Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BN1838, Gerechtshof 's-Gravenhage , 105.012.402/01

Datum uitspraak: 07-07-2010
Inhoudsindicatie: Verbreking gezamenlijk gezag na scheiding wegens 'klem'-criterium; omgang onder voorwaarde inlevering paspoort.





Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector

Uitspraak : 7 juli 2010
Zaaknummer : 105.012.402.01
Rekestnr. rechtbank : F1 RK 06-794 en F1 RK 06-1492

[de man],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. J. van Dijk te Oud-Beijerland,

tegen

[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. A.A.J. de Nijs te Rotterdam.





HET VERDERE PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

Het hof verwijst voor het verloop van het geding naar zijn tussenbeschikking van 27 mei 2009, waarvan de inhoud hier als herhaald en ingelast wordt beschouwd. Bij die tussenbeschikking heeft het hof de verdere behandeling van de zaak aangehouden in afwachting van de afloop van de mediation. Partijen hebben geopteerd voor mediation middels het project ‘Mediation naast rechtspraak’.

Van de zijde van de advocaat van de vader is bij het hof op 2 april 2010 een brief ingekomen waarin wordt vermeld dat de mediation zonder resultaat is gestaakt. De advocaat van de moeder heeft zulks bevestigd bij brief, ingekomen bij het hof op 8 april 2010.

Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 3 juni 2010 aanvullende stukken ingekomen.

De raad voor de kinderbescherming heeft het hof bij brief van 4 juni 2010 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.

Op 10 juni 2010 is de mondelinge behandeling voortgezet. Verschenen zijn partijen, bijgestaan door hun advocaten. De aanwezigen hebben het woord gevoerd.





VERDERE BEOORDELING VAN HET BEROEP

1. In geschil zijn het gezag ten aanzien van de minderjarige [X] (hierna: de minderjarige), geboren [in 2002] te [woonplaats], en de omgang tussen de minderjarige en de vader. De minderjarige heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder, die thans ingevolge de bestreden beschikking het gezag over de minderjarige alleen uitoefent.

Gezag

2. Het hof stelt voorop dat uitgangspunt is dat ouders die tijdens het huwelijk gezamenlijk gezag hebben, dit gezamenlijk gezag behouden. Ingevolge artikel 1:253n Burgerlijk Wetboek (BW) juncto artikel 1:251a, eerste lid, BW kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen bepalen dat het gezag over een kind aan een ouder toekomt indien: a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.

3. Gezamenlijk gezag vereist dat de moeder en de vader in staat zijn tot enige vorm van communicatie met elkaar en dat zij beslissingen van enig belang over de minderjarige in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond de minderjarige kunnen voordoen, zodanig dat de minderjarige niet klem of verloren raakt tussen hen.

4. Het hof is, gelet op de stukken en het verhandelde ter terechtzitting, van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft overwogen dat de (communicatie-) problemen tussen de vader en de moeder structureel en dermate ernstig zijn dat sprake is van een onaanvaardbaar risico dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders indien deze het gezag gezamenlijk zouden blijven uitoefenen. Het hof neemt deze gronden over en maakt deze tot de zijne. Het hof overweegt daarbij nog het volgende. Gebleken is dat de verhouding tussen de vader en de moeder ernstig is beschadigd. De moeder is angstig voor de vader en de vader is kwaad op de moeder en diskwalificeert de moeder. Van communicatie tussen de vader en de moeder is op dit moment dan ook geen sprake. Er lijkt geen ruimte te zijn verbetering aan te brengen in de verhouding tussen de vader en de moeder. Naar het oordeel van het hof kan, gezien het verleden, ook niet van de moeder gevergd worden dat zij binnen afzienbare tijd met de vader in overleg treedt, met name nu het hof ter zitting is gebleken dat de vader zich onvoldoende bewust is van de gevolgen van zijn opstelling en zijn handelen voor de moeder en de minderjarige. Bij dit alles speelt nog een rol de reële dreiging die bij de moeder aanwezig is dat de vader de minderjarige, ook bij eenhoofdig gezag van de moeder, mee zal nemen naar [land]. De vader heeft immers gesteld dat hij geen gezamenlijk gezag nodig heeft om de minderjarige mee te nemen naar het buitenland. Zo heeft de vader de minderjarige ook, zonder toestemming van de moeder, meegenomen naar België. Overigens bleek de vader ter terechtzitting niet in staat om aan te geven op welke wijze hij het gezamenlijk gezag zou willen invullen. Hij gaf slechts aan dat hij bij gezamenlijk gezag toezicht zou kunnen houden op de moeder.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de communicatieproblemen tussen de vader en de moeder van dien aard zijn dat er bij gezamenlijk gezag een onaanvaardbaar risico bestaat dat de stabiliteit waarin de moeder en de minderjarige nu leven, wordt verstoord en dat belangrijke beslissingen niet tijdig zullen kunnen worden genomen. Gelet hierop zal het hof de bestreden beschikking in zoverre dan ook bekrachtigen.
Omgang

5. Het hof zal voorts de bestreden beschikking bekrachtigen voor zover het de daarin bepaalde omgangsregeling betreft. De vader heeft immers aangegeven, in zijn beroepschrift en ter zitting, dat hij zich kan vinden in deze omgangsregeling.

6. Ter zitting heeft de vader zijn verzoek in hoger beroep nog uitgebreid, in die zin dat hij wenst dat de door de rechtbank aan de omgangsregeling gekoppelde voorwaarde komt te vervallen. Volgens de vader is een dergelijke voorwaarde niet noodzakelijk nu de minderjarige niet (meer) bij hem in zijn paspoort staat ingeschreven. Het hof is van oordeel dat de door de rechtbank gestelde voorwaarde niet dient te vervallen, nu daarmee wordt gewaarborgd dat het wankele evenwicht, waarvan thans sprake is, in stand wordt gelaten. Zoals hiervoor onder 4 is overwogen, leeft bij de moeder nog steeds de reële dreiging dat de vader de minderjarige zal meenemen naar [land]. De angst bij de moeder voor ontvoering van de minderjarige zal zeker blijven bestaan indien de vader, in het kader van de omgangsregeling, zijn paspoort(en) niet meer zou inleveren bij zijn advocaat en dit zal zijn weerslag hebben op de minderjarige. Dit acht het hof niet in zijn belang.

7. Het hof acht het thans te prematuur om de omgangsregeling uit te breiden met de door de vader verzochte vakantieregeling, in die zin dat de vader omgang met de minderjarige krijgt gedurende de helft van de schoolvakanties. Het vertrouwen van de moeder in de vader is thans niet aanwezig en moet nog worden opgebouwd. Indien dat vertrouwen aanwezig is, dan kan de omgangsregeling mogelijk met een vakantieregeling worden uitgebreid. De vader kan daartoe in de toekomst een uitbreiding van de omgangsregeling verzoeken.

8. Mitsdien beslist het hof als volgt.





BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:

bekrachtigt de bestreden beschikking;

wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.





Deze beschikking is gegeven door mrs. Mink, Mos-Verstraten en Husson, bijgestaan door mr. Van der Kamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juli 2010.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl