- rechtspraak
Datum uitspraak:01-11-2010
De belangrijkste passage van de uitspraak en/of conclusie:
. Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
.
Op grond van artikel 1:141 lid 1 BW wordt in het geval een periodiek verrekenbeding niet is nagekomen, de periodieke verrekenvordering omgezet in een finale verrekenvordering. Op grond van lid 3 van dat artikel wordt het per de peildatum aanwezige vermogen vermoed te zijn gevormd uit hetgeen verrekend had moeten worden. Het ligt vervolgens op de weg van degene tot wiens vermogen de onderscheiden goederen behoren aannemelijk te maken dat deze niet tot het te verrekenen vermogen behoren, bijvoorbeeld omdat sprake is van aangebracht voorhuwelijks vermogen, of vermogen dat door erfopvolging, making of gift is verkregen.
Klik hier voor de hele uitspraak.
Uwwet.nl