Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

Datum uitspraak:08-12-2010



De belangrijkste passage van de uitspraak en/of conclusie:
Omdat mandeligheid een bijzondere vorm van gemeenschap is, zijn de bepalingen inzake de gemeenschap van titel 3.7 BW ook van toepassing op mandelige zaken, tenzij de bijzondere bepalingen over mandeligheid (titel 5.5 BW) zich daartegen verzetten.

Artikel 3:170 lid 1 BW bepaalt, voor zover hier van belang, dat ieder van de deelgenoten zo nodig zelfstandig handelingen tot gewoon onderhoud of behoud van een gemeenschappelijk goed kan verrichten, evenals handelingen die geen uitstel kunnen lijden. Voor het overige geschiedt het beheer door de deelgenoten gezamenlijk tenzij een regeling anders bepaalt, aldus lid 2 van dat artikel. Volgens lid 3 zijn de deelgenoten uitsluitend gezamenlijk bevoegd tot andere handelingen dan de in de leden 1 en 2 genoemde.

Artikel 5:65 BW luidt:
Mandelige zaken moeten op kosten van alle mede-eigenaars worden onderhouden, gereinigd en, indien nodig, vernieuwd.

In dat arrest is geoordeeld dat artikel 5:65 BW een afwijking oplevert van artikel 3:170 BW, omdat iedere mede-eigenaar van een mandelige zaak de andere kan dwingen om bij te dragen in de kosten van vernieuwing, terwijl dat op grond van artikel 3:170 BW niet mogelijk is bij gewone gemeenschappelijke zaken. Het hof concludeerde daarom dat in geval van vernieuwing, zoals in die zaak aan de orde was, niet de algemene bepalingen van gemeenschap van titel 3.7 BW gelden, maar alleen artikel 5:65 BW, zodat alleen beoordeeld diende te worden of de vernieuwing nodig was.

De rechtbank stelt ten aanzien van de verhouding tussen de artikelen 3:170 en 5:65 BW voorop dat laatstgenoemde bepaling wel een regeling geeft over de kosten van onderhoud en vernieuwing, maar niets zegt over de vraag of toestemming van de andere deelgenoten nodig is. Daarom is artikel 3:170 BW, dat wel regelt wanneer toestemming vereist is, ook van toepassing op mandelige zaken.

Ten aanzien van de kosten van de werkzaamheden geeft artikel 5:65 BW wel een regeling: die kosten worden door alle deelgenoten samen gedragen.

In de parlementaire geschiedenis (M.v.A. II, Parl. Gesch. Boek 5 blz. 236) wordt er overigens kennelijk van uitgegaan dat de mede-eigenaars (alleen) moeten bijdragen tot de kosten waartoe bevoegdelijk is besloten (zie artikel 3:172 BW) maar dat geeft de rechtbank gelet op het bovenstaande geen reden om te oordelen dat de andere mede-eigenaars niet zouden hoeven bijdragen aan de kosten die noodzakelijk waren voor het onderhoud van de mandelige funderingsmuur, alleen omdat is nagelaten toestemming te vragen.

Het voorgaande geldt ook bij onderhoud dat niet als vernieuwing is te beschouwen, omdat het niet voor de hand ligt om gevallen betreffende (de kosten van) vernieuwing alleen te toetsen aan artikel 5:65 BW, en gevallen van enkel onderhoud ook aan artikel 3:170 BW. Dat zou immers betekenen dat in het meer ingrijpende geval van vernieuwing lichtere eisen zouden gelden dan in geval van onderhoud. Anders gezegd: de ene mede-eigenaar zou dan de andere om toestemming moeten vragen voor (noodzakelijk) onderhoud teneinde de kosten daarvan te mogen delen, maar als hij eigenmachtig tot vernieuwing van de hele muur over zou gaan, zou hij wel de kosten mede voor rekening van de andere mede-eigenaars mogen brengen.




Klik hier voor de hele uitspraak.

-
-
WWW.UWWET.nl
2010. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl