Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BN2776, Gerechtshof 's-Gravenhage , 200.059.096/01

Datum uitspraak: 09-06-2010
Inhoudsindicatie: Ondertoezichtstelling ten aanzien van twee kinderen. Met de oudste gaat het nu beter: ots niet langer noodzakelijk. Voor de jongste ligt het anders: bedreigingen nog niet opgeheven. Begeleiding en sturing vanuit gedwongen kader nog altijd noodzakelijk.





Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector

Uitspraak : 9 juni 2010
Zaaknummer : 200.059.096/01
Rekestnr. rechtbank : J1 RK 09-1531

[appellante],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. H.G.A.M. Halfers te Rotterdam,

tegen

de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
kantoor houdende te Diemen,
namens de Stichting Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam,
hierna te noemen: de WSS.

Als belanghebbende is opgeroepen:
[de vader van minderjarige1],
wonende te Rotterdam].

In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
locatie Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.





PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De moeder is op 5 maart 2010 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 7 december 2009 van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam.

De WSS heeft op 14 april 2010 een verweerschrift ingediend.

Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 8 april 2010 en 18 mei 2010 aanvullende stukken ingekomen.

De raad heeft het hof bij brief van 2 april 2010 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.
Op 20 mei 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar advocaat. Namens de WSS zijn verschenen: mevrouw [K.] en mevrouw [B.]. De vader is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Namens de raad is niemand verschenen. De advocaat van de moeder heeft het woord gevoerd. De hierna te noemen [ minderjarige 1] is in raadkamer gehoord.





PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.

Bij die beschikking is - uitvoerbaar bij voorraad - de ondertoezichtstelling van de hierna te noemen minderjarigen verlengd tot 13 december 2010.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.





BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil is de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen:
[minderjarige 1], geboren [in] 1995 te [geboorteplaats], verder: [minderjarige 1], en
[minderjarige 2], geboren [in] 2003 te [geboorteplaats], verder: [minderjarige 2],
hierna gezamenlijk verder: de kinderen.
De moeder oefent van rechtswege alleen het ouderlijk gezag uit over de kinderen.

2. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de verzoeken van de WSS namens Jeugdzorg af te wijzen.

3. De WSS bestrijdt het beroep.

4. De moeder stelt zich op het standpunt dat de kinderrechter ten onrechte de ondertoezichtstelling van de kinderen heeft verlengd. Daartoe stelt zij dat het bestaan van een ontwikkelingsbedreiging niet reëel is gelet op de door de moeder in het geding gebrachte stukken, althans dat er twijfel is omtrent het bestaan van deze dreiging. Het beginsel van hoor en wederhoor ex artikel 6 EVRM is geschonden. Daarnaast heeft de WSS erkend dat de moeder openstaat voor hulpverlening en zich coöperatief opstelt. Hierdoor heeft de kinderrechter miskend dat vrijwillige hulpverlening als minder ingrijpende maatregel de kinderen kan beschermen en de ondertoezichtstelling niet als ultimum remedium is gerechtvaardigd. Ten onrechte heeft de kinderrechter overwogen dat hulpverlening in het vrijwillig kader zal falen. Voorts stelt de moeder dat de kinderrechter ten onrechte voorbijgegaan is aan het feit dat de verlenging van de ondertoezichtstelling van de kinderen een schending van artikel 8 E! VRM is.

5. De WSS stelt zich op het standpunt dat de kinderrechter de ondertoezichtstelling op juiste gronden heeft verlengd. Er is geen sprake van een schending van artikel 6 EVRM. De moeder heeft onvoldoende inzicht in de hulp die de kinderen nodig hebben. Omdat de moeder niet inziet dat haar handelen en aanpak wel degelijk invloed hebben op het welzijn van de kinderen, blijft het belangrijk dat de gezinsvoogd betrokken blijft bij de lopende hulpverlening. Voorts bestrijdt de WSS dat sprake is van een schending van artikel

8 EVRM. De gronden voor een ondertoezichtstelling zijn volgens de WSS nog onverkort aanwezig. De zorg dat de moeder de vrijwillige hulp niet zal blijven voortzetten wordt bevestigd doordat de moeder in de afgelopen periode regelmatig afspraken heeft afgezegd en een hulpverleenster de toegang heeft geweigerd. De zorg ligt bij het hebben van onvoldoende inzicht van de moeder en het feit dat de moeder de positieve lijn niet voldoende zelfstandig kan voortzetten. Gelet op het voorgaande is de WSS van mening dat de gronden voor een ondertoezichtstelling zoals bedoeld in art. 1:254 BW nog steeds aanwezig zijn.

6. Het hof overweegt als volgt. Gelet op artikel 1:254, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek mag een ondertoezichtstelling slechts worden verlengd indien de wettelijke gronden daarvoor nog steeds aanwezig zijn. Het hof zal derhalve onderzoeken of nog steeds sprake is van de situatie dat de kinderen thans zodanig opgroeien, dat hun zedelijke of geestelijke belangen of hun gezondheid ernstig worden bedreigd, en andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of, naar is te voorzien, zullen falen.

[minderjarige 1]

7. Ten aanzien van [minderjarige 1] is het hof van oordeel dat een ondertoezichtstelling niet meer noodzakelijk is om een bedreiging van haar ontwikkeling af te wenden. Daartoe neemt het hof in aanmerking dat aanvankelijk sprake was van een situatie waarin de moeder problemen had op financieel gebied en huisvesting had die niet geschikt was voor het gezin en de ontwikkeling van de kinderen. Ondanks de vrijwillige hulpverlening bleek zij niet in staat verandering te brengen in deze situatie. Als gevolg van deze zorgelijke situatie en de omstandigheid dat de complexe gedragsproblematiek van [minderjarige 2] de pedagogische vaardigheden van de moeder te boven ging, vertoonde [minderjarige 1] geparentificeerd gedrag. Gelet op deze feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat de kinderrechter weliswaar op juiste gronden de ondertoezichtstelling heeft verlengd, doch dat deze situatie zich momenteel niet meer voordoet. Ter terechtzitting is gebleken dat de moeder inmiddels i! s verhuisd naar een voor het gezin geschikte woning in [woonplaats] en haar schulden onder begeleiding van Inkomensbeheer vrijwel geheel heeft afgelost. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting zijn daarnaast geen zorgen naar voren gekomen ten aanzien van de ontwikkeling van [minderjarige 1]. Ook uit het kinderverhoor is het hof gebleken dat het goed gaat met haar. Zij heeft bij het hof in haar verklaringen en gedragingen een leeftijdsadequate indruk gemaakt. Het hof is dan ook van oordeel dat de bestreden beschikking ten aanzien van [minderjarige 1] dient te worden vernietigd, nu de gronden voor een ondertoezichtstelling niet langer meer aanwezig zijn. Het hof zal de ondertoezichtstelling met ingang van heden opheffen.

[minderjarige 2]

8. Ten aanzien van [minderjarige 2] overweegt het hof als volgt. Uit diagnostisch onderzoek komt naar voren dat [minderjarige 2] een benedengemiddeld intelligente jongen is waarbij op meerdere ontwikkelingsterreinen sprake is van een verstoorde ontwikkeling. Onder andere heeft [minderjarige 2] sociaal-emotionele problemen. In verband met de problematische ontwikkeling is een veilig, goed gestructureerd en ontwikkelingsstimulerend leefklimaat voor [minderjarige 2] van groot belang. [minderjarige 2] heeft een speciale aanpak nodig om hem aan te kunnen sturen in het dagelijkse leven en hem op te voeden. De moeder krijgt hiervoor ondersteuning aangeboden vanuit gespecialiseerde thuiszorg en een maatschappelijk werkster van de Medeklinker. Gebleken is dat de moeder vanwege haar verstandelijke beperking moeite heeft het geleerde vast te houden, waardoor zij ondanks de aangeboden hulpverlening niet in staat is geweest [minderjarige 2] de noodzakelijke structuur en stabiliteit te bi! eden. Hoewel het hof ter terechtzitting is gebleken dat de situatie van de moeder aanzienlijk is verbeterd, acht het hof begeleiding en sturing van de moeder vanuit een gedwongen kader noodzakelijk om [minderjarige 2] het juiste opvoedingsklimaat te bieden zodat hij zich optimaal kan ontwikkelen. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat ten aanzien van [minderjarige 2] nog steeds wordt voldaan aan de wettelijke voorwaarden van een ondertoezichtstelling. De bestreden beschikking dient in zoverre dan ook te worden bekrachtigd.

9. Ten overvloede merkt het hof nog op dat gebleken is dat bij de moeder en [minderjarige 1] grote vrees bestaat dat de kinderen opnieuw uit huis geplaatst zullen worden. Het hof acht deze vrees, gelet op de zichtbaar positieve ontwikkeling in de opvoedingssituatie van de kinderen, op dit moment ongegrond.

10. Mitsdien wordt als volgt beslist.





BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:

vernietigt de bestreden beschikking voor zover het betreft de duur van de verlenging van de ondertoezichtstelling van [ minderjarige 1], vanaf 9 juni 2010 en, in zoverre opnieuw beschikkende:

heft de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1], geboren [in] 1995 te [geboorteplaats], met ingang van 9 juni 2010 op;

bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen voor het overige;

wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.





Deze beschikking is gegeven door mrs. Husson, van Nievelt en De Haan-Boerdijk, bijgestaan door mr. Willems als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 juni 2010.

-
-
WWW.UWWET.nl
2011. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl