Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

Datum uitspraak:24-11-2010



De belangrijkste passage van de uitspraak en/of conclusie:
In zaken betreffende minderjarigen beslist de rechter niet dan na de minderjarige van 12 jaar en ouder in de gelegenheid te hebben gesteld hem zijn mening kenbaar te maken (art. 809 Rv). Het verzoek tot ontheffing/ontzetting van het ouderlijk gezag (artt. 1: 266-270 BW) moet worden begrepen onder de zaken 'betreffende minderjarigen'.

De rechter is vrij in het bepalen van de wijze waarop en de plaats waar het kind gehoord moet worden. Bij dit hof worden minderjarigen voorafgaand aan doch, overeenkomstig het procesreglement, buiten de mondelinge behandeling - doorgaans in raadkamer - gehoord. Indien een minderjarige zich tot het hof wendt met een dringend verzoek ten aanzien van de dag dan wel het tijdstip waarop hij wil worden gehoord, wordt het kind - voor zover mogelijk - daarin tegemoet gekomen. Wordt door of namens de minderjarige onderbouwd aan gegeven buiten staat te zijn zich naar het gerechtsgebouw te begeven (art. 802 Rv) dan wordt bezien op welke wijze de minderjarige zijn mening alsnog kenbaar wil of kan maken anders dan door een schriftelijke weergave daarvan.

Het hof stelt voorop dat een minderjarige formeel geen partij is in een procedure die - mede - zijn belang kan betreffen, behoudens voor zover de wet daarin voorziet, hetgeen zich in dit geval niet voordoet. De belangen van de minderjarige worden in rechte vertegenwoordigd door zijn ouder(s) dan wel degene die over hem het gezag heeft.

Op grond van artikel 1:266 BW kan een ouder van het gezag over een of meer van zijn kinderen worden ontheven, op grond dat hij ongeschikt of onmachtig is zijn plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen, mits het belang van de kinderen zich daar niet tegen verzet. Krachtens artikel 1:268, eerste lid, BW kan een ontheffing niet worden uitgesproken indien de ouder zich daartegen verzet. Ingevolge het tweede lid, aanhef en sub a van dat wetsartikel, voor zover thans van belang, leidt deze regel uitzondering indien na een ondertoezichtstelling van ten minste zes maanden blijkt, of na een uithuisplaatsing krachtens het bepaalde in artikel 1:261 BW van meer dan één jaar en zes maanden gegronde vrees bestaat, dat deze maatregel – door de ongeschiktheid of onmacht van een ouder om zijn plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen – onvoldoende is om de dreiging als bedoeld in artikel 1:254, eerste lid, BW af te wenden.




Klik hier voor de hele uitspraak.

-
-
WWW.UWWET.nl
2010. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl