12 jaar celstraf voor doodslag echtgenote

'De militaire kamer in de rechtbank Gelderland heeft een 49-jarige man, toenmalig militair, uit Kaatsheuvel veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaar wegens ‘doodslag’ op zijn echtgenote in maart 2016.

De man heeft zijn echtgenote, met wie hij zestien jaar was getrouwd en met wie hij drie kinderen heeft gekregen, om het leven gebracht. Dit heeft hij met extreem veel geweld gedaan, terwijl zij lag te slapen in hun huis. De kinderen sliepen op dat moment in hun bed.

Geen moord
De militaire kamer vindt, anders dan de officier van justitie, niet bewezen dat sprake was van ‘voorbedachte rade’. De man is daarom vrijgesproken van ‘moord’ en veroordeeld voor doodslag. Daardoor komt de militaire rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie geëist.

Voor ‘voorbedachte rade’ is nodig dat een persoon zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op zijn besluit iemand om het leven te brengen. Diegene moet gelegenheid hebben gehad na te denken over betekenis en gevolgen van zijn daad. In dit geval had de man die gelegenheid niet. De militaire kamer vindt dat de man heeft gehandeld in een ‘ogenblikkelijke gemoedsopwelling’. Vanaf het moment dat de man besloot zijn vrouw om het leven te brengen tot en met het uitvoeren ervan is er sprake van een kort tijdsverloop.

Volledig toerekeningsvatbaar
Het feit kan de man volledig worden toegerekend.

Onherstelbaar leed en verdriet
De man heeft niet alleen het slachtoffer het leven ontnomen, maar ook heeft hij de kinderen hun moeder afgenomen en haar familie en vrienden hun dierbare. Hij heeft ze onherstelbaar leed en veel pijn en verdriet aangedaan. Bovendien schokt een gewelddadig misdrijf als dit de samenleving in hoge mate en draagt het bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.

De militaire kamer heeft aan twee nabestaanden een vergoeding toegekend wegens kosten die zij hebben gemaakt door het overlijden van de vrouw.'



27 januari 2017
Overleveringsprocedure beëindigd om detentieomstandigheden in Roemenië

'Op 26 januari heeft de Internationale Rechtshulpkamer (IRK) van de rechtbank Amsterdam voor de eerste keer een overleveringsprocedure beëindigd, omdat de Roemeense autoriteiten tot nu toe niet de benodigde aanvullende informatie hebben verstrekt. De IRK vindt dat de autoriteiten voldoende tijd (negen maanden) hebben gehad om dit te doen.

Onmenselijke behandeling
De IRK heeft eerder geoordeeld dat er in zijn algemeenheid een gevaar is dat personen in Roemeense gevangenissen onmenselijk worden behandeld. Om die reden had de IRK in een aantal zaken aan de Roemeense autoriteiten aanvullende informatie gevraagd om te kunnen beoordelen of in individuele gevallen ook een risico bestaat op zo’n onmenselijke behandeling.

Individuele Risico
Die aanvullende informatie heeft in een aantal gevallen geleid tot het oordeel dat dat risico bestaat. In die zaken heeft de IRK de beslissing over de overlevering uitgesteld in afwachting van informatie op grond waarvan dat individuele risico alsnog kan worden uitgesloten.

Voldoende tijd
In deze zaak hebben de Roemeense autoriteiten voldoende tijd (negen maanden) hebben gehad om deze informatie te verstrekken, aldus de IRK. Nu ze dat nog niet hebben gedaan, is de overleveringsprocedure beëindigd. Het bevel gevangenhouding, dat al eerder was geschorst, is opgeheven.'



27 januari 2017
Burgemeester Tilburg sloot terecht drugswoning

'De burgemeester van Tilburg maakte volgens de rechtbank Zeeland-West-Brabant in januari 2016 de juiste afweging door een woning aan de Schutsboomhof in Tilburg voor 3 maanden te sluiten. In de woning werd bij een doorzoeking bijna 7 gram harddrugs aangetroffen. Een handelshoeveelheid, volgens de burgemeester.

Handel
De bewoner had bij de bestuursrechter beroep aangetekend tegen deze beslissing. Hij stelde onder meer dat de drugs voor eigen gebruik bedoeld waren en dat de woning alleen gesloten werd om te laten zien dat de gemeente hard optreedt. Het beroep van de eiser wordt door de rechtbank echter afgewezen: uit verschillende verklaringen blijkt namelijk dat er wel degelijk gehandeld werd vanuit het huis.

Damoclesbeleid
De Opiumwet zegt dat de burgemeester een woning mag sluiten als sprake is van drugshandel. Wanneer in een woning drugs worden gebruikt maar er geen handel is mag de burgemeester die woning niet sluiten. De bestuursrechter stelt in de uitspraak van vandaag dat enkel het aantreffen van een beperkte hoeveelheid drugs boven de 0,5 gram niet voldoende is om uit te gaan van handel. Dit zogenoemde Damoclesbeleid van de burgemeester acht de bestuursrechter voor geringe hoeveelheden onjuist. Voor verslaafden is een hoeveelheid van 2 à 3 gram tot soms 5 gram cocaïne per dag voor persoonlijk gebruik bijvoorbeeld niet ongebruikelijk. Het is volgens de rechter dan aan de burgemeester om aannemelijk te maken dat aangetroffen drugs die ook voor persoonlijk gebruik zouden kunnen zijn, daadwerkelijk bestemd zijn voor de handel. Wanneer grote hoeveelheden drugs in een woning worden aangetroffen mag de burgemeester volgens de bestuursrechter blijven aannemen dat er sprake is van drugshandel en daarom de woning sluiten.'



27 januari 2017
Doetinchemmer krijgt tbs met dwangverpleging voor brandstichting eigen woning

'De rechtbank veroordeelde een 36-jarige man uit Doetinchem voor brandstichting in zijn eigen woning, waarbij andere bewoners gevaar liepen. Hij kreeg een celstraf van 15 maanden - met aftrek van het voorarrest - en tbs met dwangverpleging op.

Op 9 november 2015 stichtte de Doetinchemmer opzettelijk brand in zijn eigen woning, terwijl hij wist dat er op dat moment mensen in de appartementen boven en naast zijn woonruimte aanwezig waren. De man realiseerde zich dat deze mensen gevaar liepen. Desondanks is hij zonder zijn buren te waarschuwen vertrokken. Dit nam de rechtbank de Doetinchemmer bijzonder kwalijk.

Verminderd toerekeningsvatbaar
Na advies van de psycholoog, de psychiater en de reclassering legt de rechtbank naast een gevangenisstraf ook tbs met dwangverpleging op. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met verminderde toerekeningsvatbaarheid van de man.

De volledige uitspraak wordt binnenkort gepubliceerd.'



27 januari 2017
Werkstraf voor veroorzaken ernstig verkeersongeval Deest

'De rechtbank veroordeelde een 24-jarige man uit Linde voor het veroorzaken van een ernstig verkeersongeval op de Maas en Waalweg bij Deest. De man kreeg een werkstraf van 120 uur en een voorwaardelijke rijontzegging van 12 maanden met een proeftijd van 3 jaar.

Tijdens de avondspits van 15 oktober 2015 keek de vrachtwagenchauffeur ter hoogte van een invoegstrook op zijn wegenkaart waardoor hij te laat constateerde dat zijn voorganger remde voor een file. Hierdoor kon hij zijn vrachtwagen niet op tijd tot stilstand brengen. Bij het verkeersongeval zijn 3 auto’s betrokken geraakt, waarvan alle 3 de bestuurders gewond raakten, van wie 1 ernstig.

Beroepschauffeur
De rechtbank heeft de man geen onvoorwaardelijke rijontzegging opgelegd, vanwege zijn schuldbewuste houding en zijn werk als vrachtwagenchauffeur. De opgelegde straf komt overeen met de eis van de officier van justitie.'



27 januari 2017
Celstraf man uit Doetinchem voor cocaïnehandel

'De rechtbank veroordeelde een 35-jarige man uit Doetinchem voor onder andere cocaïnehandel en drugsbezit. Hij kreeg hiervoor een celstraf van 10 maanden, waarvan 5 voorwaardelijk.

De Doetinchemmer dealde tussen november 2015 en juni 2016 cocaïne vanuit zijn tattooshop en zijn woning. Daarnaast werd op 22 juni 2016 45 gram cocaïne, een flobert geweer met 2 doosjes munitie, 2 katapulten, een boksbeugel en een gaspistool in zijn woning aangetroffen. Ook werd in zijn tattooshop nog een ploertendoder gevonden.

Bijzondere voorwaarden
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank in het nadeel van de man rekening gehouden met onder meer het feit dat harddrugs schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Daarnaast vormen wapens een gevaar en een bedreiging voor personen in de samenleving. De rechtbank vindt het ook zeer verwijtbaar dat de man heeft gezorgd voor een situatie waarin zijn kinderen mogelijk met drugs en wapens in aanraking konden komen. Aan het voorwaardelijke strafdeel zijn bijzondere voorwaarden gekoppeld. Zo moet de man zich melden bij de reclassering en deelnemen aan een gedragsinterventie.

Terugbetalen
De man krijgt een in zijn woning aangetroffen geldbedrag van 5.200 euro niet terug. Dat geld is verbeurd verklaard, omdat aannemelijk is dat dit geld afkomstig is van de handel in cocaïne.

De rechtbank acht aannemelijk dat de man in de ten laste gelegde periode bijna 6.800 euro heeft verdiend met het dealen van cocaïne. De man moet dit gehele bedrag terug betalen. Omdat hij de in de woning aangetroffen 5.200 euro niet terugkrijgt, blijft er nog een bedrag van bijna 1.700 euro over dat de man nog terug moet betalen.

De volledige uitspraak wordt binnenkort gepubliceerd.'



27 januari 2017
20 maanden gevangenisstraf voor oplichting en verduistering

'De rechtbank veroordeelde een 41-jarige man uit Woudenberg tot 20 maanden gevangenisstraf. De man heeft in 2013 en 2014 meerdere personen opgelicht voor een bedrag van in totaal ruim 620.000 euro. Ook verduisterde de man geld van zijn stiefzoon.

De man maakte op een nare manier misbruik van het vertrouwen dat verschillende mensen, waaronder familieleden en mannen die hij via een datingsite had leren kennen, in hem stelden. Deze mensen dachten stuk voor stuk dat ze een goede investering deden en maakten grote geldbedragen aan (de bedrijven van) de man over. Daarna verdween de man met de Noorderzon en van de geïnvesteerde bedragen en beloofde rendementen hebben de meesten nooit wat teruggezien. Via een bedreigende en onnodig kwetsende kaart heeft hij hen laten weten dat hij weg is met hun geld.

Straf gelijk aan eis officier
De rechtbank heeft de strafeis van de officier van justitie overgenomen en bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst en de hoeveelheid van (de) feiten en het doortrapte karakter van de handelwijze van de man. Ook heeft de rechtbank bepaald dat de man geldbedragen die hij afhandig heeft gemaakt met een schadevergoedingsmaatregel moet terugbetalen aan de gedupeerden.

De volledige uitspraak wordt binnenkort gepubliceerd.'



26 januari 2017
Ketelinstallateur schuldig aan dood door koolmonoxidevergiftiging

'Een 45-jarige man uit Raalte is veroordeeld tot een taakstraf van 140 uur omdat hij een badgeiser verkeerd installeerde in een appartement in Deventer. Hierdoor overleed een bewoner op 17 februari 2014 door koolmonoxidevergiftiging. De man was jarenlang onderhoudsmonteur en bekend met diverse soorten ketels en geisers. Hij had daarom de geiser zorgvuldig moeten installeren en volgens de richtlijnen daarna de rookgasafvoer moeten controleren. De verhuurder is vrijgesproken.

7 keer zoveel koolmonoxide
Op 15 februari 2014 trof de brandweer in een appartement in Deventer een man en een vrouw aan. Beiden moesten naar het ziekenhuis als gevolg van koolmonoxidevergiftiging. De man overleed twee dagen later, de vrouw kon na een dag naar huis. De brandweer constateerde in de woning bijna 7 keer meer koolmonoxide dan maximaal is toegestaan.

Rookgasafvoerleiding
Door een onjuiste montage van de rookgasafvoerleiding en de harde wind op de afvoerpijp stroomde verbrandingsgassen terug naar de geiser. De geiser gebruikte deze gassen voor de verbranding in plaats van zuurstof, waardoor er een dodelijke concentratie koolmonoxide vrijkwam in de woning. Omdat de thermische terugslagbeveiliging ook niet werkte, sloeg de geiser niet vanzelf uit.

Niet gewild
De installateur heeft het overlijden van het slachtoffer niet gewild. Het valt de man zwaar dat door zijn handelwijze een persoon is overleden. Hij kampt daardoor met psychische en lichamelijke problemen.

Voorkomen
Voor de nabestaanden moet het bijzonder moeilijk zijn een dergelijk zwaar verlies te dragen. Zoals ook naar voren is gebracht tijdens de zitting kent deze strafzaak alleen maar verliezers en heeft de moeder van het slachtoffer – terecht - gezegd dat deze zaak wellicht ongevallen als deze in de toekomst zou kunnen voorkomen.'



26 januari 2017
In hoger beroep 4 jaar gevangenisstraf en TBS met voorwaarden voor doodslag op moeder

'Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, heeft op 26 januari 2017 uitspraak gedaan in de zaak van een 31-jarige inwoner van Tricht, die in de nacht van 1 op 2 mei 2014 zijn moeder doodstak.

Bij de rechtbank
Verdachte was door de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 15 september 2015 overeenkomstig de eis van de officier van justitie veroordeeld tot 3 jaar gevangenisstraf en TBS met bevel tot verpleging van overheidswege (ECLI:NL:RBGEL:2015:5808).

Hoger beroep
Het openbaar ministerie heeft in hoger beroep opnieuw 3 jaar gevangenisstraf en TBS met bevel tot verpleging van overheidswege geëist.

Evenals de rechtbank en met het openbaar ministerie acht het hof niet bewezen dat sprake was van voorbedachte raad. Het hof komt dan ook tot een bewezenverklaring van doodslag en niet van moord.

Sterk verminderd toerekeningsvatbaar
Het hof overweegt dat hiervoor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd. Voor de duur daarvan is van belang dat door gedragskundigen is vastgesteld dat verdachte lijdt aan onder meer een schizofrene stoornis en afhankelijkheid van cannabis. Het hof heeft mede op grond daarvan vastgesteld dat verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar is voor het bewezenverklaarde.

Het hof acht daarom een gevangenisstraf van 4 jaar met aftrek van voorarrest passend en geboden. Dit komt overeen met de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Het hof acht het noodzakelijk dat verdachte behandeld wordt voor zijn psychiatrische aandoening en zijn verslavingsproblematiek om de kans op herhaling te verkleinen. Naast de gevangenisstraf legt het hof daarom aan verdachte de maatregel van TBS op.

Welke vorm van TBS
Het hof diende de vraag te beantwoorden welke vorm van TBS opgelegd diende te worden: TBS met bevel tot verpleging van overheidswege of terbeschikkingstelling met de oplegging van voorwaarden.

Het openbaar ministerie was van mening dat TBS met bevel tot verpleging van overheidswege diende te worden opgelegd. Het hof volgt echter de conclusies en adviezen van de gedragskundigen, die allen hebben geadviseerd de behandeling vorm te geven in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Belangrijke voorwaarden die het hof aan de TBS heeft verbonden zijn onder meer een verplichting voor verdachte om zich te laten opnemen in een forensische psychiatrische kliniek, een verplichting om voorgeschreven medicatie in te nemen en een verbod op het gebruik van alcohol en drugs.

Om de behandeling zo snel mogelijk te laten beginnen heeft het hof de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaard. Verdachte bevindt zich sinds kort al daadwerkelijk in een kliniek.'



26 januari 2017
Haperts bedrijf moet stoppen met houden en verkopen van honden

'Een bedrijf in Hapert mag niet langer honden houden en verkopen. De rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat het college van burgemeester en wethouders van Bladel terecht optrad tegen het bedrijf omdat het zonder vergunningen werkte.

Een controleur van de gemeente Bladel stelde tijdens een controle in augustus vorig jaar vast, dat er 3 hondenpups in het pand in Hapert werden gehouden. Ook waren voorzieningen (bakken en zaagsel) aanwezig om zo’n 21 honden te houden. Omdat het bedrijf geen vergunning had, besloot de gemeente in november 2016 dat het pand niet langer mag worden gebruikt als hondenfokkerij en dat er geen honden meer mogen worden gehouden en verkocht. Volgens de eigenaar worden er geen honden gefokt. Hij maakt bezwaar tegen het verbod en vroeg de rechter het besluit van de gemeente te schorsen.

Omdat de eigenaar sowieso bestrijdt dat er in het pand honden worden gefokt, hoeft de rechter dat deel van het gemeentelijke besluit niet te beoordelen. De eigenaar stelt onder meer dat de honden minder dan 1 week in het pand verblijven en vervolgens naar een winkel in het centrum worden vervoerd om daar te worden verkocht. Hij noemt dit “opslag” van pups. En volgens de eigenaar valt de opslag onder gebruik als magazijn en is dat gebruik toegestaan in het pand.

Oordeel
De voorzieningenrechter stelt vast dat het gebruik van het pand als kantoor en magazijn inderdaad is toegestaan omdat daarvoor in het verleden een vergunning is verleend. De rechter oordeelt echter dat het houden van honden, ook al is het maar voor een korte periode, niet onder gebruik als magazijn valt. In een magazijn worden zaken opgeslagen en een hond is geen zaak maar een levend wezen. In een magazijn mogen geen dieren worden gehouden. De gemeente Bladel trad dan ook terecht op tegen het bedrijf.'



26 januari 2017
Celstraf voor verduisteren geld van bejaarde ouders

'Een 58-jarige man uit Zeewolde is door de rechtbank Midden-Nederland veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden voor het verduisteren en witwassen van 125.000 euro van zijn bejaarde ouders. Hij had het geld van zijn ouders in beheer gekregen.

Met het geld kocht de man in 2013 en 2014 onder andere sieraden, kleding en een auto voor zijn toenmalige vriendin. Ook betaalde hij een weekend weg voor haar en schonk hij bedragen aan zijn dochter. De man heeft verklaard dat de uitgaven voor zijn vriendin, een investering waren in het escortbedrijf dat hij met haar wilde oprichten.

De rechtbank vindt dat de man op grove wijze misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat zijn ouders in hem hadden gesteld. Hij heeft zijn ouders veel verdriet gedaan met zijn handelen. Daarnaast heeft de man nooit oprecht spijt betuigd aan zijn ouders en heeft hij ook niks terugbetaald.

De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding van de ouders volledig toegewezen. Dat betekent dat de man een bedrag van 108.360 euro aan zijn ouders moet terugbetalen.'



26 januari 2017
Celstraffen en taakstraf voor smokkelen van ongeveer 6 kilo cocaïne

'De rechtbank Oost-Brabant heeft een 25-jarige man uit Haarsteeg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar voor het invoeren van ongeveer 6 kilo cocaïne. Een 46-jarige vrouw uit Venlo krijgt voor haar aandeel in de smokkel een celstraf van 540 dagen, waarvan 386 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 150 uur. De man is daarnaast voor het bezit van grote hoeveelheden harddrugs veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden. Twee andere verdachten werden vrijgesproken van hun betrokkenheid bij de drugsinvoer en het drugsbezit.

De vrouw was in oktober 2015 een week in Curaçao en verstuurde van daar een houten kist met daarin een stoel, een voetenbankje en enkele schilderijen naar haar adres in Nederland. Op Schiphol vond de politie in de stoel 11 pakketten met in totaal bijna 6 kilo cocaïne. De politie verving de drugs door gips en liet het pakket afleveren bij de vrouw. Zij nam het pakket in ontvangst en droeg het over aan een persoon die het pakket met een gehuurd bestelbusje kwam ophalen. De vrouw verklaarde later dat zij 10.000 euro kreeg van de 25-jarige man om het pakket in te voeren in Nederland. Ze stelde dat ze niet wist dat er ook drugs in zaten. De rechtbank vindt dat niet geloofwaardig.

De 25-jarige man was de spil in de smokkel. Hij stuurde de vrouw aan en gaf de koerier instructies waar het pakket moest worden afgeleverd. De rechtbank spreekt de koerier echter vrij omdat niet vaststaat dat hij wist dat er drugs in het pakket zaten.

De 25-jarige verdachte werd in november 2016 aangehouden in een chalet in Lith. In dat chalet trof de politie onder meer zo’n 60 gram cocaïne, 315 gram amfetamine en bijna 8.000 xtc-pillen. De huurder van het chalet was volgens het Openbaar Ministerie betrokken bij de zaak, maar de rechtbank spreekt hem vrij omdat er onvoldoende bewijs is dat hij wist van de aanwezigheid van drugs.

De rechtbank weegt mee dat het algemeen bekend is dat drugs schade toebrengen aan de gezondheid van drugsgebruikers. Bovendien bekostigen zij hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen.

De 25-jarige man zat bovendien in de proeftijd van een eerdere veroordeling en was nog geen half jaar op vrije voeten. Toch weerhield hem dit niet om zich wederom met criminele activiteiten bezig te houden. De rechtbank beslist dat hij het restant van die oude straf, nog 729 dagen, moet uitzitten.

Ook de vrouw is al eerder, in het buitenland, veroordeeld voor drugssmokkel. Sinds zij in de huidige zaak vrijkwam is haar leven zo positief gewijzigd dat de rechtbank aanneemt dat haar gedrag zich ten goede zal keren. De rechtbank koppelt aan haar voorwaardelijke straf een aantal bijzondere voorwaarden. Zo krijgt ze onder meer een meldplicht, moet ze deelnemen aan een leefstijltraining, een behandeling ondergaan voor haar verslaving en mag ze geen drugs gebruiken.'



26 januari 2017
Burgemeester mocht opnieuw gebiedsverbod opleggen aan slachtoffer liquidatiepoging

'Een Eindhovenaar mag tot half maart 2017 zijn woning niet in. De voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat de burgemeester de man opnieuw een gebiedsverbod van 3 maanden mocht opleggen vanwege de vrees voor verstoring van de openbare orde.

Voorgeschiedenis
De man was meerdere malen slachtoffer van een liquidatiepoging. In augustus vorig jaar werd hij voor de vlakbij zijn woning, midden in een woonwijk, neergeschoten en raakte hij daarbij zwaargewond. Volgens de politie begeeft de man zich in een criminele wereld waarbij vuurwapens, drugs en geweld niet worden geschuwd. De politie rapporteerde in september aan de burgemeester dat het onderzoek naar de liquidatiepoging nog in volle gang was en dat er nog geen verdachte in beeld was. Als de man terug zou keren naar zijn woning, zou er ernstige vrees zijn voor de veiligheid van de man, mogelijke andere bewoners van de woning, omwonenden en voorbijgangers. De burgemeester legde daarom een gebiedsverbod van 3 maanden op. Voor die beslissing kon de man begrip opbrengen.

In december bracht de politie opnieuw rapport uit bij de burgemeester waarin de politie aangaf dat het strafrechtelijk onderzoek naar de liquidatiepoging tot stilstand was gekomen en de man geen openheid van zaken gaf over zijn positie en zijn rol in het criminele circuit. De politie acht het aannemelijk dat de pogingen te maken hebben met zware criminaliteit. De burgemeester besloot op basis van het politierapport een nieuw gebiedsverbod van 3 maanden op te leggen. Dit keer maakte de man daar wel bezwaar tegen en stapte hij naar de voorzieningenrechter.

Volgens de burgemeester is de dreigingssituatie onveranderd en bestaat er nog steeds ernstige vrees voor de veiligheid van de man en die van andere (buurt)bewoners en voorbijgangers. Zeker nu er in de woning nog een andere persoon is ingeschreven. De burgemeester weegt ook zwaar mee dat de man weigert deel te nemen aan een beschermingsprogramma van het Openbaar Ministerie.

De man vindt het nieuwe gebiedsverbod disproportioneel. Hij leidt nu een zwervend bestaan en moet bij vrienden en kennissen vragen om een slaapplek. Hij wordt naar eigen zeggen beperkt in zijn bewegingsvrijheid en in het recht op gezinsleven, terwijl hij juist slachtoffer was van de aanslag en die aanslag niet heeft uitgelokt. De man zegt niet aan het beschermingsprogramma van het Openbaar Ministerie mee te werken, omdat hij daaraan geen enkele bescherming kan ontlenen en hij geen inzicht wenst te geven in zijn gestelde criminele activiteiten.

Oordeel
De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester een gebiedsverbod op mag leggen, ondanks dat de man het slachtoffer is van een liquidatiepoging en hij niet zelf de openbare orde heeft verstoord. De burgemeester moet de openbare orde beschermen en in dit geval het belang van de man om in zijn woning te mogen verblijven, afwegen tegen het belang van de openbare orde en de veiligheid van buurtbewoners en voorbijgangers. De dreigingssituatie was onveranderd ten opzichte van 3 maanden daarvoor, terwijl het strafrechtelijk onderzoek naar de liquidatiepoging zonder resultaat tot stilstand was gekomen. Volgens de rechter mocht de burgemeester op basis van die informatie tot het besluit komen dat er nog altijd ernstige vrees bestaat voor verstoring van de openbare orde. Hierbij mocht de burgemeester meewegen dat de man weigert mee te werken aan het beschermingsprogramma of aan het langdurig verhuren of verkopen van zijn woning. De rechter ziet dan ook geen reden om een voorlopige voorziening toe te wijzen.'



26 januari 2017
Weer 12 jaar celstraf voor doodsteken stiefvader en verwonden stiefbroer in Heerlen

'Het gerechtshof in ’s-Hertogenbosch veroordeelt een 35-jarige man uit Geleen in hoger beroep tot 12 jaar gevangenisstraf voor de doodslag op zijn stiefvader en de poging tot doodslag op zijn stiefbroer. Tijdens een ruzie op een feestje stak hij zijn familieleden met een vleesmes. De man moet naast zijn celstraf ook een schadevergoeding betalen aan de aanwezigen die avond en aan andere nabestaanden.

Verjaardagsfeestje
In juni 2013 ontstond er op een verjaardagsfeestje in een woning in Heerlen ruzie tussen de man en enkele familieleden. De man werd aangevallen door zijn stiefvader. De stiefvader hield de man hierbij in een wurggreep. De man is toen gevlucht naar de keuken en heeft daar een groot vleesmes gepakt. Hij is achter de familieleden aangegaan en heeft zijn stiefvader neergestoken. Zijn stiefbroer, die zijn vader gewond op de grond zag liggen en hem probeerde te helpen, heeft hij vervolgens met het mes verwond.

Beroep op noodweer
De man heeft gezegd dat hij uit noodweer handelde, omdat hij werd belaagd door zijn familieleden. Het hof vindt dat er geen sprake is van noodweer, omdat de man op het moment dat hij het mes pakte alweer uit de wurggreep van zijn stiefvader was. Als hij alleen met het mes gedreigd zou hebben, had deze handelwijze nog noodweer kunnen opleveren. Maar hij heeft daarna de aanval op zijn stiefvader en overige familieleden ingezet, toen zij na het zien van het mes wegvluchtten naar de galerij. Daar heeft hij zijn stiefvader de dodelijke steekwond toegebracht en is weer terug de woning in gegaan. In de woning heeft hij zijn stiefbroer, die zich inmiddels om zijn gewonde vader had bekommerd, gestoken in arm en flank. De man deed dit naar eigen zeggen omdat de stiefbroer hem had geslagen en geschopt. Maar volgens het hof heeft in dat verband niet hij, maar juist de stiefbroer gehandeld uit noodweer.

Verminderd toerekeningsvatbaar
Het hof gaat, in tegenstelling tot de rechtbank eerder, mee in de bevindingen van het psychologisch rapport waarin staat dat de man enigszins verminderd toerekeningsvatbaar is. Het hof zou een gevangenisstraf van 14 jaar passend vinden maar houdt bij de strafmaat rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de man en met dat de aanleiding van zijn gedrag was dat zijn stiefvader hem aan het wurgen was geweest. Daarmee komt het hof tot 12 jaar celstraf, gelijk aan de straf van de rechtbank eerder en aan de eis van het Openbaar Ministerie in hoger beroep.

Shockschade
De nabestaanden krijgen een schadevergoeding voor de kosten die uit het overlijden van de stiefvader zijn voortgekomen. De stiefbroer krijgt zijn medische kosten vergoed.

Aan de nabestaanden die tijdens de steekpartij aanwezig waren, wordt tevens een vergoeding voor shockschade toegekend. Ook de broer van de man, die volgens de rechtbank hiervoor niet in aanmerking kwam, krijgt van het hof deze schadevergoeding toegewezen. Hij was weliswaar niet bij de fatale steekpartij aanwezig maar is kort daarop in de gang van de woning wel met het levenloze lichaam van zijn stiefvader geconfronteerd.

Enkele nabestaanden vorderden ook smartengeld voor de pijn en het verdriet dat veroorzaakt is door het overlijden van de stiefvader. Deze vorderingen worden door het hof afgewezen, omdat de huidige Nederlandse wetgeving in de gegeven situatie daarvoor geen basis biedt.'



26 januari 2017
Tuincentrum mag carnavalskleding voorlopig blijven verkopen

'De voorzieningenrechter heeft vandaag beslist dat het tuincentrum in Venlo de verkoop van carnavalskleding niet hoeft te staken.

Waar ging de zaak over?
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo vond dat de verkoop van carnavalsartikelen in strijd is met de regels uit het bestemmingsplan. Het college sommeerde het tuincentrum daarom, na klachten van concurrenten, die verkoop te beëindigen. Zo niet, moest het tuincentrum een dwangsom betalen die kon oplopen tot € 50.000,- . Het tuincentrum maakte daartegen bezwaar en vroeg de rechter om een voorlopige voorziening te treffen.

Gewijzigd standpunt college
Tijdens de bespreking van de zaak op zitting bleek dat het college niet meer achter zijn besluit staat. Volgens het college is het nooit de bedoeling geweest de verkoop van carnavalsartikelen te verbieden. Dit is per abuis zo in het bestemmingsplan terecht gekomen. Het college zal opnieuw naar de zaak gaan kijken. Voor de voorzieningenrechter is dit nieuwe standpunt aanleiding om het verzoek toe te wijzen. Het tuincentrum mag voorlopig doorgaan met de verkoop van carnavalsartikelen.'



20 januari 2017
Ontslag van rechtsvervolging voor afvuren waarschuwingsschot

'De rechtbank Limburg heeft vandaag een 56-jarige man uit Kerkrade ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank vindt bewezen dat de man op 7 mei 2015 heeft geschoten bij een café in Sittard en daardoor waren meerdere mensen in gevaar. De rechtbank oordeelt echter dat hij handelde uit noodweer(exces).

Schieten met gevaar voor mensenlevens
Op 7 mei 2015 werden voor café Dug Out in Sittard 3 personen grof mishandeld door een groot aantal leden van motorclub Bandidos. Daarbij werd onder meer gebruik gemaakt van een boksbeugel. De rechtbank heeft op de zitting op de camerabeelden van het café zelf gezien dat er ernstig gevaar dreigde dat de drie mishandelde personen zeer zwaar lichamelijk letsel konden oplopen.

De verdachte, uitbater van dit café, heeft toen hij deze mishandelingen zag, een geladen pistool gepakt en vanuit het café één keer door de ruit naar buiten geschoten. Vóór die ruit vond de kloppartij plaats. Hierdoor had de verdachte een of meer leden van de Bandidos dodelijk kunnen raken. De rechtbank acht daarom poging doodslag bewezen.

Afschrikken met een vuurwapen
De verdachte heeft verklaard dat hij het pistool alleen maar wilde gebruiken om af te schrikken. De rechtbank acht het afschrikken met een vuurwapen in een geval als dit op zichzelf niet onredelijk. De rechtbank is echter van oordeel dat de verdachte te ver is gegaan in hóe hij heeft geschoten om af te schrikken. Schieten op een mensenmenigte is niet geoorloofd en had mensenlevens kunnen kosten. De verdachte had zijn doel ook kunnen bereiken door naar buiten te lopen en in de lucht te schieten.

Geen verwijt omdat de verdachte handelde vanuit heftige emoties
De verdachte heeft verklaard dat hij al zeer gestrest was, vervolgens in paniek is geraakt en zich machteloos voelde toen hij zag dat zijn vrienden door een overmacht van personen op zeer agressieve wijze werden mishandeld. De rechtbank acht aannemelijk dat de verdachte door heftige emoties was bevangen en dat hij daarom niet op een juiste wijze een waarschuwingsschot heeft gelost. Dat betekent dat de verdachte in dit geval niet kan worden verweten dat hij niet juist heeft gehandeld. Daarom ontslaat de rechtbank de verdachte van alle rechtsvervolging.

Bezit alarmpistool
Het tweede feit waar verdachte van wordt verdacht, namelijk het bezit van een alarmpistool (een ander pistool dan waar bij in bovenstaande situatie mee geschoten is) wordt wel bestraft. Verdachte krijgt hiervoor een geldboete van € 550. Aangezien verdachte al geruime tijd in voorarrest heeft doorgebracht voor een feit waar hij uiteindelijk geen straf voor krijgt, wordt dit in mindering gebracht op de geldboete.'



20 januari 2017
Celstraf en verplichte behandeling na mishandeling partner

'Een 53-jarige man uit Zoetermeer is door de rechtbank Midden-Nederland veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. Daarnaast moet hij zich verplicht laten behandelen. De rechtbank achtte de man schuldig aan mishandeling van zijn toenmalige partner in oktober 2016, in een woning in Utrecht.

Slaan en schoppen
De man heeft het slachtoffer tijdens een ruzie in haar gezicht geslagen, haar geduwd en haar, toen zij op de grond lag, meermalen tegen haar hoofd geschopt. Dat was niet alleen pijnlijk voor het slachtoffer, zij liep ook kneuzingen en blauwe plekken in

Behandeling
De rechtbank vindt dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw in de fout gaat. Hij is al vaker veroordeeld voor geweldsmisdrijven tegen (ex)-partners. Hij liep nog in een proeftijd na mishandeling van hetzelfde slachtoffer. Daarnaast leidt hij aan een persoonlijkheidsstoornis. De behandeling moet helpen voorkomen dat hij opnieuw in de fout gaat. De rechtbank verbond daar een lange proeftijd van 5 jaar aan: als hij binnen die vijf jaar opnieuw de fout in gaat loopt hij het risico dat hij ook de twee maanden voorwaardelijke celstraf moet uitzitten.

Contactverbod
De proeftijd geldt ook voor het contact- en locatieverbod dat de rechtbank oplegde. Hij mag geen contact opnemen met het slachtoffer en ook niet bij haar woning in de buurt komen.

Voorarrest
De man was in afwachting van zijn proces op vrije voeten gesteld. Omdat hij nog niet zijn hele straf in voorarrest heeft uitgezeten moet hij dat nu alsnog gaan doen.'



20 januari 2017
4 jaar cel voor poging tot en voorbereiding van gewapende overval op supermarkt

'De rechtbank Oost-Brabant heeft zojuist een 58-jarige man uit Eindhoven veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar voor een poging tot een gewapende overval op een supermarkt en een voorbereiding daarvan.

De verdachte ging in januari vorig jaar met een medeverdachte een supermarkt in Bakel binnen en bedreigde het personeel met een vuurwapen. Toen de filiaalmanager er vandoor ging, werd hij achtervolgd, vastgepakt en geschopt. Het slachtoffer werd vervolgens richting de supermarkt terug gesleurd door een van de overvallers. De verdachte en zijn medeverdachte maakten zich vervolgens uit de voeten omdat het alarm afging.

De verdachte was ook betrokken bij de voorbereiding van een overval op een supermarkt in Son, een week na de poging in Bakel. Hij had een bivakmuts, handschoenen, tas, vuurwapen en een gestolen auto in bezit en stond tegen sluitingstijd samen met een medeverdachte op de parkeerplaats van de supermarkt te wachten. Op enig moment reden de verdachten weg in de gestolen auto. Patrouillerende politieagenten kregen de auto in het vizier en gaven een stopteken, omdat er geen verzekeringsgegevens beschikbaar waren van de auto. De bestuurder negeerde het stopteken echter, waarna de politie de achtervolging inzette. Op hun vluchtroute gooiden de verdachte en zijn mededader handschoenen, een bivakmuts en een vuurwapen uit de auto. De rechtbank oordeelt dat de verdachte het plan had om samen met de medeverdachte de supermarkt te overvallen en dat hij daarvoor de nodige voorbereidingen had getroffen. De medeverdachte werd eerder al veroordeeld voor zijn aandeel in de poging tot gewapende overval en de voorbereiding daarvan.

De rechtbank oordeelt dat er sprake was van een planmatige aanpak, waarbij de verdachte niets aan het toeval wilde overlaten. Er vonden voorverkenningen plaats en er is gebruikgemaakt van een door een ander gehuurde auto en een gestolen auto, vermommingen en nieuwe, merkloze schoenen. Ook bedreigden de verdachte en zijn mededader medewerkers van de supermarkt in Bakel met vuurwapens. Naar de geplande overval in Son namen ze zelfs een doorgeladen wapen mee. Ze zijn er verder niet voor teruggeschrokken daadwerkelijk fysiek geweld te gebruiken op het moment dat de filiaalmanager besloot te vluchten. Daarnaast is de verdachte eerder veroordeeld, maar dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de huidige delicten te plegen. De rechtbank acht het daarom noodzakelijk om de verdachte een lange celstraf te geven om hem het verkeerde van zijn handelen te laten inzien en hem duidelijk te maken dat de samenleving dit gedrag niet tolereert. De rechtbank heeft de gevangenneming van de verdachte bevolen omdat hij op het moment van de uitspraak nog op vrije voeten was.'



20 januari 2017
Harderwijker veroordeeld voor o.a. vrijheidsberoving en diefstal

'De rechtbank veroordeelde vandaag een 27-jarige man uit Harderwijk voor de diefstal van een mobiele telefoon, vrijheidsberoving, poging afpersing en een poging zware mishandeling. De man krijgt een gevangenisstraf van 4 jaar, waarvan 2 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar.

De man heeft de telefoon van het slachtoffer afgepakt en heeft het slachtoffer vervolgens gedwongen in de auto van de man te gaan zitten. Vervolgens is hij met het slachtoffer naar zijn woning gereden. Hier heeft hij het slachtoffer gedwongen de woning binnen te gaan en op een poef te gaan zitten. Hij heeft toen het slachtoffer geschopt en geslagen en geprobeerd te dwingen tot het afgeven van geld. De Harderwijker had daarbij een mes in zijn hand en heeft met het mes in de onderarm van het slachtoffer gestoken.

Eerder veroordeeld voor geweldsdelicten
De rechtbank rekent het de man aan dat hij door het plegen van deze feiten de levenssfeer van het slachtoffer op grove wijze heeft geschonden. Hij is, enkel met het oog op zijn eigen belang, er niet voor teruggedeinsd om het slachtoffer te bedreigen en grof geweld te gebruiken. Dit getuigt van een volkomen gebrek aan respect voor andere mensen en hun welzijn. De rechtbank heeft bij de hoogte van de straf rekening gehouden met het grove karakter van het geweld dat is toegepast en met het strafblad van de man. Uit het strafblad blijkt dat de man reeds eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten. Hij laat zich daardoor kennelijk niet weerhouden van het opnieuw plegen van gewelddelicten.

Bijzondere voorwaarden
Aan de proeftijd van 3 jaar zijn een groot aantal bijzonder voorwaarden verbonden, waaronder een verplichte klinische behandeling.'



20 januari 2017
Rechter verplicht Monuta en OR om aan vakbonden informatie te verstrekken over reorganisatie

'Zowel Monuta als de ondernemingsraad (OR) moeten bepaalde inlichtingen verstrekken aan de vakbonden. Dit heeft de voorzieningenrechter vandaag bepaald in kort geding tussen de vakbonden FNV en CNV en de Monuta en de OR.

Aanleiding van het kort geding was een op handen zijnde reorganisatie bij Monuta. Hierdoor zouden alle 130 uitvaartverzorgers boventallig worden verklaard en opnieuw moeten solliciteren naar hun eigen functie. Volgens de vakbonden hadden Monuta en de OR hun niet tijdig en onvolledig geïnformeerd en weigerden zij de vakbonden te voorzien van relevante informatie. Aldus handelden Monuta en de OR in strijd met de toepasselijke CAO, de Wet op de Ondernemingsraad (WOR) en de eisen van goed werkgeverschap.

Monuta en de OR en stelden dat zij aan haar informatieplicht hebben voldaan. Zo zouden zij meerdere keren hebben geprobeerd om in gesprek te komen met de vakbonden.

De rechter oordeelt dat de OR op grond van de WOR verplicht is aan belanghebbenden informatie te verschaffen over de wijze waarop de medezeggenschapsrechten van werknemers binnen de onderneming worden ingevuld. In dit geval zijn de vakbonden ook belanghebbenden nu zij leden hebben onder de werknemers van Monuta. De te verstrekken informatie is door de rechter beperkt tot het reglement van de OR en verslagen van de OR-vergaderingen van 2016. Daarnaast heeft de rechter de werkgever, Monuta, veroordeeld om aan de vakbonden de adviesaanvraag en het door de OR gegeven advies te verstrekken. Monuta is op grond van CAO bepalingen verplicht de vakbeweging te informeren en inzicht te verstrekken over kwesties die van invloed (kunnen) zijn op de werkgelegenheid. De rechter oordeelt dat Monuta daarin tekort is geschoten. Ook had Monuta de vakbonden pas in een zeer laat stadium over haar plannen ingelicht, toen de reorganisatie al op het punt van beginnen stond. Daarmee had Monuta, aldus de rechter, de vakbonden onnodig op een informatieachterstand gezet.'



19 januari 2017
Beperking Besluit regels hoofdverblijf in dezelfde woning AOW niet in strijd met het discriminatieverbod

'De Centrale Raad van Beroep oordeelt in zijn uitspraak van 13 januari 2017 dat de beperking tot ongehuwden van het Besluit regels hoofdverblijf in dezelfde woning AOW, niet in strijd is met het discriminatieverbod.

Tussen partijen is in geschil of appellanten sinds hun huwelijk van 18 juni 2012 al dan niet zijn aan te merken als duurzaam gescheiden levend in de zin van artikel 1, derde lid, van de AOW.

Appellanten hebben te kennen gegeven niet in te zien waarom gehuwden niet onder de werkingssfeer zijn gebracht van het Besluit regels hoofdverblijf in dezelfde woning AOW, Stb. 2014, 385 (Besluit). Voor zover appellanten hebben beoogd een beroep te doen op de verdragsrechtelijke discriminatieverboden, moet vooropgesteld worden dat bedoelde discriminatieverboden niet meebrengen dat elke ongelijke behandeling van vergelijkbare gevallen verboden is, maar alleen die welke als discriminatie moet worden beschouwd omdat een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor de ongelijke behandeling ontbreekt. Daarbij verdient opmerking dat op het gebied van de sociale zekerheid aan de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid toekomt bij het beantwoorden van de vraag of gevallen al dan niet als gelijk moeten worden beschouwd, en, indien zij als gelijk worden beschouwd, of een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat om die gevallen niettemin in verschillende zin te regelen.

In de Nota van Toelichting bij het Besluit is uiteengezet dat in sommige gevallen moeilijk kan worden vastgesteld of door ongehuwden die ieder een eigen huis hebben, aan het huisvestingscriterium zoals geformuleerd in artikel 1, derde lid, onder a, van de AOW wordt voldaan. Ter vereenvoudiging van de uitvoering en ter vergroting van de duidelijkheid voor belanghebbenden wordt daarom – kort samengevat – bepaald dat niet aan het huisvestingscriterium wordt voldaan, als beide betrokkenen een zelfstandige woning vrij ter beschikking hebben waar zij staan ingeschreven en waarvoor zij zelf de kosten dragen. De doelstellingen van deze regeling – vereenvoudiging van de uitvoering en vergroting van de duidelijkheid voor betrokkenen – kan naar zijn aard alleen van toepassing zijn op ongehuwden, omdat alleen ten aanzien van hen de vraag rijst of zij met gehuwden moeten worden gelijk gesteld. Indien al sprake is van gelijke gevallen, kan daarom niet worden gezegd dat de wetgever de hem toekomende beoordelingsvrijheid heeft overschreden door het Besluit slechts van toepassing te doen zijn op ongehuwden.

Ten aanzien van het onderscheid tussen gehuwden en ongehuwd samenwonenden in het kader van sociaal-economische regelgeving wordt voorts herinnerd aan het arrest van 29 april 2008, Burden, nr. 13378/05, van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. In dat arrest is overwogen dat de situatie van gehuwden niet vergelijkbaar is met de situatie van ongehuwd samenwonenden, gelet op de bijzondere band van het huwelijk die sociale, persoonlijke en juridische gevolgen heeft.

De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter op het gebied van het sociale bestuursrecht, het ambtenarenrecht en delen van het pensioenrecht.

Dit is een nieuwsbericht op basis van de genoemde uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. Bij verschil tussen dit nieuwsbericht en de volledige uitspraak is laatstgenoemde beslissend.'



19 januari 2017
1 jaar cel voor steken van net vrijgekomen man

'Een 23-jarige man wilde in Utrecht een man zwaar lichamelijk letsel toebrengen door hem met een mes te steken in zijn bovenbeen, zo oordeelt de rechtbank Midden-Nederland. Hij wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Daarnaast krijgt hij een contactverbod met het slachtoffer en moet hij nog 3 maanden uitzitten van een eerdere veroordeling.

Geen poging tot doodslag
De verdachte wordt vrijgesproken van poging tot doodslag. Het aangetroffen letsel in de hals past niet bij een messteek richting hals. Daarnaast verklaart het slachtoffer wisselend over de wijze waarop hij is gestoken, terwijl hij als enige verklaart over steken richting hals. De rechtbank is wel van oordeel dat de verdachte met zijn gedrag geprobeerd heeft om het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Het steken in het bovenbeen heeft een slagaderlijke bloeding met ernstig bloedverlies als gevolg gehad.

Sms berichten
In de telefoon van de verdachte zijn sms-berichten aangetroffen waarin wordt gezegd “Kan mij niks ik maak hem dood”. De rechtbank houdt er dan ook ernstig rekening mee dat verdachte weer een ernstig misdrijf zal begaan en legt daarom het contactverbod direct op.'



19 januari 2017
Cocaïnesmokkelaars moeten in totaal 2,5 miljoen euro terugbetalen

'Zeven mannen die in december 2016 zijn veroordeeld voor grootschalige cocaïnetransporten naar het Verenigd Koninkrijk moeten in totaal 2,5 miljoen euro terugbetalen aan de Staat, zo oordeelt de Rechtbank Midden-Nederland. De groep werd veroordeeld voor het vervoeren van 9 ladingen drugs in een geprepareerde rol staal op een vrachtwagen in 2015.

Leider en chauffeur
De rechtbank bepaalt op basis van het dossier hoeveel de zeven mannen verdiend hebben met de drugstransporten. Een 30-jarige man die een leidende rol had in de organisatie moet, met ruim 1,5 miljoen euro, het grootste bedrag terugbetalen aan de staat. De 51-jarige Britse chauffeur van de vrachtwagen moet 860.000 euro terugbetalen. '



19 januari 2017
Geen rectificatie NRC over banden podologen en Noorse Broeders

'Dagblad NRC hoeft een artikel over banden tussen stichting LOOP, een beroepsorganisatie voor podologen, en geloofsgemeenschap Christelijke Gemeente Nederland (CGN) niet te rectificeren. In het artikel stelt de krant onder meer dat er banden zijn tussen de stichting en de geloofsgemeenschap, die ook wel bekend staat als de Noorse Broeders. De voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel oordeelt dat de inhoud van het artikel voldoende is onderbouwd.

Geldstromen
In het artikel, dat op 17 november 2016 werd gepubliceerd, staat onder meer dat er geldstromen zijn tussen stichting LOOP en de Noorse Broeders. Ook zouden leden van het kerkgenootschap gratis werken voor een aan CGN gelieerde organisatie, waar de stichting gebruik van maakt. Die stichting vroeg de rechter om de krant te bevelen een rectificatie te plaatsen, omdat de beschuldigingen in het artikel volgens haar niet voldoende onderbouwd zijn. Ook zou de krant niet op de juiste wijze hoor en wederhoor hebben toegepast.

Journalistieke vrijheid
Bij het beoordelen van de zaak maakt de rechter een afweging tussen de journalistieke vrijheid van de krant en het recht op bescherming van de eer en goede naam van de stichting en haar bestuurders. De rechter oordeelt dat de inhoud van het artikel voldoende steun vindt in het feitenmateriaal dat de krant tot haar beschikking had. Zo zijn diverse passages in het artikel onderbouwd met correspondentie van de bestuurders van de stichting, die in handen is van de krant. De krant heeft de stichting bovendien voldoende kans gegeven om te reageren op de inhoud van het artikel. De publicatie van het artikel was daarom niet onrechtmatig.'



19 januari 2017
Man veroordeeld voor smaad en verspreiden naaktfoto’s van ex-vriendin

'Een 31-jarige man uit Bakel is door de rechtbank Oost-Brabant veroordeeld tot een taakstraf van 150 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand voor smaad en aantasting van de eer en goede naam van zijn ex-vriendin.

De vrouw stuurde tijdens haar relatie met de verdachte naaktfoto’s naar hem toe. Nadat de vrouw hun relatie in december 2013 verbrak, verspreidde de man deze foto’s via Facebook onder haar collega’s en vrienden. Ook printte hij de foto’s en stuurde die met de post naar buurtbewoners van de vrouw.

Het slachtoffer heeft door het gebeuren veel schaamte en stress ervaren en durfde zich niet meer te vertonen bij collega’s, vrienden en familie. Ook heeft zij door dit alles haar baan verloren. Hoewel de verdachte is aangesproken op zijn gedrag, ging hij desondanks toch door met het verspreiden van de foto’s. De smaad was bovendien specifiek gericht op de directe sociale omgeving van het slachtoffer. Verder rekent de rechtbank het de verdachte aan hij heeft gekozen voor verspreiding via Facebook en de inherente risico’s op verdere verspreiding. Dit alles maakt dat de rechtbank een zwaardere taakstraf oplegt dan de officier van justitie eiste, omdat zij een taakstraf van 60 uur te licht vindt. Daarnaast is een voorwaardelijk celstraf volgens de rechtbank nodig om de verdachte ervan te weerhouden opnieuw de fout in te gaan. De rechtbank veroordeelt de verdachte daarnaast tot betaling van een schadevergoeding van 1.750 euro aan het slachtoffer.'



19 januari 2017
Hoe bepaalt de rechter zijn straf?

'6 vragen en antwoorden
Rechters omzeilen de wet door het taakstrafverbod te negeren, kopten verschillende media vandaag. De rechters vinden zelf van niet. Hoe zit dat, en hoe beslist een rechter eigenlijk welke straf het beste past? 7 vragen en antwoorden.

Wat beogen rechters als ze een straf opleggen?
Met het opleggen van een straf beoogt een rechter verschillende dingen: vergelding voor het leed dat is berokkend (genoegdoening voor het slachtoffer of nabestaanden), afschrikking (om anderen ervan te weerhouden strafbare feiten te plegen), bescherming van de samenleving (tegen gevaarlijke criminelen), maar ook ‘resocialisatie’. Een dader moet niet alleen gestraft worden, ook willen justitie en de rechterlijke macht voorkomen dat daders opnieuw een strafbaar feit plegen.

Wat wegen rechters allemaal mee bij het opleggen van een straf?
Rechters willen, zoals gezegd, met hun straf het liefst voorkomen dat iemand opnieuw in de fout gaat, dit is voor iedereen het beste. Ze doen dat door maatwerk te leveren als ze een straf opleggen. Rechters kijken niet alleen naar het gepleegde misdrijf, maar ook naar de persoon van de verdachte, de omstandigheden waaronder hij het feit heeft gepleegd en de impact op het slachtoffer. Als je dat meeweegt, is gevangenisstraf niet altijd de beste oplossing. De kans is groot dat de veroordeelde zijn baan verliest, zijn opleiding afbreekt, zijn huis kwijtraakt en relatieproblemen krijgt. Als hij vrijkomt, heeft hij niets om op terug te vallen. Dat vergroot de kans dat hij opnieuw op het slechte pad komt. Dat is slecht voor hem, maar ook de samenleving heeft er belang bij dat dat niet gebeurt.

Een taakstraf voor ernstige misdrijven, gebeurt dat?
Voor ernstige misdrijven legt de rechter gevangenisstraf op. De behoefte aan vergelding speelt dan een grote rol. Na een lichter vergrijp van iemand die nog nooit eerder een misstap heeft begaan, kan een taakstraf meer voor de hand liggen. Ook andere omstandigheden kunnen daarvoor bepalend zijn. Bijvoorbeeld dat iemand zijn leven inmiddels helemaal heeft omgegooid en grote spijt heeft van zijn misdrijf. Is de rechter daarvan overtuigd, dan kan hij voor een taakstraf kiezen om die gunstige ontwikkeling niet te doorbreken. Dit is dan wel vaak in combinatie met een voorwaardelijke celstraf, als stok achter de deur.

Maar een taakstraf stelt toch niks voor?
Dat zien rechters anders. Wie een forse taakstraf krijgt, moet in zijn vrije tijd aan het werk en kan er niet omheen zijn omgeving in te lichten over wat er aan de hand is.

Waarom heeft de wetgever dan een taakstrafverbod ingevoerd?
Politici hebben besloten dat voor ernstige zeden- en geweldsmisdrijven een taakstraf niet voldoende is. Een taakstraf mag in deze gevallen wel, maar alleen in combinatie met onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Dan mogen rechters dat toch niet omzeilen?
Klopt, rechters moeten de wet uitvoeren. Dat doen ze ook. Maar ze blijven zoeken naar de straf die het beste effect sorteert voor dader, slachtoffer en samenleving. Voor een ernstig zedendelict zoaIs verkrachting leggen rechters gemiddeld 24 maanden gevangenisstraf op. Maar er zijn ook zedendelicten, bijvoorbeeld aanranding, waarvoor, alle omstandigheden in aanmerking genomen, een taakstraf voldoende kan zijn. Rechters houden dan de celstraf, die ze volgens de wet óók moeten opleggen, zo kort mogelijk. Bijvoorbeeld 1 dag, of de tijd die iemand al in voorarrest heeft gezeten.

Is hier een voorbeeld van?
Rechter Elianne van Rens gaf vandaag in het Algemeen Dagblad een voorbeeld van zo’n zaak: ‘Ik heb dat bijvoorbeeld gedaan bij een jongen van 23 die tijdens het stappen onder invloed van drank een meisje in de billen kneep en een tongzoen gaf. Dat was voor het meisje heel vervelend, maar de gevolgen vielen mee. Deze jongen had geen strafblad, zat in een opleiding en was enorm geschrokken. Er zouden een heleboel dingen mis zijn gegaan als hij de gevangenis was ingegaan. Je komt daar gewoon veel slechter uit.''



19 januari 2017
Bossche vrouw krijgt taakstraf en moet broer helft van erfenis betalen

'De rechtbank Oost-Brabant heeft een 54-jarige vrouw uit ’s-Hertogenbosch veroordeeld voor verduistering van geld uit de erfenis van haar vader. Ze krijgt hiervoor een taakstraf van 60 uur en moet haar broer een schadevergoeding betalen van bijna 35.000 euro, de helft van het geldbedrag.

De vrouw opende kort voor het overlijden van haar vader in september 2012 een gezamenlijke rekening. Enkele dagen na het overlijden van vader werd zijn spaargeld van ruim 72.000 op deze rekening gestort, waarna de vrouw dit bedrag contant opnam en, volgens haar eigen verklaring, in de kist legde waarin haar vader de volgende dag werd gecremeerd. De broer van de vrouw, die samen met haar enig erfgenaam was in de nalatenschap van hun overleden vader, werd hier buiten gehouden en wist van niks.

Volgens het Openbaar Ministerie maakte de vrouw zich hiermee schuldig aan diefstal van de ruim 72.000 euro. De rechtbank oordeelt dat zij als erfgenaam gerechtigd was het geld op te nemen en onder zich te houden voor de afwikkeling van de boedel. Ze wordt daarom vrijgesproken van diefstal. Wel wordt de vrouw veroordeeld voor verduistering. Ze eigende zich het geld dat zij als erfgenaam beheerde namelijk toe door als heer en meester over dat geld te beschikken toen zij dat geld volgens eigen verklaring voorafgaand aan de crematie in de kist legde.

Naast een taakstraf moet de vrouw ook een schadevergoeding aan haar broer betalen omdat hij als erfgenaam door het handelen van de vrouw zijn aandeel in het verduisterde bedrag is misgelopen.

De rechtbank legt dezelfde straf op als de officier van justitie eiste. Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank er onder meer rekening mee dat de vrouw misbruik maakte van de vertrouwenspositie waarin haar vader haar had geplaatst waardoor de belangen van haar broer aanzienlijk zijn geschaad.'



19 januari 2017
Controleur studiefinanciering onbevoegd als hij in dienst is van werkmaatschappij

'De Centrale Raad van Beroep oordeelt in zijn uitspraak van 4 januari 2017 dat onder de aanwijzing alleen personen vallen die – op basis van een arbeidsovereenkomst – in dienst zijn bij [BV 1] en niet ook de personen die in dienst zijn bij werkmaatschappijen van die rechtspersoon.

Bij besluit van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 19 april 2012, heeft de minister personen, werkzaam bij [BV 1] vanaf 1 januari 2012 belast met het toezicht bedoeld in artikel 1.5 van de Wsf 2000.

De Raad heeft in zijn uitspraak van 2 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4192, geoordeeld dat artikel 9.1a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wsf 2000 in verbinding met artikel 5:11 van de Awb, en de bij die bepalingen horende wetsgeschiedenis, bezien in samenhang met de in de praktijk gegeven sturing door de minister aan de controleurs en de afwezigheid van een commercieel belang bij het resultaat van de controle door de gekozen bezoldigingsafspraken, een voldoende wettelijke grondslag biedt om werknemers van een private partij te belasten met het toezicht op de naleving van artikel 1.5 van de Wsf 2000. Dit betekent dat de minister een besluit tot herziening van de uitwonendenbeurs in een thuiswonendenbeurs in beginsel mag baseren op de resultaten van een huisbezoek dat is verricht door deze personen.

De controleurs in dit geding waren ten tijde van het huisbezoek niet werkzaam bij [BV 1] , maar bij een van haar werkmaatschappijen, zodat zij niet vallen onder het bereik van het in 4.2 genoemde aanwijzingsbesluit. Reeds daarom waren de controleurs op dat moment niet bevoegd tot het houden van toezicht op de naleving van artikel 1.5 van de Wsf 2000.

Hieruit volgt dat het huisbezoek op 1 oktober 2013 is verricht door onbevoegde controleurs en dat de bevindingen van dat huisbezoek als bewijs ontoelaatbaar zijn.

De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter op het gebied van het sociale bestuursrecht, het ambtenarenrecht en delen van het pensioenrecht.

Dit is een nieuwsbericht op basis van de genoemde uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. Bij verschil tussen dit nieuwsbericht en de volledige uitspraak is laatstgenoemde beslissend.'



19 januari 2017
Hof heeft ander oordeel over woz-beschikking (na aardbeving) dan rechtbank

'Op 16 augustus 2012 vond bij Huizinge, gemeente Loppersum, een aardbeving plaats met een kracht van 3,6 op de schaal van Richter. Drie eigenaren van woningen in het aardbevingsgebied maakten bezwaar tegen hun woz-beschikkingen voor 2013. Twee van die woningen hebben schade geleden door de aardbeving. In een van beide gevallen is die schade door de NAM vergoed.

De waarde in de woz-beschikkingen was vastgesteld naar de toestand op de waardepeildatum 1 januari 2012. Volgens de belanghebbenden moet de gemeente bij die waardebepaling rekening houden met de gevolgen van de aardbeving die op 16 augustus van dat jaar heeft plaatsgevonden.

Volgens de Wet waardering onroerende zaken moet rekening worden gehouden met de staat van de onroerende zaak op de waardepeildatum, tenzij die toestand wijzigt als gevolg van, onder meer, vernietiging. Hetzelfde geldt als de onroerende zaak een verandering in waarde ondergaat als gevolg van een andere, specifiek voor de onroerende zaak geldende, bijzondere omstandigheid. In die gevallen geldt de waarde naar de toestand bij het begin van het volgende jaar, in dit geval 1 januari 2013.

Oordeel van de rechtbank
De rechtbank Noord-Nederland heeft geoordeeld dat geen sprake was van een dergelijke bijzondere omstandigheid, en dat de waarde moet worden vastgesteld naar de toestand op 1 januari 2012, maar dat wel rekening moet worden gehouden met de op die datum bestaande bodemgesteldheid en de daaruit voortvloeiende waardebeïnvloedende factoren. De rechtbank kende een afwaardering toe van 10 percent, die als richtlijn kan dienen voor de in het aardbevingsgebied liggende woningen. Ook oordeelde de rechtbank dat fysieke schade niet tot een lagere waarde leidt in gevallen waarin de schade door de NAM wordt vergoed.

In alle zaken gingen zowel belanghebbende als de heffingsambtenaar in hoger beroep.

Waardevermindering door aardbeving
Het gerechtshof komt tot een ander oordeel dan de rechtbank. Voor de woningen die schade hebben opgelopen, is sprake van gedeeltelijke vernietiging. De staat van de woningen is dus gewijzigd, en daarom moet rekening worden gehouden met een waardevermindering door de aardbeving. Die waardevermindering bestaat uit de schade, door het hof geschat op € 10.000, een imagoschade van 5 percent, en een rompslompschade van € 2.500. Voor de waardevermindering maakt het niet uit of de schade aan de eigenaar is vergoed of nog zal worden vergoed. Voor de woning die geen schade heeft opgelopen, houdt het hof geen rekening met de gevolgen van de aardbeving, omdat de staat van de woning niet is gewijzigd. Ook acht het hof geen andere, specifiek voor de woning geldende, bijzondere omstandigheid aanwezig die tot een waardevermindering zou moeten leiden.'



19 januari 2017
Kalveren mochten worden gedood

'Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) oordeelt vandaag dat de Nederlandse voedsel- en warenautoriteit (NVWA) terecht besloot enkele honderden vleeskalveren uit de handel te nemen. De NVWA trof deze maatregel nadat in de urine van een aantal kalveren sporen van het verboden geneesmiddel furazolidon waren aangetroffen.

Het CBb oordeelt dat de urinemonsters de aanwezigheid van furazolidon voldoende bewijst. Dat is genoeg reden om de maatregel te treffen; de NVWA hoeft daarvoor niet oorsprong van de besmetting na te gaan en evenmin geldt daarvoor als voorwaarde dat de veehouders het medicijn bewust hebben toegediend. De NVWA is niet verplicht de veehouders compensatie voor de financiële gevolgen van de maatregel te bieden.'



18 januari 2017
Ondernemingskamer handhaaft Wakkie als tijdelijk bestuurder van ZED+

'In de zaak ZED+ heeft de Ondernemingskamer vandaag uitspraak gedaan op verzoeken van partijen tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen en het beëindigen of wijzigen van eerder getroffen onmiddellijke voorzieningen.

De uitspraak houdt in dat de positie van mr. P.N. Wakkie als door de Ondernemingskamer benoemde tijdelijk bestuurder van ZED+ gehandhaafd wordt. De Ondernemingskamer ziet in het functioneren van Wakkie als tijdelijk bestuurder van ZED+ geen aanleiding hem te vervangen.

Begeleiden verkoopproces
Omdat alle partijen het erover eens zijn dat verkoop van (de onderneming van) ZED+ moet worden nagestreefd, is de taak van Wakkie als tijdelijk bestuurder vooral het faciliteren en begeleiden van het biedingsproces.

Beheerder van aandelen
De Ondernemingskamer heeft voorts een tijdelijke beheerder van alle aandelen in ZED+ benoemd. Deze beheerder, die nog in persoon moet worden aangewezen, oefent de stemrechten van alle aandelen uit in de aandeelhoudersvergadering van ZED+. Met deze maatregel wordt beoogd dat op korte termijn kan worden besloten over verkoop zonder dat één van de aandeelhouders die transactie kan frustreren.

Raad van commissarissen
De Ondernemingskamer heeft tijdelijk de bevoegdheden van de raad van commissarissen van ZED+ beperkt en overgedragen aan de beheerder. De Ondernemingskamer heeft om die reden de benoeming van F.H. Schreve als tijdelijk commissaris beëindigd. Die functie is door de getroffen maatregel overbodig geworden.

Recent nieuws over Wakkie
Op de terechtzitting van 22 december 2016 heeft de Ondernemingskamer aangekondigd uiterlijk op 19 januari 2017 uitspraak te doen in verband met een aandeelhoudersvergadering op 20 januari 2017. De beslissing van vandaag is gebaseerd op wat partijen tot en met deze terechtzitting naar voren hebben gebracht. Recente berichtgeving in de pers dat Wakkie is gehoord of verhoord door de Spaanse politie valt daarbuiten.

Onderzoek
Het door de Ondernemingskamer in november 2014 gelaste onderzoek naar het beleid van ZED+ is voltooid. Het onderzoeksverslag is niet openbaar. De Ondernemingskamer zal later dit jaar oordelen over de vraag of er bij ZED+ wanbeleid is geweest.'



18 januari 2017
Meer rechtszaken door ruimere bevoegdheid kantonrechter

'Verhoging competentiegrens tot 25 duizend euro in 2011 geëvalueerd
De verruiming van de bevoegdheid van de kantonrechter heeft geleid tot ongeveer 25 procent meer rechtszaken met een belang tussen 5 duizend en 25 duizend euro. Dit blijkt uit het eindrapport over de evaluatie van de competentiegrensverhoging U verlaat Rechtspraak.nl (Rijksoverheid.nl) in 2011. Toen werd de zogenoemde competentiegrens voor zaken waar de kantonrechter over mag beslissen, verhoogd van 5 duizend naar 25 duizend euro. De kantonrechter behandelt onder meer arbeidszaken, huurzaken en consumentenkoopzaken.

Spelregels
Zaken met een financieel belang van meer dan 5 duizend euro werden tot 2011 door de handelsrechter behandeld. Bij de handelsrechter gelden andere spelregels dan bij de kantonrechter. Zo is het bij de kantonrechter niet verplicht een advocaat in te schakelen. Ook mogen sommige onderdelen bij de kantonrechter mondeling worden gedaan en hoeft een verweerder geen griffierecht te betalen. Het effect van deze aanpassingen is nu onderzocht.

Conclusies
Er blijken sinds de verandering van de competentiegrens 20 tot 25 procent meer rechtszaken te zijn met een financieel belang tussen 5 duizend en 25 duizend euro. Deze zaken zouden dus niet aan de handelsrechter zijn voorgelegd. Het is niet mogelijk om te zeggen of dit volledig komt door de aanpassing van de competentiegrens, omdat tegelijkertijd de griffierechten voor deze zaken werden verlaagd (met maximaal 314 euro). Een tweede conclusie is dat het percentage zaken waarin geen verweer wordt gevoerd (verstekzaken), daalde van 62 naar 47 procent. Verder is de rechtsgang via de kantonrechter goedkoper: eisers waren in de oude situatie 3 duizend euro kwijt, in de nieuwe situatie is dat nog duizend euro.

Gevolgen
In de politieke discussie over de verhoging van de competentiegrens was veel aandacht voor de vraag wat de gevolgen zouden zijn van het feit dat mensen niet langer verplicht gebruik hoeven te maken van een advocaat. Zorgen waren er over de kwaliteit van de rechtshulp. Daarom is ook dit onderzocht. Hoewel de kwaliteit van de rechtshulp is gedaald, blijkt de tevredenheid van de rechtzoekenden over de ontvangen rechtshulp toegenomen. De verklaring is, volgens de onderzoekers, waarschijnlijk het feit dat mensen nu vrij zijn om te kiezen of ze hulp inroepen en zo ja van wie. In de oude situatie waren ze verplicht een advocaat in te schakelen.

Rechtvaardiger
De rechtsgang wordt, tot slot, als ‘rechtvaardiger’ beoordeeld. Dit treedt vooral op bij verliezende partijen: ze voelen zich beter geïnformeerd, beter gehoord en beter behandeld. ‘Het wordt wel als een ultieme taak van de rechter gezien de verliezende partij te overtuigen van zijn ongelijk. In dat licht is de bevinding dat met name bij verliezende partijen de ervaren procedurele rechtvaardigheid is toegenomen, een hoop gevende bevinding’, aldus de onderzoekers. '



18 januari 2017
Opnieuw veroordelingen voor illegale dierenhandel

'Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, heeft in hoger beroep drie verdachten veroordeeld wegens illegale handel in vooral uitheemse diersoorten en deelneming aan een criminele organisatie.

Aan de verdachte die hierbij een hoofdrol heeft gehad, is een gevangenisstraf van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk opgelegd met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast heeft het hof deze verdachte een voorwaardelijke ontzetting uit het beroep dierenhandelaar opgelegd.

De tweede verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

De derde verdachte kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf van 180 uur.

Oordeel van de rechtbank
De rechtbank legde eerder bij verdachte een en drie dezelfde straf op als het hof, maar met een proeftijd van 3 jaar in plaats van 2 jaar. Verdachte twee werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen waarvan 129 voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar.

De eis
De AG heeft bij alle drie de verdachten dezelfde eis neergelegd als de OvJ dat bij de rechtbank deed.
Bij de eerste verdachte een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk en een voorwaardelijke ontzetting uit het beroep van dierenhandelaar voor de duur van 1 jaar. Bij de tweede verdachte een gevangenisstraf van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk en bij de derde verdachte een gevangenisstraf van 1 maand voorwaardelijk en een taakstraf voor de duur van 240 uur.

Grote schaal
Naar het oordeel van het hof heeft de hoofdverdachte zich op verschillende manieren op vrij grote schaal schuldig gemaakt aan - kort gezegd - illegale handel in vooral uitheemse diersoorten, in het bijzonder katachtigen en vogels.

Verdachte heeft meegedaan met de verkoop en levering van een aantal amoerpanters, ringstaartmaki’s, en tigons/lijgers aan een persoon of meer personen in de Verenigde Arabische Emiraten. Verdachte heeft niet alleen het transport van voornoemde dieren naar Dubai geregeld, maar hij heeft deze dieren vervolgens ook met de hulp van een medeverdachte- die in Dubai woonachtig was - in de Verenigde Arabische Emiraten verkocht. Uit de verschillende tapgesprekken tussen verdachte en de medeverdachte blijkt dat zij spraken over het vinden van klanten voor deze dieren en het bijbehorende verkoopbedrag. Voorts heeft de hoofdverdachte twee caracals binnen Europa onder zich gehad en ten verkoop aangeboden.

Deze verdachte heeft verder grote aantallen vogels die grotendeels in het wild waren gevangen via Turkije en Bulgarije ingevoerd. Hij kocht de partijen van een handelaar in Turkije. Vervolgens werden deze vogels in opdracht van verdachte via Bulgarije binnen de Europese Unie gebracht, waarna de vogels naar verdachte werden vervoerd. Hierbij werd uitgebreid gefraudeerd met papieren. Zo gaven de bij de transporten gevoegde documenten niet de werkelijke herkomst van de vogels weer om op die manier - zo begrijpt het hof - te verdoezelen dat de vogels uit het wild afkomstig waren.

Er is ook gehandeld in vogels die bestemd waren voor dierentuinen. Nadat de zending was aangekomen op Schiphol werden de tot deze zending behorende vogels via Nederland naar Sofia Zoo in Bulgarije vervoerd. Daarna werden deze vogels vanaf deze Bulgaarse dierentuin over de weg naar verdachte in Nederland vervoerd. Door op voornoemde wijze misbruik te maken van de zogenoemde “dierentuinvrijstelling”, kon verdachte deze vogels vervolgens in Nederland verkopen.

Misbruik van vrijstellingsregeling
Verder is misbruik gemaakt van een vrijstellingsregeling voor vogels die bedoeld is voor - kort gezegd - huisdieren bij verhuizing van hun eigenaar. Dit vond plaats door telkens verschillende vogels per vliegtuig te (laten) verzenden waarbij per (in elk geval) vijf vogels een begeleider aanwezig was. Deze begeleider, die nooit de eigenaar was van de vogels, werd daarvoor betaald door verdachte dan wel door de medeverdachte. Na aankomst in Nederland werden deze vogels - onder meer - door verdachte verkocht. Van transport van een eigenaar met zijn of haar huisdier(en), waarvoor deze vrijstellingsregeling is bedoeld, was absoluut geen sprake.

Klaarblijkelijk om de illegale praktijken aan het zicht te onttrekken, ontbreken delen van de administratie en zijn documenten vervalst. Het hof acht aannemelijk dat de illegale handel gericht was op het behalen van aanzienlijke winsten.

Criminele organisatie
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan deelneming aan een criminele organisatie, die zich schuldig maakte aan (onder meer) voornoemde misdrijven. De hoofdverdachte, die net als de medeverdachte dierenhandelaar is, fungeerde als spin in het web binnen deze organisatie. Hij heeft de beschikking over een uitgebreid netwerk voor de wereldwijde handel in dieren waarop hij telkens een beroep deed.

Naast het voorgaande heeft verdachte in enkele gevallen dieren niet goed verzorgd.

Ernstige feiten
Het hof acht in het bijzonder op grond van de feiten die betrekking hebben op de handel in uitheemse diersoorten de oplegging van een gevangenisstraf met een aanzienlijk onvoorwaardelijk deel onontkoombaar en een - zij het voorwaardelijke - (bijkomende) straf van ontzetting uit het beroep van dierenhandelaar. Mede vanuit het oogpunt van generale preventie acht het hof de oplegging van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf in de gegeven omstandigheden aangewezen. De bescherming van die diersoorten tegen illegale handel is mondiaal van groot belang. Bovendien brengen de onrechtmatige manieren waarop die handel in de onderhavige zaak (mede door verdachte) heeft plaatsgevonden, gezondheidsrisico’s mee. Verdachte heeft zich niet bekommerd om deze risico’s. De schaal waarop één en ander heeft plaatsgevonden is - met name wat betreft vogels - groot. De wijze waarop de hoofdverdachte en de medeverdachten te werk zijn gegaan, is te kwalificeren als geraffineerd, professioneel, goed georganiseerd en doortrapt. Verdachte heeft hierbij een hoofdrol gehad. De handel was erop gericht zo veel mogelijk winst te behalen. Om het welzijn van de dieren heeft verdachte zich niet bekreund. Dat blijkt ook duidelijk uit een aantal zich in het dossier bevindende tapgesprekken. Het hof houdt ten nadele van verdachte rekening met de omstandigheid dat hij geen blijk heeft gegeven van enig inzicht in het laakbare van zijn handelen. Zoals de rechtbank heeft overwogen: “Het lijkt verdachte niet te interesseren of hij handelt in vogels die in het wild gevangen zijn. Als verdachte kan doen voorkomen dat de vogels niet in het wild gevangen zijn, vindt hij dit voor zijn handel voldoende”.

Ten nadele van de hoofdverdachte neemt het hof voorts in aanmerking het feit dat hij blijkens zijn strafblad eerder onherroepelijk is veroordeeld voor delicten als deze, zij het op aanzienlijk minder grote schaal.

Geen strafvermindering
Met de rechtbank ziet het hof geen reden tot strafvermindering op grond van schending van het recht op berechting binnen een redelijke termijn. Op grond van de ingewikkeldheid van de zaak, waaronder de omvang van de zaak en de complexiteit van het opsporingsonderzoek en de uitvoerigheid van de behandeling van de zaak in eerste aanleg, is de ruime periode die de berechting bij de rechtbank en bij het hof heeft gevergd, gerechtvaardigd. Daarbij is nog van belang dat er in eerste aanleg en in hoger beroep op verzoek van de verdediging nog verschillende getuigen zijn gehoord.'



18 januari 2017
Celstraf voor vrouw na verduistering van bijna 380.000 euro

'De rechtbank Oost-Brabant heeft een 44-jarige vrouw uit Nuenen veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. Ze verduisterde over een periode van 7 jaar geld van haar werkgevers en kocht hier onder meer een auto en een tuinhuis van.

De vrouw werkte tussen 2008 en 2013 als administratief medewerker bij een Eindhovens bedrijf en sluisde geld door naar haar eigen rekening. Hier werd ze betrapt en ontslagen. Bij haar nieuwe werkgever in Son en Breugel verduisterde ze vanaf 2013 ook nog eens jarenlang geld. In totaal verduisterde ze op die manier bijna 380.000 euro. Naast de auto en een tuinhuis zou de vrouw volgens het Openbaar Ministerie ook nog een camper hebben gekocht van dit geld. De rechtbank oordeelt dat hiervoor niet voldoende bewijs is en spreekt haar daarom vrij van het witwassen van dit deel van het geld.

De rechtbank rekent het de vrouw zwaar aan dat zij, nadat ze werd betrapt bij het eerste bedrijf, opnieuw geld heeft verduisterd bij haar volgende werkgever. Ze ging daarbij zeer berekenend te werk en nam telkens weer de beslissing geld te verduisteren. Anderzijds weegt de rechtbank mee dat ze psychische problemen heeft en dat ze hulpverlening moest inschakelen voor haar kinderen. Bovendien werkte ze mee aan terugbetaling van een deel van de verduisterde geldbedragen. De rechtbank koppelt aan de voorwaardelijke celstraf een aantal bijzondere voorwaarden met een proeftijd van 3 jaar om de kans op herhaling te verkleinen. Zo moet de vrouw meewerken aan een ambulante behandeling voor haar psychische problemen, deelnemen aan een hulpverleningstraject en krijgt ze reclasseringstoezicht.'



18 januari 2017
In hoger beroep 7 jaar celstraf en TBS voor doden echtgenote en poging doodslag zoon

'Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft een 45-jarige man uit Reek veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 jaar en TBS met dwangverpleging voor de doodslag op zijn vrouw en een poging tot doodslag op zijn destijds 12-jarige zoon. De gevangenisstraf is gelijk aan de eis van het Openbaar Ministerie, maar hoger dan de 4 jaar die de rechtbank Oost-Brabant eerder oplegde. Het hof rekent het de man aan dat hij onverantwoorde risico’s heeft genomen en daardoor in een delirium is geraakt dat leidde tot zijn geweldsuitbarsting.

Delirium
Op 28 april 2013 kreeg de man een delirium: hij hoorde in zijn hoofd een stem die zei dat de wereld zou vergaan en dat iedereen dood moest. Hij heeft vervolgens in een geweldsuitbarsting zijn vrouw meerdere keren in haar hals gestoken waardoor zij korte tijd later is overleden. Ook heeft hij zijn zoon zwaar verwond door hem met zijn hoofd tegen een ruit van een schuifpui te gooien en met een keukenlade op zijn hoofd te slaan.

Antidepressiva
De verdediging vindt dat de geweldsuitbarsting en de gevolgen daarvan niet aan de man verweten kunnen worden. Het delirium zou veroorzaakt zijn door het gebruik van antidepressiva in combinatie met een genetische afwijking. Het hof vindt dit, na het horen van 7 deskundigen, niet aannemelijk. Volgens het hof heeft de man onverantwoorde risico’s genomen en heeft hij hiermee een belangrijke bijdrage geleverd aan het ontstaan van het delirium. Zo is hij het antidepressivum zonder overleg met een arts verder gaan afbouwen, ondanks de toename van psychische klachten. Ook heeft hij de dag voor de geweldsuitbarsting een grote hoeveelheid alcohol gedronken. De man is gewaarschuwd voor alcoholgebruik in combinatie met medicatie maar heeft dit genegeerd. Door dit onverantwoorde gedrag vindt het hof dat er geen sprake is van volledige ontoerekeningsvatbaarheid. Wel is er volgens het hof sprake van een sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid.

Onherstelbaar leed
Het hof heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid en de gevolgen voor de nabestaanden. De man heeft zijn kinderen een diep en onherstelbaar leed toegebracht. Hij heeft hen op gewelddadige wijze hun moeder afgenomen De kinderen hebben gezien dat hun vader geweld gebruikte tegen hun moeder en zij hebben nog geprobeerd om hun moeder te bevrijden. Zij zullen het verlies van hun moeder heel hun leven met zich mee moeten dragen. Ook aan de andere nabestaanden is diep en onherstelbaar leed toegebracht.

Naast de gevangenisstraf krijgt de man TBS met dwangverpleging opgelegd. Hij moet ook een schadevergoeding van in totaal ruim 55.000 euro betalen aan zijn kinderen en de zus van zijn vrouw.'



18 januari 2017
Haagse hof spreekt naaktlopers Delftse Hout vrij

'De verdachten die werden vervolgd voor naaktrecreatie medio 2013 in de Delftse Hout zijn vrijgesproken. Dat heeft het gerechtshof Den Haag vandaag beslist. Een eerdere vrijspraak door het Haagse hof was door de Hoge Raad vernietigd, waarna het hof een nieuwe beslissing moest geven. Ook nu komt het hof tot een vrijspraak.

De naaktrecreatie vond plaats op een deel van een ligweide, dat in het verleden specifiek was aangewezen als plek voor naaktrecreatie. Het hof heeft geoordeeld dat deze plek, hoewel nu niet meer officieel daarvoor aangewezen, medio 2013 niet kon worden aangemerkt als een voor naaktrecreatie ongeschikte plaats.'



12 januari 2017
Weigering pgb onterecht als uitwonend kind geen mantelzorg wil bieden

'De Centrale Raad van Beroep heeft op 11 januari 2017 geoordeeld dat de gemeente Etten-Leur het persoonsgebonden budget (pgb) van betrokkene ten onrechte had beëindigd omdat van haar uitwonende dochter mocht worden verwacht dat zij als mantelzorger haar moeder zou helpen bij het huishouden. De gemeente mag van de dochter niet eisen dat zij de huishoudelijke hulp onbetaald verricht. Ook mag de gemeente bij de vaststelling van het recht op een voorziening er niet vanuit gaan dat de dochter de zorg onbetaald zal willen leveren.

Betrokkene heeft lichamelijke beperkingen, waardoor zij niet zelf haar huishouden kan doen. Zij ontving daarom een pgb. Haar dochter verrichtte de huishoudelijke taken en haar salaris werd betaald uit het pgb. Nadat de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) in werking was getreden, stelde de gemeente zich op het standpunt dat betrokkene de problemen bij het doen van haar huishouden zelf kan oplossen door een beroep te doen op haar dochter. De dochter wil deze taken niet onbetaald verrichten en is dan ook gestopt met de hulp aan haar moeder.

De Wmo 2015 gaat uit van de eigen verantwoordelijkheid van een betrokkene. Dit betekent dat een betrokkene niet voor een voorziening in aanmerking komt als hij de problemen die hij ondervindt zelf - eventueel met behulp van anderen - kan oplossen. Dit kan bijvoorbeeld door een beroep te doen op mantelzorg. De Raad heeft geoordeeld dat geen sprake is van mantelzorg als de zorgverlener voor zijn diensten betaald wil worden. De hulp die de dochter tegen betaling eerder had geboden, kan daarom niet als mantelzorg worden aangemerkt. Deze hulp werd immers verleend op grond van een overeenkomst en vloeide niet direct voort uit de tussen moeder en dochter bestaande sociale relatie. Het feit dat de dochter vlakbij woonde, geen baan elders had en het om een gering aantal uren ging, betekent niet dat van de dochter verlangd mag worden dat zij de zorg blijft leveren. De Raad heeft geoordeeld dat de gemeente bij de vaststelling of een betrokkene recht heeft op een voorziening op grond van de Wmo 2015 geen rekening mag houden met mantelzorg die wel geleverd zou kunnen worden, maar die een potentiële mantelzorger niet bereid is te leveren. Uit de wetsgeschiedenis van de Wmo 2015 blijkt ook dat mantelzorg niet kan worden afgedwongen en dat de gemeente vooraf moet onderzoeken of personen wel bereid zijn om onbetaald ondersteuning te bieden. De Raad concludeert dan ook dat de hulp van de dochter niet kan worden aangemerkt als mantelzorg, zodat betrokkene niet in staat was tot het zelf (met behulp van haar dochter) doen van het huishouden. Zij heeft daarom nog steeds recht op een pgb.

Het oordeel van de Centrale Raad van Beroep is in deze zaak een eindoordeel. Partijen kunnen tegen deze uitspraak dan ook geen hoger beroep instellen.

De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter op het gebied van het sociale bestuursrecht, het ambtenarenrecht en delen van het pensioenrecht.'



11 januari 2017
Dodelijke steekpartij Amsterdam West was noodweerexces

'Een 20-jarige Pool die op 25 juli 2016 een man doodstak in de Jacob van Lennepstraat wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.

Noodweerexces na aanranding
De Pool was voordat hij de man doodstak, door de man aangerand. Omdat er meer dan een kwartier was verstreken tussen de aanranding en de steekpartij was er geen sprake van een noodzakelijke verdediging (noodweer) door de Pool.

Wel was het handelen van de Pool volgens de rechtbank een rechtsreeks gevolg van de emoties die door de aanranding bij hem waren veroorzaakt. Daarmee is sprake van een verontschuldigbare overschrijding van de grenzen van een noodzakelijke verdediging: noodweerexces.

Ontslag van rechtsvervolging
De rechtbank vindt het aannemelijk dat de Pool kon verwachten dat de man hem opnieuw iets zou aandoen. De man had hem immers daarvoor ook aangerand. De angst en woede (een zogeheten hevige gemoedsbeweging) die dat bij de Pool opwekte, maken dat zijn handelen weliswaar strafbaar is, maar ook verontschuldigbaar. De Pool wordt daarom ontslagen van alle rechtsvervolging.

Het Openbaar Ministerie had betoogd dat niet duidelijk is dat de Pool daadwerkelijk was aangerand. De rechtbank acht dit echter wel aannemelijk: nergens blijkt uit dat de Pool had ingestemd met de seksuele handelingen en uit de verklaring van een getuige blijkt dat de doodgestoken man eerder iemand heeft geprobeerd aan te randen.'



11 januari 2017
Nijmeegse bestraft voor poging zware mishandeling partner

'De rechtbank veroordeelde een 22-jarige vrouw uit Nijmegen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar. Zij is schuldig bevonden aan een poging tot zware mishandeling van haar partner.

Vleesmes
De vrouw kreeg in de avond van 25 mei 2016 ruzie met haar partner. Hierbij raakten zij in een worsteling. De vrouw pakte een vleesmes omdat zij weg wilde. Daarbij heeft zij haar partner in zijn nek geraakt en is hij gewond geraakt.

Verminderd toerekeningsvatbaar
De vrouw heeft onaanvaardbaar grote risico’s genomen en mag van geluk spreken dat haar partner een relatief simpele verwonding opliep. Volgens de rechtbank kan het handelen van de vrouw normaal gesproken niet anders worden afgedaan dan met een onvoorwaardelijke celstraf. Toch wijkt de rechtbank hiervan af. Zo bleek uit psychologisch onderzoek dat de Nijmeegse lijdt aan posttraumatische stressstoornis (PTSS). Daarom beschouwt de rechtbank de vrouw verminderd toerekeningsvatbaar. Daarnaast constateerde de rechtbank tijdens de zitting dat zij zich oprecht berouwvol betoonde. Om herhaling te voorkomen vindt de rechtbank het noodzakelijk dat de vrouw zich zal houden aan verschillende voorwaarden, waaronder een - al gestarte - behandelingstraject.'



11 januari 2017
Lagere boete voor Friese thuiszorgonderneming

'Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft vandaag in het hoger beroep de boete verlaagd die de Autoriteit Consument en Markt (ACM) had opgelegd aan een Friese thuiszorgonderneming wegens overtreding van de Mededingingswet.

Het CBb stelt vast dat ACM heeft bewezen dat de onderneming en een andere Friese thuiszorgonderneming bij de aanbestedingen voor thuiszorg in de regio Zuidoost Friesland hun gedrag onderling hebben afgestemd door tariefinformatie uit te wisselen en vervolgens hetzelfde tarief te offreren. Hiermee heeft de onderneming het kartelverbod overtreden. ACM mocht de onderneming daarom een boete opleggen.

Wel is het CBb van oordeel dat de overtreding minder ernstig is dan ACM aanvoert. Beide ondernemingen hadden geen afspraak gemaakt over de tarieven, maar alleen informatie uitgewisseld waaruit zij elkaars tarieven konden afleiden. Daarnaast heeft ACM onvoldoende belang gehecht aan de marktomstandigheden. De onderlinge afstemming heeft slechts beperkte invloed kunnen hebben op de concurrentie tussen de verschillende ondernemingen die de aanbestedingen hadden gewonnen. Ten slotte heeft ACM volgens het CBb onvoldoende rekening gehouden met de impact op de betrokken ondernemingen van de invoering van een systeem van marktwerking onder de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De hierdoor vereiste mentaliteitsomslag kon niet geheel worden gemaakt in de korte termijn waarbinnen deze ondernemingen zich moesten voorbereiden op de eerste aanbestedingsrondes. Wegens al deze omstandigheden verlaagt het CBb de door ACM opgelegde boete. Hiermee wijkt het CBb af van de uitspraak van de rechtbank.'



11 januari 2017
Vermogensrendementsheffing over spaargeld niet strijdig met eigendomsrecht

'De belastingkamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft in een proefproces de vermogensrendementsheffing over spaartegoeden in box 3 in stand gehouden voor de jaren 2013 en 2014. Bij de heffing wordt uitgegaan van een zogenaamd forfaitair rendement van 4%. Dit is een fictief percentage aan rendement waarover belasting betaald moet worden. Voor dit proefproces waren door de Belastingdienst onder meer twee zaken geselecteerd waarin belastingplichtigen stelden dat in de jaren 2013 en 2014 het forfaitaire rendement van 4% teveel afwijkt van het rendement dat daadwerkelijk behaald kan worden.

Eigendomsrecht
Het percentage van 4% is vastgelegd in de wet. De rechter moet de wet toepassen en kan daar alleen van afwijken als de wet in strijd is met een verdrag. Volgens de belanghebbenden is belastingheffing over een forfaitair rendement van 4% voor spaartegoeden in strijd met het eigendomsrecht zoals dat beschermd wordt in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EP EVRM), omdat het percentage hoger is dan het daadwerkelijk te behalen rendement.

Niet in strijd met verdrag
De rechtbank is van oordeel dat de huidige heffing van 30% over een forfaitair rendement van 4% over spaartegoeden niet in algemene zin in strijd is met artikel 1 EP EVRM in de jaren 2013 en 2014. De Hoge Raad oordeelde eerder al dat de rendementsheffing voor de jaren 2010 en 2011 niet in strijd is met artikel 1. De Hoge Raad heeft daartoe geoordeeld dat voor die jaren niet is komen vast te staan dat het destijds door de wetgever voor een lange reeks van jaren veronderstelde rendement van 4% voor particuliere beleggers niet meer haalbaar was (het onhaalbaarheidscriterium). De rechtbank ziet geen aanleiding om voor de jaren 2013 en 2014 anders te oordelen. Ook voor die jaren is namelijk met alles wat de belanghebbenden hebben aangevoerd niet komen vast te staan dat aan het onhaalbaarheidscriterium wordt voldaan. Dat de werkelijk te behalen rendementen op spaartegoeden in die jaren lager zijn dan 4% is niet voldoende.'



10 januari 2017
Veroordelingen in strafzaak over Filipijnse matrozen

'De rechtbank in Dordrecht heeft vandaag twee eigenaren en een medewerkster van een uitzendorganisatie veroordeeld tot gevangenisstraffen en een werkstraf wegens mensensmokkel, valsheid in geschrifte en deelname aan een criminele organisatie. Het bedrijf moet een geldboete betalen van 65.000 euro

Werkzaam op binnenvaartschepen
De rechtbank acht bewezen dat de 3 verdachten hebben samengewerkt om Filipijnse matrozen illegaal op binnenvaartschepen te laten werken. Zij deden dat onder andere door handtekeningen op documenten die belangrijk waren voor de tewerkstelling van de matrozen te vervalsen.

Geen mensenhandel wel mensensmokkel
Het Openbaar Ministerie verweet de verdachten ook dat ze zich schuldig hebben gemaakt aan mensenhandel. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een maatschappelijk ongewenst geachte arbeidssituatie. Zo moesten de matrozen langer werken dan was afgesproken en ontvingen ze daarvoor niet de juiste beloning. Ook werden ze geconfronteerd met hoge (extra) kosten als ze vroegtijdig naar de Filipijnen wilden terugkeren.

Op basis van het strafdossier kan echter niet worden bewezen dat de matrozen werden uitgebuit zoals in de wet staat omschreven. De verdachten worden dan ook vrijgesproken van de mensenhandel.

Wel worden zij veroordeeld voor mensensmokkel en valsheid in geschrifte. De verdachten hebben bewust de instanties misleid zodat vergunningen voor de tewerkstelling en het verblijf in Nederland van de matrozen werden afgegeven. De matrozen verbleven daardoor niet rechtmatig in Nederland.

Gevangenisstraffen en een werkstraf
De eigenaren van de uitzendorganisatie zijn beiden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk. De twee mannen hebben geld verdiend aan de illegale praktijken.

Een leidinggevende van het bedrijf moet een werkstraf van 180 uur uitvoeren. Zij heeft geen financieel voordeel verkregen uit de strafbare feiten en had ook geen initiërende rol. Zij heeft echter wel een rol gespeeld in de uitvoering van de kwalijke praktijken.'



10 januari 2017
Samenwerking notaris met Nationale Notaris Holding B.V. in strijd met gedragsregels

'De klacht van een zevental notarissen over deelname van een notaris aan Nationale Notaris is door de hoogste tuchtrechter (de notariskamer van het gerechtshof Amsterdam) gegrond verklaard. Het hof oordeelt dat de notaris door zijn samenwerking met Nationale Notaris Holding B.V. (NNH) in strijd heeft gehandeld met gedragsregels inzake onafhankelijkheid, onpartijdigheid en geheimhouding. Daarnaast is de samenwerking in strijd met de verordening waarin regels zijn vastgelegd over de wijze van samenwerking met andere beroepen (Verordening op Interdisciplinaire Samenwerking 2003).

Het hof legt aan de notaris de maatregel van schorsing voor de duur van twee weken op.

Eerder was de kamer voor het notariaat in het ressort Amsterdam al tot eenzelfde oordeel gekomen, behoudens dat (nog) geen maatregel aan de notaris was opgelegd. Het hof wijkt in hoger beroep met betrekking tot de Nationale Notaris op één punt af van de uitspraak van de kamer. De klachten die zagen op deelname van notarissen aan HEMA notarisservice, degoedkoopstenotaris.nl, Jazeker Notarisservice en DELA notarisservice zijn ongegrond verklaard. Het hof oordeelt dat die notarissen geen tuchtrechtelijke norm hebben overschreden.

Klachten
De notarissen die de klachten hebben ingediend maakten de aan de verschillende notarisinitiatieven deelnemende notarissen - samengevat weergegeven - de navolgende tuchtrechtelijke verwijten.
a. De notarissen schenden het complex aan regels omtrent de integere beroepsuitoefening voor notarissen.
b. De samenwerkingen zijn naar hun aard in strijd met de wet en regelgeving, waaronder notarissen vallen.
c. De notarissen maken zich op diverse manieren schuldig aan marktbederf van
de notarismarkt.
d. Het betaamt de notarissen niet om (ver) onder gangbare prijzen hun werkzaamheden te adverteren, te offreren dan wel te verrichten.
e. De notarissen maken zich schuldig aan onnodige concurrentie op de notarismarkt.
f. De notarissen schenden de wettelijk vastgelegde exclusiviteit en integriteit van het notariaat door de initiatiefnemers feitelijk in staat te stellen onder de naam ‘notaris’ of ‘notarisservice’ de notarismarkt te betreden en goodwill op te bouwen.
g. Door de aard van de samenwerking handelen de notarissen niet zelfstandig en onafhankelijk.
h. De notarissen schenden: i. het provisieverbod; ii. de Verordening op Interdisciplinaire Samenwerking 2003 (IDS 2003); en iii. het verbod om derden (buiten de beperkte kring van beroepen uit IDS 2003) als aandeelhouder in de praktijkvennootschap toe te laten.
i. De notarissen geven blijk van onvoldoende ondernemerschap om het vak van notaris te kunnen uitoefenen in overeenstemming met de daaraan gestelde eisen.
j. De notarissen werken onder diverse handelsnamen op de notarismarkt en maken daarbij gebruik van (zeer) uiteenlopende prijzen voor vergelijkbare producten. Dit betaamt een behoorlijk notaris niet.

Hof volgt beslissing van de kamer voor het notariaat
De kamer van het gerechtshof volgt grotendeels de uitspraak van de kamer voor het notariaat(ECLI:NL:TNORAMS:2016:2).
Die kamer oordeelde eerder dat de notarissen door deelname aan DELA notarisservice, HEMA notarisservice, degoedkoopstenotaris.nl en Jazeker Notarisservice geen tuchtrechtelijk norm hebben overschreden. Uitgangspunt is dat de notaris als ondernemer in de vrije markt vrij is in het hanteren van tarieven. Van het betalen van provisie is geen sprake. Verder zijn de kerntaken van de notaris als onafhankelijkheid, geheimhoudingsplicht en zorgvuldigheid voldoende gewaarborgd. Van verwarring bij de consument over de identiteit van de notariële diensten is geen sprake.
Wat Nationale Notaris betreft, kwam de kamer tot het oordeel dat door de samenwerking met NNH in de vorm van het participatiemodel de onafhankelijkheid, de zeggenschap en de geheimhoudingsplicht van de notaris onder druk komen te staan. De kamer overwoog dat deze samenwerking, indien zij zou worden voortgezet, de maatregel van ontzetting uit het ambt zou kunnen rechtvaardigen. De notaris is in de gelegenheid gesteld om binnen een termijn van drie maanden tot ontvlechting van de huidige samenwerking te komen.

Participatiemodel Nationale Notaris inmiddels beëindigd
Tijdens de procedure bij het hof bleek dat de betrokken notaris de samenwerking met NNH op een aantal onderdelen heeft aangepast. Zo heeft NNH niet langer aandelen in de praktijkvennootschap van de notaris. Volgens het hof kan er op grond van de nu bekende gegevens niet van worden uitgegaan dat de samenwerking in de vorm van het gewraakte participatiemodel nog voortduurt.

Notaris heeft door samenwerking met NNH onafhankelijkheid, onpartijdigheid en geheimhoudingsplicht veronachtzaamd In tegenstelling tot de kamer voor het notariaat is het hof van oordeel, dat de notaris door zijn samenwerking met NNH in strijd met IDS 2003 heeft gehandeld. Het hof oordeelt dat de notaris een samenwerkingsverband als bedoeld in de IDS 2003 is aangegaan en dat NNH niet kan worden aangemerkt als beroepsbeoefenaar als bedoeld in artikel 2 IDS 2003. In het verlengde hiervan is het hof van oordeel dat een aantal klachtonderdelen eveneens gegrond zijn, nu bij het naar buiten optreden niet blijkt wie als notaris en wie als beoefenaars van een ander beroep aan het samenwerkingsverband deelnemen en welk beroep zij uitoefenen, zoals artikel 9 IDS 2003 voorschrijft.

Geen cassatie mogelijk
De beslissing van het hof is definitief: er kan geen cassatie tegen worden ingesteld.'



6 januari 2017
Stel uit Nunspeet veroordeeld voor bezit harddrugs

'Man ook bestraft voor dealen in harddrugs
De rechtbank veroordeelde vandaag een 26-jarige man en een 23-jarige vrouw uit Nunspeet voor het bezitten van harddrugs. De man werd ook bestraft voor het dealen in harddrugs. De man kreeg een gevangenisstraf van 7 maanden en moet ook een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 1 maand ondergaan. De vrouw kreeg een taakstraf van 150 uur, waarvan 50 voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

Harddrugs in caravan
De man had op 15 september 2016, in de gemeente Elburg, opzettelijk 417 XTC pillen, 6 ballonnetjes GHB, ongeveer 500 gram speed en een hoeveelheid cocaïne in zijn bezit. De harddrugs lagen in een caravan waar de man samen met de vrouw in woonde. De rechtbank vindt naast het bezit ook bewezen dat de man diverse soorten harddrugs heeft gedeald.

Eerdere veroordeling
Bij het bepalen van de straf hield de rechtbank rekening met onder andere het feit dat de man al eerder is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet. De man heeft harddrugs in zijn bezit gehad en harddrugs gedeald terwijl nog sprake was van een proeftijd. Daarom moet hij ook een eerder aan hem opgelegde gevangenisstraf van 1 maand ondergaan.

Kleinere rol in geheel
De rechtbank vindt bewezen dat de vrouw wist dat er harddrugs in de caravan lagen. Er is niet vast te stellen dat zij wist van alle in de caravan aangetroffen harddrugs. Daarom acht de rechtbank bewezen dat de vrouw een hoeveelheid XTC pillen, GHB, speed en cocaïne in haar bezit heeft gehad.

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank onder meer rekening gehouden met het feit dat de vrouw psychische problemen heeft. Verder is ze niet eerder veroordeeld voor een strafbaar feit. Bovendien had zij een kleinere rol in het geheel dan de man. De vrouw heeft nog steeds een relatie met de man. Om te voorkomen dat zij opnieuw een strafbaar feit begaat, legt de rechtbank een deel van de taakstraf voorwaardelijk op. Nu de rechtbank minder bewezen verklaart dan de officier van justitie heeft geëist, komt zij tot een lagere straf dan de officier van justitie heeft gevorderd.'



6 januari 2017
240 uur werkstraf voor opzettelijk aanrijden motoragent

'De rechtbank in Dordrecht heeft gisteren een 33-jarige man uit Spijkenisse veroordeeld tot de maximale werkstraf van 240 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar. Als de man de werkstraf niet of niet goed uitvoert moet hij 119 dagen de cel in. Als extra straf is de man zijn auto kwijt, deze is verbeurd verklaard.

Poging zware mishandeling
De rechtbank acht bewezen dat de man met zijn auto opzettelijk van opzij tegen een motoragent is aan gereden terwijl zij beiden een snelheid hadden van ongeveer 50 kilometer per uur. De motor van de agent is daarbij beschadigd geraakt. De agent is niet gevallen en niet gewond geraakt.

In juridische zin is niet komen vast te staan dat de man de opzet had om de agent daar mee te doden. Wel is komen vast te staan dat de man hiermee geprobeerd heeft de agent zwaar te mishandelen.

Welke straf?
In beginsel is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf hier op zijn plaats is. Het is namelijk van groot maatschappelijk belang dat politieambtenaren hun werk moeten kunnen doen zonder dat ze daarin worden belemmerd of tegengewerkt.

Tegelijkertijd moet de rechtbank kijken naar welke straf in deze zaak het meest passend is. Dat de man nog niet eerder is veroordeeld heeft de rechtbank meegewogen. Daarnaast zou een gevangenisstraf mogelijk negatieve gevolgen voor het bedrijf van de man hebben maar vooral ook voor het personeel van dat bedrijf. Dat is waarom de rechter toch een werkstraf en geen gevangenisstraf heeft opgelegd.

Berichtgeving over de uitspraak
In een artikel over deze uitspraak in het Algemeen Dagblad van 5 januari 2017 wordt gesteld dat de rechtbank in de uitspraak zegt dat een val bij 50 kilometer doorgaans niet dodelijk is. Dat staat echter niet in de uitspraak. De rechtbank is wel van oordeel dat in juridische zin- op basis van het dossier- niet kan worden bewezen dat de verdachte de opzet had om de agent te doden.'



5 januari 2017
United Vansen veroordeeld tot betaling aan voetbalclub ADO Den Haag

'De voorzieningenrechter heeft vandaag bepaald dat United Vansen een bedrag van 2.477.605 euro moet betalen aan ADO Den Haag.

Verstek
Aan United Vansen is verstek verleend. Dit betekent dat zij volgens de voorgeschreven termijnen en formaliteiten is opgeroepen.

Spoedeisend belang
ADO Den Haag heeft een spoedeisend belang bij haar vordering. ADO heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen waarbij aan ADO een bedrag van ruim 3 miljoen euro betaald dient te worden. United Vansen is tekort geschoten in de uitvoering van deze overeenkomst.'



6 januari 2017
3,5 jaar cel en tbs voor seksueel misbruik basketbalpupillen

'Een 49-jarige basketbalcoach uit Mijdrecht heeft tussen 2000 en 2002 drie van zijn pupillen seksueel misbruikt en in 2013 een minderjarige aangerand. Daarnaast heeft hij in de periode 2014 tot en met 2016 12 minderjarige jongens aangezet tot seksuele handelingen voor de webcam. De rechtbank Midden-Nederland veroordeelt de man tot een gevangenisstraf van 3,5 jaar en tbs met dwangverpleging.

Seksuele stoornis
De psychologen concluderen dat er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis en een seksuele stoornis maar konden geen tbs-maatregel adviseren omdat de verdachte een groot deel van feiten ontkent. De deskundigen gaven op zitting aan dat als deze feiten bewezen worden er sprake is van een ernstig en langdurig probleem met seksualiteit. Volgens hen zou er dan sprake zijn van een hoger recidiverisico.

Dwangverpleging noodzakelijk
De rechtbank oordeelt dat de maatschappij ook op langere termijn tegen de man beveiligd moet worden en dat hij een gedwongen behandeling moet ondergaan. Op basis van de ernst van de feiten, de problematiek en het gevaar dat hij voor anderen oplevert vindt de rechtbank dat tbs met dwangverpleging noodzakelijk is. Gezien de houding van de man is de kans aanwezig dat de tbs lange tijd zal duren. De rechtbank vindt het belangrijk dat de behandeling over niet al te lange tijd begint en wijkt daarom deels af van de eis van de officier van justitie.'



2 januari 2017
Man uit Geldermalsen bestraft voor betrokkenheid bij rellen Geldermalsen

'De rechtbank veroordeelde een 40-jarige man uit Geldermalsen voor openlijk geweld tijdens de rellen in zijn woonplaats op 16 december 2015. De man kreeg een werkstraf van 100 uur opgelegd.

Op 16 december 2015 ontstonden rellen tijdens een raadsvergadering, waarin de mogelijke komst van een asielzoekerscentrum werd besproken. Afgelopen juni legde de meervoudige strafkamer van de rechtbank aan 5 verdachten gevangenisstraffen en werkstraffen op. Dezelfde dag werden 9 mannen door de politierechter veroordeeld. Later die maand veroordeelde de politierechter nog eens 9 verdachten die betrokken waren bij de rellen in Geldermalsen. Eind oktober werden ook 4 minderjarigen veroordeeld voor openlijk geweld tijdens de rellen.

Paraplu
De man leverde een wezenlijke bijdrage aan het openlijke geweld door zich binnen de dranghekken te begeven en met een paraplu slaande bewegingen te maken en te gooien. Daarnaast duwde de man tegen hekwerken en had hij een stroomkabel vast.

Vrijspraak uiteenjagen raadsvergadering
De rechtbank sprak de man – in lijn met de officier van justitie - vrij van het tweede feit waarvan hij verdacht werd, het uiteenjagen van de raadsvergadering. Op grond van de bewijsmiddelen kan niet op overtuigende wijze worden geconcludeerd dat de man met zijn bijdrage aan het geweld opzet had om de raadsvergadering af te breken.'



Bron: www.rechtspraak.nl.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl