Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BP0016, Rechtbank Utrecht , 284941 / HA ZA 10-836

Datum uitspraak: 06-01-2011
Inhoudsindicatie: Eiser stelt dat zijn bomen door gedaagde op onrechtmatige wijze zijn gesnoeid en afgetopt en vordert de hierdoor geleden schade. Gedaagde eist in reconventie verwijdering van de bomen op grond van art. 5:42 BW en vergoeding van de door hem gemaakte kosten van het snoeien en aftoppen. Subsidiair eist gedaagde in reconventie dat eiser gelast wordt jaarlijks onderhoud aan de bomen te (doen) plegen, herstel en reiniging van zijn voetpad en een verklaring voor recht dat hij gerechtigd is de wortels van de bomen af te hakken indien en voor zover deze op zijn terrein komen. De rechtbank oordeelt dat gedaagde zijn verwijderingsbevoegdheid op grond van art 5:44 BW te buiten is gegaan, maar wijst de door eiser gevorderde schade af, omdat deze niet is vast komen te staan. De door gedaagde primair in reconventie gevorderde verwijdering van de bomen wordt afgewezen, omdat deze vordering is verjaard. Er is nl. komen vast te staan dat de bomen al meer dan 20 jaar op de desbetreffende plek staan. Gelet op het misbruik van de verwijderingsbevoegdheid door gedaagde, worden de door hem primair in reconventie gevorderde onderhoudskosten afgewezen. De subsidiaire vordering in reconventie tot het gelasten van eiser tot het (doen) plegen van onderhoud wordt toegewezen. Gedaagde heeft voldoende aangetoond dat hij overlast van de bomen heeft en heeft er dus belang bij dat eiser jaarlijks onderhoud aan de bomen pleegt. De subsidiaire vorderingen in reconventie terzake het herstel en reiniging van het voetpad en het afhakken van de boomwortels worden afgewezen. Gedaagde heeft hier geen belang bij, nu er geen schade (door de boomwortels) aan het voetpad is.





Uitspraak
vonnis
RECHTBANK UTRECHT
284941 / HA ZA 10-836 22 december 2010
Sector handels- en familierecht

zaaknummer / rolnummer: 284941 / HA ZA 10-836

Vonnis van 22 december 2010

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J. van Andel,

tegen

[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. W.F. Veldstra.

Partijen zullen hierna in mannelijk enkelvoud [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.





1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 30 juni 2010
het proces-verbaal van descente en comparitie van 29 september 2010 en de bij die gelegenheid mondeling genomen conclusie van antwoord in reconventie van [eiseres].

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.





2. De feiten

2.1. [eiseres] heeft een bedrijventerrein in eigendom, staande en gelegen te [woonplaats] aan de [naam]. Het bedrijventerrein van [eiseres] grenst, onder meer, aan een bedrijfsgebouw van [gedaagde].

2.2. Aan de rand van het bedrijventerrein van [eiseres], aan de zijde waar dit terrein grenst aan het bedrijfsgebouw van [gedaagde], staan appeldragende fijnsparren, laurierheesters en andere beplantingen, hierna: “de bomen”. Tegen de bomen, aan de zijde die grenst aan het bedrijfsgebouw van [gedaagde], staat een hekwerk – bestaande uit aluminium palen met gaas ertussen – van ongeveer 2 meter hoog, hierna: “het hekwerk”. Tegen het hekwerk, aan de zijde van het terrein van [eiseres], bevindt zich plaatmateriaal van – onder meer – spaanplaat en plastic.

2.3. Langs de gehele achterzijde van het bedrijfsgebouw van [gedaagde], aan de zijde die grenst aan het terrein van [eiseres], loopt een voetpad, hierna: “het voetpad”.

2.4. Op 20 juni 2009 heeft hoveniersbedrijf [A] te [woonplaats], hierna: “[A]”, in opdracht van [gedaagde] de bomen van [eiseres] gesnoeid en afgetopt.

2.5. Op 10 februari 2010 heeft Bomenservice in opdracht van [eiseres] de schade aan de bomen getaxeerd. De bevindingen van het taxatieonderzoek zijn neergelegd in een rapport van 17 februari 2010, hierna: “het schaderapport”.





3. Het geschil

in conventie
3.1. [eiseres] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

1. [gedaagde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen de somma van EUR 7.791,00 exclusief BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 21 juni 2009, althans vanaf 18 maart 2010, tot aan de dag der algehele voldoening,

2. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, die der mogelijke deskundigen daaronder begrepen.

3.2. [gedaagde] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres], danwel tot ontzegging van [eiseres] van zijn vorderingen, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.

3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

in reconventie
3.4. [gedaagde] vordert bij vonnis:

Primair:

a. [eiseres] te veroordelen tot betaling van een bedrag ad EUR 556,97, te vermeerderen met de wettelijke rente sedert 22 juni 2009, subsidiair vanaf de datum van indiening van de conclusie van antwoord van [gedaagde], tot aan de dag van volledige voldoening;

b. [eiseres] te veroordelen de bestaande bomen en heesters tegen de erfgrens tussen de percelen van [eiseres] en [gedaagde] te (doen) verwijderen en verwijderd te houden, zulks binnen vier weken na het wijzen van het ten deze verzochte vonnis, onder verbeurte van een dwangsom bij niet of niet tijdige nakoming van EUR 1.000,00 per dag, gedurende welke [eiseres] nalatig blijft aan dit vonnis te voldoen;

Subsidiair:

a. [eiseres] te gelasten de bomen en heesters staande tegen dan wel op de erfgrens met het perceel toebehorende aan [gedaagde] te onderhouden, zodanig dat geen overhangende of doorstekende takken boven het perceel van [gedaagde] aanwezig zullen zijn, zulks onder bepaling dit jaarlijks te doen plaatshebben, steeds uiterlijk op 1 mei van dat jaar, dan wel een datum door uw rechtbank in goede justitie vast te stellen, zulks onder verbeurte van een dwangsom van EUR 500,00 per dag, gedurende welke [eiseres] in gebreke blijft aan deze last te voldoen;

b. [eiseres] te gelasten zorg te dragen – binnen vier weken na het ten deze verzochte vonnis – voor herstel en schoonmaak van het looppad gelegen op het perceel van [gedaagde] grenzend aan dat van [eiseres], zulks na overleg met en instemming van [gedaagde], onder verbeurte van een dwangsom van EUR 500,00 per dag, gedurende welke [eiseres] in gebreke blijft aan deze last te voldoen;

c. te verklaren voor recht dat [gedaagde] gerechtigd is op de erfafscheiding tussen de percelen van partijen in het perceel van [gedaagde] aanwezige boomwortels af te hakken;

en tot veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure gevallen.

3.5. [eiseres] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde].

3.6. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.





4. De beoordeling

in conventie en reconventie
4.1. Gelet op de samenhang van de vorderingen in conventie en reconventie, zal de rechtbank beide vorderingen gezamenlijk behandelen.

4.2. [eiseres] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij schade heeft geleden aan de bomen en het hekwerk doordat de bomen onrechtmatig door [gedaagde] zijn gesnoeid en afgetopt.
[gedaagde] dient deze schade aan [eiseres] te vergoeden. De bomen van [eiseres] staan al meer dan 20 jaar op de betreffende plek. Elke eventuele vordering van [gedaagde] aangaande de onrechtmatigheid van de bomen is dan ook verjaard, aldus [eiseres].

4.3. [gedaagde] voert hier tegen aan hij al jaren overlast heeft door de overhangende takken van de bomen van [eiseres]. [gedaagde] heeft [eiseres] met regelmaat verzocht en aangemaand om onderhoud te (doen) plegen ten aanzien van die overhangende takken. [eiseres] heeft hier telkens geen gehoor aangegeven. Om die reden heeft [gedaagde] (uiteindelijk) in 2009 [A] ingeschakeld om de bomen te snoeien en af te toppen. [gedaagde] was hiertoe gerechtigd. [gedaagde] betwist dan ook dat hij onrechtmatig heeft gehandeld.
[gedaagde] betwist verder dat [eiseres] schade heeft geleden. Er is geen sprake van schade aan het terrein of het hekwerk van [eiseres]. Ook is er geen sprake van schade aan de bomen. Uit het schaderapport blijkt dat de schade er in bestaat dat de bomen gedeeltelijk hun functie hebben verloren doordat hun camouflerende of afschermende werking is afgenomen. Zowel het perceel van [eiseres] als dat van [gedaagde] functioneert echter als bedrijventerrein, zodat er geen noodzaak is voor afscherming of camouflage. Er is dan ook geen sprake van functieverlies van de bomen, aldus [gedaagde].

4.4. Ten aanzien van zijn reconventionele vorderingen stelt [gedaagde] het volgende
. Nu de bomen van [eiseres] op de erfgrens staan vordert [gedaagde] (primair) in reconventie dat de bomen verwijdert dienen te worden, hetgeen mogelijk is op grond van mandeligheid en/of – naar de rechtbank begrijpt – artikel 5:42 BW. [gedaagde] stelt dat uit artikel 5:42 (lid 3) en artikel 3:314 BW voortvloeit dat de verjaring ten aanzien van het eerst genoemde artikel pas aanvangt op het moment dat de bomen de hoogte van de scheidsmuur tussen de percelen hebben bereikt. Uit het schaderapport blijkt dat de bomen ongeveer 15 jaar geleden zijn geplant en dat zij toen 150 tot 175 cm hoog waren. Hieruit blijkt dat de onrechtmatige situatie minder dan 20 jaar geleden is ontstaan, zodat van verjaring van de vordering tot verwijdering van de bomen geen sprake is.
Nu [eiseres] de bomen niet onderhoud en [gedaagde] hierdoor schade lijdt, vordert [gedaagde] (subsidiair) in reconventie [eiseres] te gelasten jaarlijks onderhoud aan de bomen te plegen. Daarnaast vordert [gedaagde] een verklaring van recht dat hij gerechtigd is de boomwortels die op zijn perceel doorschieten af te hakken
. [gedaagde] heeft door de nalatigheid van [eiseres] kosten moeten maken ter zake het onderhoud van de bomen en wenst deze kosten van [eiseres] vergoed te krijgen. Daarbij is het voetpad door de bomen van [eiseres] beschadigd en vervuild. [eiseres] dient deze schade te herstellen en het voetpad te reinigen. Ter vergoeding en herstel van voornoemde schade heeft [gedaagde] (primaire en subsidiaire) vorderingen in reconventie ingesteld.

4.5. De rechtbank zal in het onderstaande de vorderingen van partijen achtereenvolgens behandelen.

Verwijderen bomen
4.6. Een vrijstaande heg is gemeenschappelijk eigendom en mandelig indien de grens van twee erven die aan verschillende eigenaars toebehoren er in de lengterichting onderdoor loopt. De stelling van [gedaagde] dat de bomen mandelig zijn, omdat in het schaderapport wordt vermeld dat de bomen op de grens van het perceel staan, wordt door de rechtbank verworpen. Nog daargelaten of voornoemde vermelding in het schaderapport de conclusie rechtvaardigt dat de grens tussen de erven in de lengterichting onder de bomen doorloopt, heeft [gedaagde] nagelaten (voldoende gemotiveerd) te stellen op grond waarvan een eventuele mandeligheid ertoe leidt dat [gedaagde] met succes verwijdering van de bomen kan vorderen.
In jurisprudentie van de Hoge Raad is uitgemaakt dat ten aanzien van de vordering tot verwijdering op grond van artikel 5:42 BW de verjaringstermijn van 20 jaar aanvangt op het moment dat de bomen geplant worden. Uit de verklaring van [gedaagde] ter comparitie c.q. descente (punt 3 en 4), kan worden afgeleid dat de bomen op of kort na 1985/1986 tot hekhoogte kwamen. Hieruit vloeit voort dat de bomen voor 1985/1986 zijn geplant. Nu niet is gesteld of gebleken dat de verjaring op enige wijze is gestuit, volgt uit het voorgaande voort dat de verjaringstermijn van 20 jaar reeds is verstreken. De primaire vordering van [gedaagde] tot verwijdering van de bomen, wijst de rechtbank dan ook af.

Onderhoudskosten [gedaagde]
4.7. Op grond van artikel 5:44 lid 1 BW heeft [gedaagde] het recht om, indien [eiseres] (na aanmaning door [gedaagde]) in gebreke blijft de overhangende takken te verwijderen, dit zelf te (laten) doen. Gezien de gemotiveerde stellingen van [gedaagde] daarover, is voor de rechtbank voldoende komen vast te staan dat [gedaagde] [eiseres] heeft aangemaand tot het plegen van onderhoud. [gedaagde] heeft echter in onderhavig geval voornamelijk onderhoud doen plegen dat zijn verwijderingsbevoegdheid van artikel 5:44 lid 1 BW te boven gaat, te weten het aftoppen van de bomen. Gelet op dit misbruik van recht is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar indien [eiseres] de kosten van de in opdracht van [gedaagde] gepleegde onderhoudswerkzaamheden te vergoeden. De primaire vordering sub a. van [gedaagde] wordt dan ook afgewezen.

Schade [eiseres]
4.8. Hoewel uit 4.7 blijkt dat [gedaagde] zijn recht op grond van artikel 5:44 lid 1 BW (grotendeels) te buiten is gegaan en [gedaagde] op grond daarvan in beginsel gehouden is de schade die [eiseres] daardoor geleden heeft te vergoeden, zal de vordering van [eiseres] tot vergoeding van zijn schade worden afgewezen. Naar het oordeel van de rechtbank is immers niet komen vast te staan dat [eiseres] daadwerkelijk schade heeft geleden door het handelen van [gedaagde]. De schade aan het hekwerk (inclusief gaas) en struiken van [eiseres] is op geen enkele wijze vast komen te staan, zoals ook blijkt uit het proces-verbaal van 29 september 2010. Uit het schaderapport blijkt niet – zoals [eiseres] stelt – dat de afgetopte bomen vervangen dienen te worden. Wel blijkt uit het rapport dat schade aan de bomen bestaat door functieverlies door een verminderde afscherm- of camouflagefunctie. Nu [eiseres] tijdens de comparitie c.q. descente echter geen antwoord wenste te geven op de vraag of hij de op zijn bedrijventerrein staande en gestapelde containers nog actief voor zijn verhuur- en handelsactiviteiten gebruikt, trekt de rechtbank hieruit de conclusie die haar gerade acht en concludeert zij dat [eiseres] die zaken niet meer actief in gebruik heeft. In dat licht is er ook geen sprake van schade door functieverlies van de bomen door een verminderde afscherm- of camouflagefunctie. Immers, de bomen gaan grotendeels schuil achter die opgestapelde containers.

Onderhouden bomen
4.9. [gedaagde] heeft gemotiveerd gesteld dat de overhangende takken van de bomen van [eiseres] overlast veroorzaken, welke stelling door [eiseres] niet (voldoende gemotiveerd) is weerlegd. Op grond daarvan is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde] er voldoende belang bij heeft dat [eiseres] de bomen jaarlijks onderhoud. De rechtbank wijst de subsidiaire vordering sub a. dan ook toe.

Herstellen en reinigen looppad
4.10. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] geen belang heeft bij zijn vordering tot reiniging en herstel van het looppad. Er is – ter comparitie c.q. descente – namelijk gebleken dat het looppad geen schade heeft noch dat het looppad (meer dan normaal) verontreinigd is. De subsidiaire vordering van [gedaagde] sub b. wordt dan ook afgewezen.

Afhakken boomwortels
Bij de subsidiaire vordering sub c. heeft [gedaagde] ook geen belang, nu – ter comparitie c.q. descente – niet is komen vast te staan dat [gedaagde] (over-)last ondervindt van de wortels van de bomen en/of dat hij door de wortels schade lijdt. Het pad is immers geenszins beschadigd. De subsidiaire vordering sub c. wordt dan ook afgewezen.

Proceskosten

4.11. Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.





5. De beslissing

De rechtbank

in conventie
5.1. wijst af vordering 1 zoals omschreven onder 3.1,

in reconventie
5.2. wijst af de primaire vorderingen a. en b. en de subsidiaire vorderingen b. en c., alle zoals omschreven in 3.4,

5.3. wijst toe de subsidiaire vordering a. zoals omschreven in 3.4 en gelast [eiseres] de bomen en heesters op dan wel tegen de erfgrens met het perceel van [gedaagde] te onderhouden, zodanig dat geen overhangende of doorstekende takken boven het perceel van [gedaagde] aanwezig zullen zijn, onder de bepaling dit jaarlijks te doen plaatshebben, steeds uiterlijk op 1 mei van het betreffende jaar, onder verbeurte van een dwangsom van EUR 500,00 per dag dat [eiseres] in gebreke blijft aan deze last te voldoen,

in conventie en reconventie

5.4. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.





Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Penders en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2010. MB

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl