Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BN2073, Gerechtshof Leeuwarden , 200.041.820/01

Datum uitspraak: 01-06-2010
Inhoudsindicatie: Wijziging gezag. Iedere basis voor overleg tussen ouders ontbreekt.





Uitspraak

Beschikking d.d. 1 juni 2010
Zaaknummer 200.041.820

HET GERECHTSHOF ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden

Beschikking in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. T. Karasu, kantoorhoudende te Apeldoorn,

tegen

[verweerster],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. H.A. Rispens, kantoorhoudende te Almere.





Het geding in eerste aanleg

Bij beschikking van 13 mei 2009 heeft -voor zover hier van belang- de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, bepaald dat het gezag over de minderjarigen [kind 1] (hierna: [kind 1]), geboren [in 1997] te [woonplaats], en [kind 2] (hierna: [kind 2]), geboren [in 2003] te [woonplaats], voortaan alleen door de moeder wordt uitgeoefend. De rechtbank heeft het verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling afgewezen.





Het geding in hoger beroep

Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 1 juli 2009, heeft de vader verzocht de beschikking van 13 mei 2009 te vernietigen en opnieuw beslissende het gezamenlijk gezag over de kinderen te handhaven en een omgangsregeling tussen hem en de kinderen vast te stellen.

Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 20 oktober 2009, heeft de moeder het verzoek bestreden en verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vader in zijn verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van
4 november 2009 met bijlagen, een brief van 11 januari 2010 met bijlagen en een brief van 16 februari 2010 met als bijlage een dvd van mr. Karasu. Het hof heeft op 18 maart 2010 een akte van depot met betrekking tot deze dvd afgegeven.

Voorts heeft het hof kennisgenomen van een brief van 6 april 2010 met bijlagen van mr. Rispens, waaronder een brief van de minderjarige [kind 1] waarin zij haar mening kenbaar heeft gemaakt.

Ter zitting van 20 april 2010 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de vader, bijgestaan door zijn advocaat, de moeder, bijgestaan door mr. M.E. Goudriaan (een kantoorgenoot van mr. Rispens). Namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad) is mevrouw W. Douma verschenen. De heer S. Sular is verschenen als tolk in de Turkse taal, teneinde voor de vader als tolk op te treden.





De beoordeling

Inleiding

1. Uit het huwelijk van de ouders zijn [kind 1] en [kind 2] geboren.

2. Bij beschikking van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 4 maart 2009 is de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken. Deze echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.

3. De moeder heeft in haar inleidend verzoekschrift verzocht -voor zover hier van belang- om haar alleen met het gezag te belasten over de kinderen. De vader heeft hiertegen verweer gevoerd en tevens verzocht om een omgangsregeling vast te stellen tussen hem en de kinderen. De moeder heeft tegen dit zelfstandig verzoek van de vader verweer gevoerd. Voorts heeft de vader verzocht om wijziging van zijn zelfstandig verzoek, in die zin dat hij de kinderen wenst te halen en te brengen bij de voormalige echtelijke woning in [woonplaats].

4. Bij de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank beslist zoals hiervoor vermeld onder 'Het geding in eerste aanleg'.





De overwegingen
Het gezag


5. Het uitgangspunt van de wetgever is dat ouders in geval van ontbinding van het huwelijk door echtscheiding het gezag over hun minderjarige kinderen gezamenlijk blijven uitoefenen, tenzij het in het belang van de minderjarigen is dat het gezag aan één van hen alleen toekomt.

6. Het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders, in het bijzonder in de periode waarin de echtscheiding en daarmee verband houdende kwesties nog niet zolang geleden zijn afgewikkeld, brengt niet zonder meer mee dat in het belang van de kinderen het ouderlijk gezag aan één van de ouders moet worden toegekend. Dit kan anders zijn indien de bestaande communicatieproblemen zodanig ernstig zijn dat er een onaanvaardbaar risico is dat de minderjarigen klem of verloren raken tussen de ouders, die het ouderlijk gezag gezamenlijk uitoefenen, zonder dat te verwachten is dat in die problemen binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen. In dat geval kan de conclusie gerechtvaardigd zijn dat aan één van de ouders alleen het ouderlijk gezag over de kinderen toekomt.

7. Naar het oordeel van het hof is in de onderhavige zaak duidelijk dat een goede communicatie tussen partijen ontbreekt. Het hof heeft geconstateerd dat de ouders zich zeer verwijtend en beschuldigend naar elkaar opstellen en dat zij veel wantrouwen jegens elkaar laten zien.

8. Daarbij neemt het hof nog het volgende in aanmerking. In het kader van een aangifte van de moeder is de vader in voorlopige hechtenis genomen. Deze voorlopige hechtenis is geschorst waarbij als voorwaarde onder meer een straat- en contactverbod is opgenomen. Gebleken is echter dat de schorsing van de voorlopige hechtenis van de vader door overtreding van die voorwaarde tot tweemaal toe is opgeheven. De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft aan de vader voorts in maart 2009 een (civiel) straat- en contactverbod opgelegd. Vaststaat dat de vader dit verbod eveneens heeft overtreden. De vader heeft echter gesteld dat hij de straat- en contactverboden niet bewust heeft overtreden.

9. De vader ontkent voorts de stellingen van de moeder dat hij haar zou hebben mishandeld en bedreigd. Volgens de vader is er geen sprake van enige bedreiging, en al helemaal niet met ontvoering van de kinderen. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat hij enkel reacties van verontwaardiging en emoties heeft geuit.

10. Naar het oordeel van het hof is het echter op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting voldoende aannemelijk geworden dat de vader bedreigingen heeft geuit jegens de moeder. Vaststaat dat de vader bij onherroepelijk vonnis is veroordeeld is voor mishandeling, dan wel bedreiging van de moeder. Ook heeft de vader onvoldoende gemotiveerd betwist dat er bij hem sprake was van een drugsverslaving.

11. Uit de wijze waarop de vader reageert op hetgeen de moeder naar voren brengt over hetgeen in hun relatie is voorgevallen -hij ontkent dat hij haar mishandeld en bedreigd heeft, zonder dat te motiveren, en zoekt de oorzaak van de ontstane problemen alleen bij haar- leidt het hof af dat de vader zich vooral gekrenkt voelt en dat hij (mede daardoor) niet bereid of in staat is zijn aandeel onder ogen te zien. Daardoor ontbreekt iedere basis voor overleg tussen de vader en de moeder.

12. Nu er naar het oordeel van het hof gezien vorenstaande sprake is van ernstige communicatieproblemen tussen de ouders en overleggen in het kader van gezamenlijke gezagsuitoefening daardoor niet mogelijk is, bestaat het risico dat de minderjarigen klem dreigen te raken tussen de ouders. Ook de raad heeft aangegeven dat er een serieus risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken bij gezamenlijke gezagsuitoefening door de ouders en dat er geen zicht op verbetering is. Het hof verwacht ook niet dat dit zal veranderen in de nabije toekomst. Daarom moet worden aangenomen dat er onvoldoende basis is voor het door de ouders gezamenlijk uitoefenen van het gezag over de kinderen.

13. Het hof acht de door de rechtbank gegeven beslissing over het gezag het meest in het belang van de minderjarige kinderen.

De omgangsregeling

14. In het algemeen is het in het belang van een kind te achten dat het omgang heeft met de niet met het gezag belaste ouder. Dienovereenkomstig heeft de wetgever dan ook bepaald dat het kind en de niet met het gezag belaste ouder recht op omgang met elkaar hebben. Dat recht kan slechts worden ontzegd op de in art. 1:377a lid 3 BW omschreven gronden.

15. De raad heeft in zijn rapport van 19 februari 2009 de rechtbank geadviseerd om het recht op omgang tussen de vader en [kind 1] en [kind 2] voorlopig te schorsen in verband met de hulpverlening aan de kinderen. De raad achtte omgang op dat moment niet in het belang van de kinderen en adviseerde om de kinderen voldoende tijd te gunnen om weer gevoelens van geborgenheid en veiligheid terug te krijgen, alvorens te kijken naar de mogelijkheden voor eventueel contactherstel. De raad heeft daarom ook geen proefcontacten opgestart tussen de vader en de kinderen. De rechtbank heeft het verzoek van de vader tot omgang met de kinderen afgewezen. De moeder heeft in haar verweerschrift in hoger beroep aangegeven zich te kunnen vinden in de beslissing en motivering van de rechtbank. Het hof acht gelet op hetgeen uit de stukken naar voren komt en het verhandelde ter zitting de huidige situatie niet wezenlijk anders dan ten tijde van het genoemde raadsrapport. Dientengevolge sluit het h! of zich dan ook thans aan bij het advies van de raad en zal de beslissing van de rechtbank aangaande de omgang volgen.

16. Hetgeen de vader in hoger beroep heeft aangevoerd -dat hij zich inmiddels heeft ingeschreven als woningzoekende in Nederland en bezig is met het zoeken naar een nieuwe baan- maakt dit standpunt niet anders. Ten overvloede wil het hof de vader nog adviseren (met het oog op contactherstel tussen vader en de kinderen) om zich in te zetten om zijn leven weer meer op orde te krijgen, door bijvoorbeeld hulp te zoeken bij de verwerking van de echtscheiding en door te beschikken over eigen woonruimte en werk.

De slotsom

17. Op grond van het voorgaande dient de bestreden beschikking, voor zover aan hoger beroep onderworpen, te worden bekrachtigd.





De beslissing

Het gerechtshof:

bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.





Aldus gegeven door mrs. Garos, voorzitter, De Hek en Jonkman, raden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 1 juni 2010 in bijzijn van de griffier.

-
-
WWW.UWWET.nl
2011. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl