Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BN8732, Gerechtshof 's-Gravenhage , 200.039.820/01

Datum uitspraak: 15-09-2010
Inhoudsindicatie: Verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap (artikel 3:185 BW). Omvang van de boedel per peildatum niet vast te stellen, ondanks voldoende gelegenheid. Hoger beroep afgewezen.





Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector



Uitspraak : 15 september 2010
Zaaknummer : 200.039.820/01
Rekestnr. rechtbank : F2 RK 06-2526 en F2 RK 07-285



[de man],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat voorheen mr. G. Jairam te Rotterdam, thans mr. M.N.R. Nasrullah te Rotterdam,

tegen

[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. D.H.P.C. Glaudemans te Delft.





PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De man is op 16 maart 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 18 december 2008 van de rechtbank Rotterdam.

De vrouw heeft op 18 februari 2010 een verweerschrift ingediend.

Van de zijde van de man zijn bij het hof op 6 januari 2010, 20 januari 2010 en op 5 augustus 2010 aanvullende stukken ingekomen.

Op 6 augustus 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door een kantoorgenoot van zijn advocaat, mr. R. Tetteroo, en de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. Partijen en hun raadslieden hebben het woord gevoerd.





PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking en de daaraan voorafgaande tussenbeschikkingen van de rechtbank Rotterdam van 27 juni 2007, 10 maart 2008 en 30 juli 2008.

Bij tussenbeschikking van 27 juni 2007 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken en is een door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud bepaald van € 428,- per maand. De behandeling van de zaak ten aanzien van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap is pro forma aangehouden tot 1 oktober 2007, teneinde partijen in de gelegenheid te stellen de verdeling van de gemeenschap verder in onderling overleg, mede aan de hand van gemaakte werkafspraken, te regelen. Voorts is bepaald dat, indien partijen er niet in slagen tot overeenstemming te geraken, de procureurs uiterlijk vier weken voor de bepaalde pro forma-datum alle aangehaalde en nog niet overgelegde bewijsstukken in het geding dienen te brengen en de rechtbank om voortzetting van de mondelinge behandeling dienen te verzoeken, met daarbij een nauwkeurige en uitputtende opgave van de dan nog resterende geschilpunten.

Bij tussenbeschikking van 10 maart 2008 is de behandeling van de zaak ten aanzien van de verdeling van de gemeenschap pro forma aangehouden tot 1 april 2008, teneinde de man voor een laatste maal in de gelegenheid te stellen in overleg met de vrouw te trachten de verdeling van de gemeenschap in onderling overleg te regelen of, voor het geval dat dit niet mocht lukken, te reageren op het verdelingsvoorstel van de vrouw zoals weergegeven in het verweerschrift op het zelfstandige verzoek van de man. Voorts is bepaald dat, indien partijen er niet in slagen tot overeenstemming te geraken en de man wel heeft gereageerd op het verdelingsvoorstel van de vrouw zoals hiervoor genoemd, de procureurs van partijen de rechtbank om voortzetting van de mondelinge behandeling dienen te verzoeken, met daarbij een nauwkeurige en uitputtende opgave van de dan nog resterende geschilpunten.

Bij tussenbeschikking van 30 juli 2008 is de verdeling van de gemeenschap pro forma aangehouden tot 1 november 2008. Partijen is opgedragen om de echtelijke woning op gezamenlijk verzoek te laten taxeren door [naam bedrijf], waarbij ieder de helft van de kosten voor zijn rekening dient te nemen. Voorts is de vrouw opgedragen een staatje te maken van de op het moment dat zij de echtelijke woning verliet in deze woning aanwezige inboedelgoederen. Partijen is tenslotte opgedragen ieder voor zich een concreet voorstel te doen tot verdeling van de inboedel en opgave van de waarden van de afzonderlijke inboedelgoederen, gestaafd met bewijsstukken. Partijen zijn wederom in de gelegenheid gesteld de verdeling in onderling overleg verder te regelen, waarbij door de rechtbank dezelfde voorwaarden zijn gegeven als in de tussenbeschikking van 10 maart 2008 voor het geval partijen niet tot overeenstemming mochten komen.

Bij de beschikking van 18 december 2008 is de verdeling van de gemeenschap als volgt vastgesteld. Aan de vrouw is toegedeeld:
- digitale videocamera (merk Sony)
- DVD-recorder
- koelkast
- televisie
- bed, witte bodem
- frituurpan
- rijstkoker
- videorecorder
- wasmachine (merk Bosch)
- 2 dekens
- 2 kussens
- 1 beddensprei
- koffiemolen
- broodrooster
- koffiezetapparaat.
Voorts is bepaald dat de man aan de vrouw het bedrag van € 12.438,36 dient te vergoeden.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. In hoger beroep is voorts komen vast te staan dat de echtscheidingsbeschikking op 16 oktober 2007 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.





BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. Het hof stelt voorop dat de man ter zitting van het hof, daarnaar gevraagd, expliciet heeft verklaard dat zijn hoger beroep zich uitsluitend richt tegen de door de rechtbank vastgestelde verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. Het hof gaat er derhalve vanuit dat de man slechts hoger beroep instelt tegen de beschikking van 18 december 2008 en dat door de man geen beslissing meer is gewenst van het hof over de aan voornoemde beschikking voorafgaande tussenbeschikkingen.

2. De man verzoekt het hof – voor zover thans nog van belang – de beschikking van 18 december 2008 te vernietigen en, opnieuw beschikkende, op het ingediende verzoekschrift te beslissen, althans de verdeling van de gemeenschap van partijen vast te stellen.

3. De vrouw bestrijdt het beroep en verzoekt het hof de beschikking van 18 december 2008 te bekrachtigen en de verzoeken van de man af te wijzen.

4. Ter zitting van het hof heeft mr. Tetteroo, daarnaar gevraagd, ter toelichting op het appelschrift verklaard dat de man het met het gehele dictum van de bestreden beschikking niet eens is en dat hij een alternatieve verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap wenst zoals in de in eerste aanleg overgelegde brief van 31 maart 2008 is vermeld. Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, is ter zitting namens de man geen nadere toelichting gegeven op voornoemde brief van 31 maart 2008. De man stelt in deze brief dat de vrouw slechts aanspraak heeft op 20% van de huwelijksgemeenschap aangezien zij volgens de man overspel heeft gepleegd. Uit het betoog van de vrouw volgt dat zij gelijk gerechtigd is in de voormalige huwelijksgoederengemeenschap. Naar het oordeel van het hof zijn de door de man aangevoerde omstandigheden geen rechtens relevante feiten en omstandigheden die afwijking van een verdeling bij helfte zouden rechtvaardigen. Uit de brief volgt niet dat er sprake is van een complete boedelbeschrijving, voorts geeft de man niet expliciet aan welke goederen aan wie moeten worden toegedeeld, dit heeft de man ook tijdens de mondelinge behandeling niet nader toegelicht ondanks dat het hof hier expliciet om heeft gevraagd. De man heeft hiermee naar het oordeel van het hof zijn verzoek in appel onvoldoende toegelicht en onderbouwd. Het hof weegt in zijn oordeel mee dat bij de brief van 31 maart 2008 door de man onvoldoende stukken zijn overgelegd met betrekking tot de in die brief genoemde alternatieve verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.

5. Het hof heeft partijen vervolgens ter zitting, in het kader van artikel 185 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), gevraagd naar de peildatum voor de omvang van de te verdelen huwelijksgoederengemeenschap. Ter zitting is tussen partijen komen vast te staan dat als peildatum moet worden genomen 16 oktober 2007, zijnde de datum van ontbinding van het huwelijk.

6. De man is hierop gevraagd naar de omvang van de boedel op voornoemde peildatum.
Mr. Tetteroo heeft daarop het hof verzocht om aanhouding van de zaak omdat hij het hof het antwoord op de vraag thans schuldig moet blijven. Hij heeft het hof verzocht partijen in de gelegenheid te stellen onderling tot overeenstemming te komen.

7. Het hof heeft het verzoek om aanhouding ter zitting afgewezen. De man heeft naar het oordeel van het hof ruimschoots de tijd gehad om zijn appelschrift en daarmee zijn voorstel tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap nader te specificeren en met relevante bescheiden te onderbouwen. De man heeft immers reeds op 16 maart 2009 zijn appelschrift bij het hof ingediend. Dat de zaak moest worden overgenomen van de oorspronkelijke advocaat van de man doet hieraan niet af, nu de huidige advocaat van de man zich bij brief van 27 augustus 2009 reeds bij het hof als opvolgend advocaat van de man heeft gesteld.

8. Gelet op het vorenstaande oordeelt het hof als volgt. Het hof beschikt niet over een vermogensoverzicht van zowel de bezittingen als de schulden van partijen noch over een gedetailleerde en met stukken onderbouwde door de man voorgestelde verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. De man heeft voldoende tijd gehad een dergelijk vermogensoverzicht en een met verificatoire bescheiden onderbouwd voorstel tot verdeling aan het hof over te leggen. Ook op grond van het verhandelde ter zitting kan het hof geen deugdelijk inzicht verkrijgen in de omvang van de voormalige huwelijksgoederengemeenschap. Het hof is derhalve niet in staat om op grond van artikel 3:185 BW een beslissing inzake de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap te nemen. Het hof wijst het verzoek in hoger beroep van de man hiertoe dan ook af.

9. Derhalve wordt als volgt beslist.





BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:

wijst het verzoek van de man in hoger beroep af;

bekrachtigt de bestreden beslissing.





Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Pannekoek-Dubois en Breederveld, bijgestaan door mr. Buiting als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 september 2010.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl