Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BN0749, Gerechtshof Arnhem , 200.047.812

Datum uitspraak: 08-06-2010
Inhoudsindicatie: Alimentatie, draagkracht man die een schuldregeling heeft in vrijwillig kader. Het hof past de jurisprudentie HR inzake schuldsanering WSNP en alimentatie analoog toe.





Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.047.812
(zaaknummer rechtbank 171960 / ES RK 08-408)

beschikking van de familiekamer van 8 juni 2010

inzake

[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen "de man",
advocaat: mr. J.W. Koekebakker te Ede,

en

[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen "de vrouw",
advocaat: mr. W.A. van Leijden te Deventer.





1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Arnhem van 24 oktober 2008 en 28 augustus 2009, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.





2. Het geding in het principaal en het incidenteel hoger beroep

2.1 Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 21 oktober 2009, is de man in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 28 augustus 2009. De man verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende het verzoek met betrekking tot de verzochte kinderalimentatie af te wijzen, kosten rechtens.

2.2 Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 22 december 2009, heeft de vrouw het verzoek in hoger beroep van de man bestreden. Daarbij heeft de vrouw tevens incidenteel hoger beroep ingesteld. De vrouw verzoekt het hof in het principaal hoger beroep de man in zijn verzoek in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans dit verzoek af te wijzen en in het incidenteel hoger beroep de bestreden beschikking te vernietigen en de datum van ingang van de verschuldigde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de hierna te noemen kinderen vast te stellen op 11 december 2008, kosten rechtens.

2.3 Daarop heeft de man in het incidenteel hoger beroep een verweerschrift ingediend, ingekomen ter griffie van het hof op 21 januari 2010, waarin hij het hof verzoekt het verzoek van de vrouw af te wijzen.

2.4 Ter griffie van het hof zijn binnengekomen:
- op 21 oktober 2009 een routebeschrijving van de [straatnaam in woonplaats verzoeker] naar [woonplaats verweerster] van mr. Koekebakker;
- op 2 april 2010 een brief van mr. Koekebakker van 1 april 2010 met bijlagen.

2.5 De mondelinge behandeling heeft op 13 april 2010 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, ieder bijgestaan door haar advocaat.





3. De vaststaande feiten

Ten aanzien van partijen

3.1 Partijen zijn op 16 november 2000 met elkaar gehuwd. Bij de beschikking van 24 oktober 2008 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen hen uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 11 december 2008 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

3.2 Uit het huwelijk van partijen zijn geboren:
- [kind 1], op [geboortedatum] 2002;
- [kind 2], op [geboortedatum] 2003 en
- [kind 3], op [geboortedatum] 2006,
over wie partijen gezamenlijk het gezag uitoefenen.

3.3 Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank Arnhem op 3 juni 2008, heeft de vrouw, voor zover hier van belang, verzocht te bepalen dat de man, maandelijks bij vooruitbetaling te voldoen, met € 300,- per kind per maand zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen en de beschikking, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Ter mondelinge behandeling bij de rechtbank heeft de vrouw haar verzoek verlaagd, in die zin dat zij heeft verzocht dat de man, maandelijks bij vooruitbetaling te voldoen, met € 250,- per kind per maand zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.

3.4 Bij de bestreden -uitvoerbaar bij voorraad verklaarde- beschikking heeft de rechtbank bepaald dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw zal betalen € 250,- per kind per maand, zulks met ingang van 28 augustus 2009 en het meer of anders verzochte afgewezen.

Ten aanzien van de man

3.5 De man, geboren op [geboortedatum] 1979, is alleenstaand. De man is als internationaal vrachtwagenchauffeur werkzaam bij [...] (verder te noemen "[...]"). Het inkomen van de man bedraagt blijkens de salarisspecificaties van de zevende en de tiende periode van 2009 € 1.949,03 bruto per 4 weken, te vermeerderen met vakantietoeslag en de belaste vergoeding van de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW van € 152,56 per vier weken. Blijkens voornoemde specificaties ontvangt de man gemiddeld € 115,71 bruto per 4 weken aan overwerkvergoeding. Daarnaast ontvangt hij blijkens de specificaties € 99,75 netto per 4 weken aan reiskostenvergoeding en gemiddeld € 572,25 netto per vier weken aan onkostenvergoeding. Met ingang van 25 maart 2009 is de man een overeenkomst tot schuldregeling aangegaan met de gemeente [woonplaats].

3.6 De lasten van de man bedragen per maand:
- € 927,- aan hypotheekrente;
- € 118,29 aan premie levensverzekering gekoppeld aan de hypotheek;
- € 95,- aan overige eigenaarslasten;
- € 225,52 aan ziektekosten in 2009:
- € 90,25 premie basisverzekering ZVW,
- € 13,- eigen risico,
- € 165,27 door werkgever afgedragen inkomensafhankelijke bijdrage ZVW
(6,9% van bijdrageloon),
verminderd met het in de bijstandsnorm begrepen nominaal deel van de premie
ZVW van € 43,-.
Het eigenwoningforfait van de woning bedraagt € 1.419,- per jaar (0,55% van € 258.000,-).

Ten aanzien van de vrouw

3.7 De vrouw, geboren op [geboortedatum] 1981, vormt met de kinderen van partijen een gezin.





4. De motivering van de beslissing

4.1 De man betwist niet dat behoefte bestaat aan de door de vrouw verzochte bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van € 250,- per kind maand, zodat die behoefte in rechte vaststaat.

4.2 De man stelt dat zijn draagkracht ontoereikend is om enige bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen te betalen, nu ter aflossing van ongeveer € 60.000,- aan huwelijkse schulden een schuldregeling in het minnelijke traject op hem van toepassing is. Hij verzoekt het hof de in de jurisprudentie ontwikkelde regels ten aanzien van de wettelijke schuldsanering in zijn situatie analoog toe te passen. De vrouw kan zich hiermee niet verenigen. Zij erkent wel dat de man een overeenkomst tot schuldregeling is aangegaan ter aflossing van een huwelijkse schuld van ieder geval € 40.000,-, maar stelt dat het redelijk is dat de man bijdraagt in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, aangezien hij meer te besteden heeft dan zij.

4.3 Het hof overweegt als volgt. De man heeft op 25 maart 2009 een schuldregelingsovereenkomst ondertekend bij Bureau Schuldhulp en Budgetadvies van de gemeente [woonplaats]. Uit de overgelegde stukken, in het bijzonder de in hoger beroep als productie k overgelegde berekening vrij te laten bedrag, blijkt dat aan de vrijwillige schuldregeling waartoe de man zich heeft verbonden dezelfde methodiek ten grondslag ligt als aan de wettelijke schuldsanering natuurlijke personen. De berekening van het maandelijks vrij te laten bedrag is blijkens de brief van de gemeente [woonplaats] aan de man van 9 september 2009 gebaseerd op 90% van het voor de man toepasselijke sociale minimum, de noodzakelijke vaste lasten en de reiskosten die de man uit hoofde van zijn beroep moet maken. Dit bedrag is vastgesteld op € 2.107,90 inclusief vakantiegeld per maand. Alles boven het vrij te laten bedrag wordt gereserveerd voor schuldeisers. Gelet hierop acht het hof het redelijk de daarop van toepass! ing zijn de regels analoog toe te passen.

4.4. Ten aanzien van de wettelijke schuldsanering natuurlijke personen heeft de Hoge Raad bepaald dat de rechter bij de beoordeling van een verzoek van een alimentatieplichtige in aanmerking zal kunnen nemen dat ten aanzien van de alimentatieplichtige de schuldsaneringsregeling van toepassing is en veelal de in dat verband vastgestelde feiten tot uitgangspunt zal kunnen nemen (HR 25 januari 2002, NJ 2002, 314). In zijn beschikking van 14 november 2008 (R07/137HR, LJN: BD 7589) heeft de Hoge Raad overwogen dat in aanmerking genomen dat de saniet, gedurende de tijd waarin de schuldsaneringsregeling op hem van toepassing is, slechts kan beschikken over het op de voet van artikel 295 lid 2 Faillissementswet (verder te noemen "Fw") door de rechter-commissaris vastgestelde vrij te laten bedrag en dit bedrag, gelet op het daarbij van toepassing verklaarde artikel 475d Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, onder het bijstandsniveau is gelegen, tenzij de rech! ter-commissaris op de voet van artikel 295 lid 3 Fw anders heeft bepaald, moet worden aangenomen dat een saniet, behoudens bijzondere omstandigheden, niet over draagkracht beschikt om onderhoudsbijdragen te betalen. Dit kan anders zijn, indien het vrij te laten bedrag door de rechter-commissaris op een hoger bedrag is bepaald.

4.5 Gelet op voornoemde jurisprudentie dient beoordeeld te worden of in het vrij te laten bedrag een component ter voldoening van kinderalimentatie is opgenomen. Desgevraagd heeft de man verklaard dat dit niet het geval is. De juistheid van dit antwoord ziet het hof bevestigd in de als productie k in hoger beroep overgelegde berekening, waaruit de samenstelling van het vrij te laten bedrag is af te leiden. Bovendien heeft de vrouw niet weersproken dat met een bijdrage voor de kinderen geen rekening is gehouden. Gelet hierop neemt het hof aan dat de man niet over draagkracht beschikt om enige onderhoudsbijdrage te betalen. De stelling van de vrouw dat dit niet redelijk is aangezien de financiλle situatie van de man florissanter is dan de hare, kan dit niet anders maken. Dit geldt temeer nu de man alleen aflost op een aanzienlijk bedrag aan huwelijkse schulden, waarvoor de vrouw eveneens aansprakelijk en draagplichtig is. Bijzondere omstandigheden die dit anders kunnen maken z! ijn gesteld noch gebleken. Het hof gaat er gelet op de omvang van de schulden vanuit dat de man ook voordat de schuldregeling van toepassing werd geen draagkracht had om de verzochte bijdrage te voldoen.

4.6 Nu ter mondelinge behandeling is gebleken dat de man de door de rechtbank vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen nimmer heeft betaald en het verzoek van de vrouw wordt afgewezen, behoeft over een ingangsdatum niet te worden beslist. Het incidenteel hoger beroep moet daarom worden verworpen.





5. De slotsom

5.1 Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient het hof in het principaal hoger beroep de bestreden beschikking te vernietigen en te beschikken als na te melden. Het incidenteel hoger beroep zal worden verworpen.

5.2 Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn en de procedure de bijdrage aan de uit dat huwelijk geboren kinderen betreft.





6. De beslissing

Het hof, beschikkende:

in het principaal hoger beroep:

vernietigt de tussen de partijen gegeven beschikking van de rechtbank Arnhem van 28 augustus 2009 en opnieuw beschikkende:

wijst het inleidend verzoek van de vrouw alsnog af;

in het incidenteel hoger beroep:

verwerpt het hoger beroep;

in het principaal en incidenteel hoger beroep:

compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt.





Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Loo, R. Prakke-Nieuwenhuizen en J.H. Lieber, bijgestaan door mr. A. Mul als griffier, en op 8 juni 2010 uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.

-
-
WWW.UWWET.nl
2011. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl