Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BN6823,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem , 203687

Datum uitspraak: 07-09-2010
Inhoudsindicatie: Gevorderde veroordeling tot medewerking aan buitengerechtelijk akkoord wordt toegewezen, omdat de weigering tot medewerking aan het akkoord in de gegeven omstandigheden moet worden aangemerkt als onrechtmatig jegens eiser.





Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 203687 / KG ZA 10-502

Vonnis in kort geding van 7 september 2010

in de zaak van

[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. C.H.M. Jacobs te Nijmegen,

tegen

de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE NIJMEGEN,
gevestigd te Nijmegen,
gedaagde,
advocaat mr. H.A.M. van Gerwen te Nijmegen.


Partijen zullen hierna [eiser] en Gemeente Nijmegen worden genoemd.





1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de faxbrief met producties namens Gemeente Nijmegen van 23 augustus 2010
- de faxbrief met productie namens [eiser] van 24 augustus 2010
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnotities van Gemeente Nijmegen.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.





2. De feiten

2.1. [eiser] heeft een drietal schuldeisers: de Ontvanger der directe belastingen (hierna: de Ontvanger) met een vordering van € 433.974,00, curator Van der Meeren met een vordering van € 374.952,78 en Gemeente Nijmegen met een vordering van € 124.967,40. De Ontvanger is preferente schuldeiser. De drie schuldeisers hebben tot zekerheid van hun vorderingen beslag gelegd op diverse onroerende goederen van [eiser].

2.2. ING heeft zich bereid verklaard een krediet van € 64.000,00 aan [eiser] te verstrekken voor een akkoord met de schuldeisers, op voorwaarde dat alle drie de schuldeisers instemmen met het akkoord. Van dit bedrag is € 4.000,00 bestemd voor de kosten en resteert € 60.000,00 voor de schuldeisers.

2.3. Na het akkoord te hebben getoetst, heeft de Ontvanger bij brief van 20 mei 2010 aan de advocaat van [eiser] meegedeeld dat hij kan instemmen met het aangeboden akkoord, waarbij omgerekend, tegen finale kwijting, aan de Ontvanger een percentage van 8,77% en beide andere schuldeisers een percentage van 4,39% van hun vorderingen toekomt. De procentuele verdeling houdt in dat aan de Ontvanger een bedrag van € 38.057,00 toekomt, aan curator Van der Meeren een bedrag van € 16.458,00 en aan Gemeente Nijmegen een bedrag van € 5.481,00.

2.4. Ook curator Van der Meeren is met het voorstel akkoord gegaan.

2.5. Bij brief van 16 augustus 2010 heeft de Ontvanger Gemeente Nijmegen opgeroepen medewerking te verlenen aan het akkoord. Gemeente Nijmegen heeft echter bij herhaling aan [eiser] laten weten dat zij niet met het akkoord instemt.

2.6. Namens Gemeente Nijmegen zijn in het geding gebracht een uitspraak van de rechtbank Arnhem, sector bestuursrecht, van 10 maart 2006 en een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 17 juli 2007 inzake een vordering van Gemeente Nijmegen op een mevrouw [betrokkene] wegens ten onrechte aan haar verstrekte bijstand, een verklaring van [eiser] van 9 juni 2004 dat hij eigenaar en rechthebbende is van een in beslag genomen geldsom van € 30.355,00 en ten slotte diverse transactieafschriften van ABN AMRO uit de periode 2002-2004 met betrekking tot bankrekeningen die (mede) op naam stonden van [eiser].





3. Het geschil

3.1. [eiser] vordert, na ter zitting zijn vordering te hebben vermeerderd met hetgeen hierna onder b) staat vermeld, dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a) Gemeente Nijmegen veroordeelt om integraal, onvoorwaardelijk en onherroepelijk voor 15 september 2010 medewerking te verlenen aan het voorgestelde akkoord door een schriftelijke verklaring over te leggen aan de gemachtigde van [eiser] en bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van deze schriftelijke verklaring indien Gemeente Nijmegen weigerachtig blijft om mee te werken aan voornoemd akkoord;
b) Gemeente Nijmegen veroordeelt om opdracht te geven aan de deurwaarder om vóór 15 september 2010 de gelegde beslagen op [adres] (kadastrale aanduiding [ ] 2488) en op [adres] (kadastrale aanduiding [ ] 3318) door te halen;
c) Gemeente Nijmegen veroordeelt in de proceskosten.

3.2. [eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat, indien Gemeente Nijmegen niet instemt met het voorliggende akkoord, het akkoord in zijn geheel geen doorgang zal vinden, hetgeen betekent dat aan geen van de schuldeisers enige betaling zal kunnen worden gedaan en dat het faillissement van [eiser] zal volgen. De weigering van de Gemeente Nijmegen tot medewerking aan het akkoord is volgens [eiser] zo ongegrond, dat dit in strijd is met de redelijkheid en billijkheid en misbruik van bevoegdheid oplevert, dan wel dat sprake is van handelen in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer volgens ongeschreven recht betaamt. Het spoedeisend belang bij zijn vorderingen is volgens [eiser] daarin gelegen, dat het aanbod van de bank tot financiering van het akkoord zal worden ingetrokken als niet voor 15 september 2010 zekerheid bestaat dat de beslagen door de drie beslagleggers (de Ontvanger, curator Van der Meeren en Gemeente Nijmegen) worden opgeheven in het kader van het akkoord.

3.3. Gemeente Nijmegen voert verweer.

3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.





4. De beoordeling

4.1. Het spoedeisend belang blijkt voldoende uit de stellingen van [eiser].

4.2. Gemeente Nijmegen heeft zich niet verzet tegen de eisvermeerdering door [eiser], zodat op de vermeerderde eis zal worden recht gedaan.

4.3. De vraag die in dit kort geding moet worden beantwoord, is of Gemeente Nijmegen al dan niet kan worden gedwongen in te stemmen met het akkoord als omschreven onder 2.3.

4.4. Bij de beantwoording van die vraag geldt als uitgangspunt dat de totstandkoming van een onderhands ofwel buitengerechtelijk akkoord is onderworpen aan de algemene regels van het overeenkomstenrecht en dat een schuldeiser alleen aan het akkoord gebonden kan raken indien hij daartoe toetreedt. Hij kan niet worden gedwongen afstand te doen van zijn vordering. Van het in dit uitgangspunt vervatte beginsel van contractsvrijheid kan slechts in uitzonderingssituaties worden afgeweken. Daarvan kan sprake zijn indien weigering van een dergelijk akkoord zo ongegrond is, dat dit moet worden aangemerkt als misbruik van bevoegdheid, als handelen dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is of als onrechtmatig handelen.

4.5. Voorshands is voldoende aannemelijk geworden dat van een uitzonderingssituatie als hiervoor bedoeld sprake is. De voorzieningenrechter overweegt daartoe als volgt.

4.6. [eiser] voert aan dat de Ontvanger en curator Van der Meeren een grondig onderzoek hebben ingesteld naar zijn inkomen en vermogen alvorens zij met het akkoord hebben ingestemd, en dat de Ontvanger niet lichtvaardig een akkoord aangaat. Verder voert [eiser] aan dat het onderhavige aanbod het uiterste is waartoe hij financieel in staat moet worden geacht. [eiser] stelt dat, indien Gemeente Nijmegen haar medewerking aan het akkoord onthoudt, het akkoord niet tot stand komt en zijn faillissement zal volgen. Het uitspreken van zijn faillissement zal leiden tot een lagere te verdelen opbrengst dan met het voorgestelde akkoord wordt bereikt en er zal in dat geval geen geld aan Gemeente Nijmegen kunnen worden uitgekeerd, aldus [eiser]. Gemeente Nijmegen heeft deze stellingen van [eiser] op zichzelf niet betwist, zodat voorshands van de juistheid daarvan moet worden uitgegaan. Gemeente Nijmegen heeft wel naar voren gebracht dat het aangeboden bedrag in verhouding tot de hoogte van de schuld naar haar mening te gering is. Gezien het voorgaande kan deze stelling echter zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, redelijkerwijs niet leiden tot de weigering tot medewerking aan het akkoord.

4.7. Daarnaast heeft Gemeente Nijmegen, onder verwijzing naar de onder 2.6 genoemde stukken, aangevoerd dat zij “in het verleden” heeft ervaren dat [eiser] “zich bezighoudt met financiële praktijken die hij buiten het officiële geldverkeer wil houden.” Desgevraagd heeft Gemeente Nijmegen deze stelling nader toegelicht door te verklaren dat zij hiermee mede doelt op praktijken die in 1995 zouden hebben plaatsgevonden: [eiser] zou toen illegale werknemers in dienst hebben gehad in zijn bedrijf. Nog daargelaten dat het hier gaat om iets dat zich 15 jaar geleden zou hebben voorgedaan, blijkt uit de overgelegde onder 2.6 omschreven stukken niets van bedoelde gebeurtenissen uit 1995 en heeft Gemeente Nijmegen deze stelling ook overigens op geen enkele wijze nader onderbouwd, zodat zij als te vaag van de hand moet worden gewezen. Ook anderszins kunnen de door Gemeente Nijmegen overgelegde stukken voorshands niet dienen ter nadere onderbouwing van vermeende dubieuze financiële gedragingen van [eiser]. Ten aanzien van de rechterlijke uitspraken geldt dat zij geen (rechtstreekse) betrekking hebben op [eiser] maar op een mevrouw [betrokkene], en dat Gemeente Nijmegen ter zitting heeft verklaard dat zij in die kwestie wel onderzoek heeft gedaan naar mevrouw [betrokkene], maar niet naar [eiser]. Ten aanzien van de verklaring van [eiser] van 9 juni 2004 geldt dat met die enkele verklaring, gelet op de betwisting door [eiser], voorshands niet aannemelijk is geworden dat [eiser] daadwerkelijk eigenaar is (geweest) van het in die verklaring genoemde geldbedrag. Gemeente Nijmegen stelt zich zelf ook op het standpunt dat niet is bewezen dat het geldbedrag eigendom van [eiser] was. Gemeente Nijmegen heeft voorts niet betwist dat met het geld geen onroerend goed op Curaçao kan zijn aangekocht. Ten slotte geldt ten aanzien van de – zes tot acht jaar oude – bankafschriften dat [eiser] daarop ter zitting een plausibele toelichting heeft gegeven, namelijk dat één bankrekening intussen op naam is gekomen van [eiser]s broer, met wie hij een confectiezaak heeft gedreven, één bankrekening de eenmanszaak van [eiser] betreft en de derde bankrekening een privérekening van [eiser]. Bezien in het licht van deze toelichting heeft Gemeente Nijmegen haar stelling dienaangaande onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd en onvoldoende geconcretiseerd wat zij uit de bankafschriften meent te kunnen afleiden.

4.8. Gemeente Nijmegen heeft verder ter zitting verklaard dat zij niet wil meewerken aan het akkoord omdat zij geen garantie heeft dat [eiser] niet alsnog in het buitenland bezittingen of gelden in eigendom heeft, die aan het daglicht komen na totstandkoming van het akkoord. Gemeente Nijmegen heeft desgevraagd verklaard dat zij geen concrete aanwijzingen heeft omtrent bezittingen of gelden van [eiser] in het buitenland, zodat daaraan wordt voorbijgegaan. Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter in dit verband dat Gemeente Nijmegen, indien [eiser] op enig moment na de totstandkoming van het akkoord inderdaad over gelden of bezittingen zou beschikken waarvan het bestaan op dit moment onbekend is, het akkoord in beginsel kan aantasten.

4.9. De voorzieningenrechter neemt ten slotte in aanmerking dat twee van de drie schuldeisers – van wie de vorderingen tezamen 87% van de totale schuldenlast bedragen – zich akkoord hebben verklaard met het voorstel en Gemeente Nijmegen dus door niet met het akkoord in te stemmen tevens de belangen van de overige schuldeisers schaadt.

4.10. Gezien al het voorgaande is de voorzieningenrechter voorlopig van oordeel dat de weigering van Gemeente Nijmegen tot medewerking aan het akkoord moet worden aangemerkt als onrechtmatig jegens [eiser]. De vordering van [eiser] tot – kort gezegd – veroordeling van Gemeente Nijmegen tot medewerking aan het akkoord (r.o. 3.1 onder a) is dan ook toewijsbaar.

4.11. Het hiervoor overwogene leidt er tevens toe dat aan het door Gemeente Nijmegen gelegde beslag de grondslag is komen te ontvallen, zodat de vordering tot het laten opheffen van het beslag (r.o. 3.1 onder b) – waartegen Gemeente Nijmegen geen zelfstandig verweer heeft gevoerd – eveneens voor toewijzing vatbaar is.

4.12. Gemeente Nijmegen zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 73,89
- betaald vast recht 65,75
- in debet gesteld vast recht 197,25
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.152,89





5. De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1. veroordeelt Gemeente Nijmegen om integraal, onvoorwaardelijk en onherroepelijk voor 15 september 2010 medewerking te verlenen aan het voorgestelde akkoord door een daartoe strekkende schriftelijke verklaring over te leggen aan de gemachtigde van [eiser],

5.2. bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de onder 5.1 bedoelde schriftelijke verklaring indien Gemeente Nijmegen weigerachtig blijft om mee te werken aan voornoemd akkoord,

5.3. veroordeelt Gemeente Nijmegen om opdracht te geven aan de deurwaarder om vóór 15 september 2010 de gelegde be[adres] (kadastrale aanduiding [ ] 2488) en op [adres] (kadastrale aanduiding [ ] 3318) door te halen,

5.4. veroordeelt Gemeente Nijmegen in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.152,89, te voldoen aan de griffier door overmaking op rekeningnummer 56.99.90.548 ten name van MvJ arrondissement Arnhem onder vermelding van "proceskostenveroordeling" en het zaak- en rolnummer,

5.5. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.





Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.C.D. Crezée op 7 september 2010.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl