Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BN1641, Rechtbank Almelo , 106934 / FA RK 09-1464 (J)

Datum uitspraak: 09-06-2010
Inhoudsindicatie:De tussen partijen gesloten overeenkomst is door de beschikking van de rechtbank onverlet gelaten, zodat artikel 1:401, vierde lid, van het BW niet van toepassing is. Geen grove miskenning van de verzoek betrekking heeft wettelijke maatstaven als bedoeld in artikel 1:401, vijfde lid, van het BW nu partijen er uitdrukkelijk voor hebben gekozen de niet in de verdeling betrokken schulden ten laste te brengen van degene aan wie de schuld toekomt. Wel is sprake van een wijziging van omstandigheden als bedoeld in artikel 1:401, eerste lid, van het BW, maar de man heeft zijn stelling, dat hij onvoldoende draagkracht heeft om de vastgestelde partneralimentatie (volledig) te voldoen, onvoldoende onderbouwd, nu hij geen informatie heeft verstrekt over zijn inkomsten vanaf de periode waarop het onderhavige.





Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht

Zaaknummer: 106934 / FA RK 09-1464 (J)

Beschikking van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken d.d. 9 juni 2010, in de zaak van:

[verzoeker]
verder ook de man te noemen,
wonende te [woonplaats]en [adres]
verzoeker,
advocaat: mr. R.M. Hendriksen,

tegen

[belanghebbende]
verder ook de vrouw te noemen,
wonende te [woonplaats] en [adres]
belanghebbende,
advocaat: mr. K. Dekker.





Het procesverloop

Bij op 9 november 2009 ter griffie ingekomen verzoekschrift met bijlagen heeft de man verzocht de partner- en kinderalimentatie te wijzigen.

Op 19 januari 2010 is een verweerschrift met bijlagen ter griffie van deze rechtbank ingekomen.

De rechtbank heeft voorts kennis genomen van de brieven, met bijlagen, van de man, binnengekomen op 1 en 2 maart 2010.

De zaak is behandeld ter zitting van 10 maart 2010. Ter zitting zijn verschenen: de man vergezeld door mr. Hendriksen en de vrouw vergezeld door mr. Dekker. De standpunten zijn toegelicht. Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.

Op 20 maart 2010 heeft de man aanvullende stukken in het geding gebracht, waarop door de vrouw op 6 april 2010 is gereageerd.

De beschikking is bepaald op heden.





De vaststaande feiten

De volgende feiten die van belang zijn voor de beoordeling van dit geschil staan vast.

Partijen zijn gehuwd geweest. Uit dit huwelijk is geboren:
[naam kind], geboren in 1998.

Bij beschikking van deze rechtbank van 19 april 2006 is de echtscheiding uitgesproken. Daarbij is de beslissing over de kinder- en partneralimentatie aangehouden.

Bij beschikking van 21 juni 2006 is de partneralimentatie vastgesteld op € 975,-- per maand en de kinderalimentatie op € 333,-- per maand. Na indexering is dit thans respectievelijk
€ 1.078,19 en € 368,24 per maand.





De standpunten van partijen

De man verzoekt, indien mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de beschikking van deze rechtbank van 21 juni 2006 te wijzigen in die zin dat:
- de bijdrage van de man aan de kosten van levensonderhoud van de vrouw met ingang van 1 juli 2009, althans met ingang van de datum waarop het verzoekschrift is ingediend, op nihil wordt vastgesteld, althans, subsidiair, op een bedrag van maximaal de beschikbare draagkrachtruimte van de man, althans, meer subsidiair, op een bedrag van maximaal de behoeftigheid van de vrouw, althans (nog meer subsidiair) op een zodanig bedrag als de rechtbank juist acht.
- de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige op nihil wordt vastgesteld, althans op een zodanig bedrag als de rechtbank juist acht.

De man voert daartoe aan dat er gewijzigde omstandigheden zijn waardoor de vastgestelde kinder- en partneralimentatie niet meer aan de wettelijke maatstaven voldoen. Verder stelt de man dat bij het vaststellen van zijn draagkracht is uitgegaan van onjuiste of onvolledige gegevens, dan wel dat de beschikbare draagkrachtruimte is vastgesteld met grove miskenning van de wettelijke maatstaven. Voorts betwist de man dat de vrouw behoefte heeft aan partneralimentatie en stelt hij dat hij, gelet op zijn draagkracht, niet meer in staat is de vastgestelde kinder- en partneralimentatie te voldoen.

De vrouw betwist dat er sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden, dat er bij het vaststellen van de draagkracht van de man is uitgegaan van onjuiste of onvolledige gegevens en dat de overeenkomst betreffende levensonderhoud is aangegaan met grove miskenning van de wettelijke maatstaven. De vrouw stelt verder dat zij nog wel behoefte aan een bijdrage heeft en dat zij niet in staat is bij te dragen in de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Voorts betwist de vrouw de door de man overgelegde draagkrachtberekening op een aantal punten.





De beoordeling van het verzoek en de motivering van de beslissing

1. Tijdens de behandeling ter zitting heeft de man meegedeeld dat hij de vastgestelde kinderalimentatie voor zijn rekening zal blijven nemen. De rechtbank leidt hieruit af dat de man zijn verzoek, voor zover dit betrekking heeft op de kinderalimentatie, heeft ingetrokken en dat thans nog slechts de verzochte wijziging van de partneralimentatie in geschil is.

2. De rechtbank leest het verzoekschrift van de man aldus dat wijziging of intrekking van de partneralimentatie dient plaats te vinden op grond van artikel 1:401, eerste, vierde of vijfde lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW). In de desbetreffende artikelonderdelen is - voor zover hier van belang – bepaald:
“1. Een rechterlijke uitspraak of een overeenkomst betreffende levensonderhoud kan bij latere rechterlijke uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken, wanneer zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen.

4. Een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud kan ook worden gewijzigd of ingetrokken, indien zij van de aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft beantwoord doordat bij die uitspraak van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.

5. Een overeenkomst betreffende levensonderhoud kan ook worden gewijzigd of ingetrokken, indien zij is aangegaan met grove miskenning van de wettelijke maatstaven.”


3. Vanwege de verdergaande strekking daarvan, zal de rechtbank allereerst beoordelen of de leden vier en vijf van artikel 1:401 van het BW van toepassing zijn.

4. Uit de beschikking van deze rechtbank van 21 juni 2006 blijkt dat daarbij de door partijen overeengekomen partneralimentatie is vastgelegd. Aangenomen kan dan ook worden dat de beschikking in zoverre geen verdere strekking heeft dan aan de vrouw een executoriale titel te verschaffen om zonodig de nakoming van deze overeenkomst in rechte af te kunnen dwingen. Dit brengt mee dat de overeenkomst door de beschikking van deze rechtbank onverlet is gelaten en dat artikel 1:401, vierde lid, van het BW niet van toepassing is.

5. Beoordeeld dient dan ook te worden of de man aannemelijk heeft gemaakt dat de overeenkomst is aangegaan met grove miskenning van de wettelijke maatstaven als bedoeld in artikel 1:401, vijfde lid, van het BW. Door de man is in dit verband naar voren gebracht dat bij de bepaling van zijn draagkracht geen rekening is gehouden met de aflossing van
€ 1.753,29 per maand op een huwelijkse schuld die ontstaan is door een verbouwing aan de voormalige echtelijke woning en dat hij, rekening houdend met deze aflossing, de partneralimentatie niet had kunnen voldoen. Ter onderbouwing van deze schuld heeft de man verwezen naar de fiscale rapporten over 2007 en 2008. De vrouw wijst er terecht op dat deze schuld niet in de tussen partijen overeengekomen - en in de beschikking van 21 juni 2006 vastgelegde - verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap is betrokken en dat partijen hebben verklaard dat zij na realisatie van deze verdeling uit hoofde van de afwikkeling of verdeling van hun huwelijkse voorwaarden over en weer niets meer van elkaar te vorderen hebben en elkaar over en weer finale kwijting hebben verleend. Dit betekent dat partijen er uitdrukkelijk voor hebben gekozen de niet in de verdeling betrokken schulden ten laste te brengen van degene aan wie de schuld toekomt, ongeacht of deze schuld bewust of onbewust buiten de! verdeling is gehouden. De rechtbank is van oordeel dat de man onder deze omstandigheden onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het niet meenemen van deze schuld betekent dat de overeenkomst betreffende levensonderhoud is aangegaan met grove miskenning van de wettelijke maatstaven. De rechtbank voegt daaraan nog toe dat de man ook te weinig heeft gesteld over de omstandigheden waaronder de overeenkomst tot stand is gekomen en of en zo ja op welke wijze rekening is gehouden met de draagkracht van de man, inclusief de lasten, waarvoor hij destijds stond.

6. De rechtbank is van oordeel dat de man wel voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden als bedoeld in artikel 1:401, eerste lid, van het BW. De rechtbank overweegt daarbij dat uit de door de man overgelegde stukken is gebleken dat zijn woonlasten, tengevolge van zijn verhuizing van een huur- naar een koopwoning zijn gestegen. Gelet op het thans bekende inkomen van de man zijn de woonlasten niet als onredelijk aan te merken, zodat de rechtbank geen aanleiding ziet deze stijging in de woonlasten buiten beschouwing te laten. Dit betekent dat een hernieuwde beoordeling van de partneralimentatie in beginsel mogelijk is.

7. De man heeft gesteld dat de vrouw geen behoefte meer heeft aan partneralimentatie, omdat zij in redelijkheid in staat moet worden geacht zich een zodanig inkomen te verwerven dat zij in haar eigen levensonderhoud kan voorzien. De vrouw heeft deze stelling van de man gemotiveerd weersproken. Zij heeft er op gewezen dat haar behoefte gerelateerd is aan het inkomen van partijen ten tijde van het huwelijk en niet louter wordt veroorzaakt door het feit dat zij niet volledig werkt. Voorts heeft zij er op gewezen dat partijen tijdens het huwelijk hebben besloten dat de vrouw minder zou gaan werken en de verzorging en opvoeding van hun kind op zich zou nemen, dat het kind van partijen inmiddels elf jaar is en weliswaar een zekere mate van zelfstandigheid heeft, maar ook nog wel de nodige verzorging en opvoeding nodig heeft. Daarnaast heeft zij gesteld – en met een werkgeversverklaring onderbouwd – dat uitbreiding van haar dienstverband bij SVU Uitvaartzorg NV niet mogelijk is. Te! r zitting heeft zij daaraan toegevoegd dat haar werkzaamheden bestaan uit het verkopen van uitvaartverzekeringen en dat juist deze werkzaamheden zeer te lijden hebben onder de huidige economische crisis. Volgens haar is er dan ook elders geen mogelijkheid haar werkzaamheden uit te breiden. Wel is de vrouw per 1 januari 2010 begonnen als zelfstandig ondernemer, maar volgens haar verwerft zij hiermee nog geen inkomsten, omdat dit bedrijf zich nog in de opstartfase bevindt.

8. Gelet op hetgeen de vrouw naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank aan de stelling van de man voorbij. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de vrouw nog steeds behoefte heeft aan partneralimentatie.

9. De man heeft voorts gesteld dat hij onvoldoende draagkracht heeft om de bij beschikking van 21 juni 2006 vastgestelde partneralimentatie te voldoen. De vrouw heeft dit bestreden.

10. Voor de bepaling van de draagkracht zijn de inkomsten van de man van belang. Ter onderbouwing van zijn inkomsten heeft de man stukken overgelegd waaruit zijn loon uit zijn dienstbetrekking bij BAM Utiliteitsbouw B.V. Oost (hierna: BAM) blijkt. Volgens de man is hij in het verleden als zelfstandig ondernemer werkzaam geweest, maar heeft hij deze werkzaamheden in week 16 van 2009 moeten staken. Tijdens de behandeling ter zitting heeft de man echter - desgevraagd - meegedeeld dat de besloten vennootschap [naam]. niet is opgeheven en nog steeds bestaat. Ten einde duidelijkheid te verkrijgen over de financiële situatie van deze vennootschap en de eventuele hieruit voortvloeiende inkomsten voor de man - ook nadat hij bij BAM in dienst is getreden - heeft de rechtbank de man opgedragen de stukken met betrekking tot deze vennootschap over het (gehele) jaar 2009 over te leggen. Bij brief van 20 maart 2010 heeft de man het financieel verslag 2009 van 13 oktober 2009 overgelegd. De! rechtbank stelt vast dat de desbetreffende stukken slechts betrekking hebben op de eerste helft van het jaar 2009 en dat gegevens over het tweede deel van 2009 - de periode waarin de man werkzaam was bij BAM - geheel ontbreken. Dit is ook geconstateerd door de vrouw in haar brief van 6 april 2010.

11. Dit betekent dat de inkomsten van de man vanaf 1 juli 2009, en derhalve vanaf de periode waarop het onderhavige verzoek betrekking heeft, niet duidelijk zijn en dat het daardoor niet mogelijk is de draagkracht van de man te berekenen. Onder deze omstandigheden heeft de man zijn stelling, dat hij onvoldoende draagkracht heeft om de vastgestelde partneralimentatie (volledig) te voldoen, onvoldoende onderbouwd en dient zijn verzoek te worden afgewezen.

12. De rechtbank zal de proceskosten compenseren nu partijen voormalige echtelieden zijn.





De beslissing

De rechtbank:

I. Wijst het verzoek van de man af.

II. Compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.





Deze beschikking is gegeven te Almelo door mr. L.M. Tobé en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2010 in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier.

Tegen deze beschikking kan – uitsluitend door tussenkomst van een advocaat – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem:
a. door verzoeker en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.

-
-
WWW.UWWET.nl
2011. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl