Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

Datum uitspraak: 28-07-2010



De belangrijkste passage van de uitspraak en/of conclusie:
Ingevolge artikel 5:35, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verjaart de bevoegdheid tot invordering van verbeurde dwangsommen door verloop van zes maanden na de dag waarop zij zijn verbeurd. Ingevolge het tweede lid van artikel 5:35 Awb wordt de verjaring geschorst door (onder meer) ieder wettelijk beletsel voor invordering van de dwangsom. Een dergelijk beletsel vormt blijkens artikel 5:26, vierde lid 4 Awb, dat in artikel 5:33, tweede lid, Awb van toepassing wordt verklaard op de invordering van de dwangsommen, het verzet tegen het dwangbevel tot invordering van de verbeurde dwangsommen. Het verzet tegen het dwangbevel schorst niet alleen de tenuitvoerlegging van dat dwangbevel, maar ook de verjaringstermijn.
Aan deze schorsing komt een einde door het vonnis in de verzetprocedure, wanneer daarbij het verzet is afgewezen. Wanneer het verzet gegrond wordt verklaard, moet worden aangenomen dat de tenuitvoerlegging en verjaringstermijn geschorst blijven, totdat dit vonnis in hoger beroep wordt vernietigd. Indien tegen het vonnis waarbij het verzet tegen het dwangbevel is afgewezen, hoger beroep wordt ingesteld, wordt de tenuitvoerlegging en de verjaringstermijn opnieuw geschorst totdat in hoger beroep op het verzet wordt beslist.

In beide gevallen gaat vanaf de datum van het arrest in hoger beroep geen nieuwe verjaringstermijn van zes maanden lopen. Daarvoor is eerst een daad van stuiting nodig (vgl. HR 28 juni 2002, NJ 2003, 676 en HR 18 februari 2005, NJ 2006, 324).

Artikel 3:320 BW is niet van toepassing op de voor verjaring van de bestuursrechtelijke dwangsom geldende termijn. Daarvoor kent artikel 5:35 Awb immers een exclusieve bestuursrechtelijke regeling op grond waarvan de verjaring wordt geschorst in geval van verzet tegen het dwangbevel en de verjaringstermijn dus niet wordt verlengd in de zin van artikel 3:320 jo. 3:321 BW. Bovengenoemde arresten van de Hoge Raad zien expliciet op de bestuursrechtelijke dwangsom. Uit het arrest uit 2002 volgt slechts de toepasselijkheid van de in titel 11 van Boek 3 BW opgenomen bepalingen inzake de stuiting van de bevrijdende verjaring en dan met name de toepasselijkheid van (de hoofdregel van) artikel 3:319 BW. Hoewel artikel 5:35 Awb geen regeling bevat met betrekking tot stuiting van de verjaring is dit blijkens dit arrest wel mogelijk. Voorts volgt uit dit arrest dat deze verjaringstermijn weliswaar geschorst wordt door het instellen van verzet, maar slechts geschorst blijft tot het vonnis waarin is beslist op dit verzet. Als het verzet niet gegrond is verklaard, gaat hierna de verjaringstermijn derhalve weer lopen. Om deze termijn te verlengen is een stuitingshandeling vereist, waardoor een nieuwe termijn van zes maanden aanvangt.

Indien in een bestuursrechtelijke procedure het bestreden besluit door de bestuursrechter is vernietigd, dient de civiele rechter van de onrechtmatigheid van dat besluit uit te gaan. In dit geval is echter sprake van een vrije heroverweging door het bestuursorgaan, de gemeente, in bezwaar.




Klik hier voor de hele uitspraak.

-
-
WWW.UWWET.nl
2010. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl