Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BN8810, Rechtbank Rotterdam , 348801 / HA ZA 10-566

Datum uitspraak: 15-09-2010
Inhoudsindicatie: Vordering tot ontslag uit hoofdelijke aansprakellijkheid voor lening op grond van dwaling althans de redelijkheid en billijkheid. Vordering afgewezen. Dwaling niet te wijten aan mededeling wederpartij. Geen sprake van onzorvuldig gedrag van kant van verstrekker van lening.





Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM

Sector civiel recht


zaaknummer / rolnummer: 348801 / HA ZA 10-566

Vonnis van 15 september 2010

in de zaak van

[eiseres],
wonende te 's-Gravenhage,
eiseres,
advocaat mr. A.D. Brouwers-Wozniak,

tegen

de naamloze vennootschap
RVS LEVENSVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. L.A.L. Westerwoudt.


Partijen zullen hierna [eiseres] en RVS genoemd worden.





1. De procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- dagvaarding d.d. 9 februari 2010 en de door [eiseres] overgelegde producties;
- conclusie van antwoord, met producties;
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 14 april 2010, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 30 juni 2010.

1.2 Ten slotte is vonnis bepaald.





2. De feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:

2.1 [eiseres] is de moeder van de h[X] (hierna: [X]).

2.2 In 2002 waren [X] en zijn toenmalige partner, mevrouw [I] (hierna: [I]), bezig met de aankoop van een perceel met woning te Zoetermeer. In dat kader heeft Nationale Nederlanden N.V. bij brief van 5 september 2002 aan [X] en [I] een aanbieding voor een geldlening gedaan waarbij RVS als financier en levensverzekeraar zou optreden. Deze brief is voor akkoord ondertekend door [X], [I] en [eiseres]. In deze brief is, voor zover van belang, de het volgende opgenomen:
“- De lening wordt verstrekt aan de heer [X], mevrouw [I] en mevrouw [Y] als hoofdelijke schuldenaren. De medewerking van een ieder aan de geldlening (met zekerheidsstelling) is noodzakelijk.”

2.3 RVS heeft bij notariële akte d.d. 25 september 2002 (hierna: de hypotheekakte) aan [eiseres], [X] en [I] een hypothecaire geldlening verstrekt van € 332.000,= ter financiering van de aankoop van een perceel bouwterrein met een in aanbouw zijnde woning gelegen in de wijk Oosterheem deelplan I te Zoetermeer. Ter zekerheid voor de terugbetaling van de door RVS verstrekte lening hebben [X] en [I] een recht van hypotheek aan RVS verleend op vorenbedoeld perceel. In de hypotheekakte is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“HOOFDELIJKHEID
Elke schuldenaar is tegenover de schuldeisers hoofdelijk verbonden”

2.4 Bij fax d.d. 11 november 2002 heeft [eiseres] aan RVS verzocht om haar borgstelling uit de hypotheekakte te verwijderen.

2.5 Na verbreking van de relatie tussen [X] en [I] heeft [I] aan [eiseres] bij brief d.d. 15 augustus 2003 verzocht ermee in te stemmen dat [I] wordt ontslagen uit de hoofdelijkheid met betrekking tot de hypothecaire geldlening. Bij brief d.d. 1 december 2003 heeft [eiseres] aan RVS aangegeven dat zij alleen met kwijtschelding van de hypothecaire geldschuld aan [I] instemt als ook aan haar zelf kwijtschelding wordt verleend. Op 12 december 2003 heeft [eiseres] een “Akte van kwijting ingeval van hoofdelijkheid” getekend waarin aan [I] kwijting van de verplichtingen uit de hypothecaire geldschuld wordt verleend.

2.6 Bij brief van 23 juni 2004 berichtte RVS aan [eiseres] geen aanleiding te zien haar uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te ontslaan.

2.7 In 2004 zijn verschillende keren achterstanden in de aflossing van de hypothecaire geldlening ontstaan. Bij brief d.d. 1 oktober 2004 deelt RVS [eiseres] en [X] mee dat de gehele hypothecaire geldlening voor een bedrag van € 343.297,54 per direct opeisbaar is geworden vanwege het feit dat door een andere schuldeiser van [X] executoriaal beslag is gelegd op het woonhuis dat dient als zekerheid voor de geldlening. Op 24 maart 2005 wordt de woning executoriaal verkocht op een openbare veiling voor een bedrag van
€ 251.000,=.

2.8 Bij brief d.d. 10 oktober 2006 heeft RVS [eiseres] aangesproken voor de betaling van de resterende hypotheekschuld ad € 111.449,94.

2.9 Op 26 februari 2008 heeft [X] met RVS een afkoopregeling gesloten ten aanzien van een aantal van zijn schulden aan RVS.

2.10 Bij brief d.d. 23 januari 2009 heeft RVS [eiseres] nogmaals aangesproken voor de betaling van de resterende hypotheekschuld van inmiddels € 114.509,65.

2.11 Op 23 juni 2009 heeft RVS executoriaal beslag gelegd op het appartement van [eiseres] en haar echtgenoot aan de [adres] te ’s-Gravenhage.





3. De vordering

De vordering luidt – verkort weergegeven – om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- [eiseres] te ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid met betrekking tot de restantschuld uit de hypotheekakte en te bepalen dat RVS uit dien hoofde niets meer te vorderen heeft van [eiseres];
- het namens RVS ten laste van [eiseres] gelegde executoriale beslag op het onverdeeld aandeel in het appartement aan de [adres] te ’s-Gravenhage op te heffen;
- RVS te veroordelen in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf de dag dat RVS na betekening van het onderhavige vonnis met de voldoening van deze kosten in verzuim is tot aan de dag der voldoening.

Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [eiseres] aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:

3.1 [eiseres] heeft gedwaald met betrekking tot de wijze waarop zij zich ten opzichte van RVS medeaansprakelijk heeft gesteld voor de hypothecaire geldlening ten behoeve van [X] en [I]. [eiseres] ging ervan uit zich borg te hebben gesteld voor een periode van drie maanden in plaats van hoofdelijk aansprakelijk te zijn.

3.2 RVS heeft onzorgvuldig jegens [eiseres] gehandeld door bij het verstrekken van de hypotheek geen onderzoek te doen naar de draagkracht van [eiseres], [X] en [I].

3.3 Ondanks dat er tussen RVS en [X] een betalingsregeling tegen finale kwijting was overeengekomen voor al [X]s schulden bij RVS, heeft RVS [eiseres] na de totstandkoming van die betalingsregeling wederom aangesproken voor de restantschuld van de hypothecaire geldlening.

3.4 RVS heeft voorts onzorgvuldig gehandeld door in de gegeven omstandigheden aan [I] kwijtschelding uit haar verplichtingen uit de hypothecaire geldlening te verlenen.

3.5 Op grond van het voorgaande genoemde is het in strijd met de redelijkheid en billijkheid dat RVS [eiseres] aanspreekt voor de restantschuld van de hypothecaire geldlening.

3.6 [eiseres] heeft er belang bij dat bij vonnis het namens RVS gelegde executoriale beslag op haar appartement wordt opgeheven.





4. Het verweer

Het verweer strekt tot niet ontvankelijk-verklaring, althans afwijzing van de vordering van [eiseres] met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van [eiseres] in de kosten.

RVS heeft daartoe het volgende aangevoerd:

4.1 Gelet op de stukken met betrekking tot de hypothecaire geldlening en de voorlichting die [eiseres] daarop heeft ontvangen is het onaannemelijk dat [eiseres] heeft gedwaald omtrent de wijze waarop zij aansprakelijk was voor de hypothecaire geldlening.

4.2 RVS heeft voldoende gelet op de draagkracht van de betrokken schuldenaren bij het verstrekken van de hypothecaire geldlening.

4.3 De hypothecaire geldlening valt buiten de met [X] getroffen betalingsregeling. Daarbij is [X] de betalingsregeling al geruime tijd niet meer nagekomen, zodat de regeling is vervallen en alle schulden weer in volle omvang openstaan.

4.4 RVS is niet willekeurig te werk gegaan bij de kwijtschelding van de hypothecaire geldschuld aan [I].

4.5 RVS is voorlopig (in afwachting van een regeling met [eiseres]) niet voornemens het appartement waarop executoriaal beslag is gelegd te executeren.





5. De beoordeling

5.1 Tussen partijen is niet in geschil dat [eiseres] blijkens de hypotheekakte hoofdelijk aansprakelijk is voor de betaling van de hypothecaire geldlening. [eiseres] stelt echter dat zij uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ontslagen dient te worden, omdat, zo begrijpt de rechtbank, het gevolg van de hoofdelijke aansprakelijkheid in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Aan dit beroep op de redelijkheid en billijkheid heeft [eiseres] een aantal omstandigheden ten grondslag gelegd die de rechtbank hieronder zal beoordelen.

Dwaling

5.2 [eiseres] stelt ten eerste dat de hypotheekakte tot stand is gekomen onder invloed van dwaling. [eiseres] heeft gedwaald omdat zij door de notaris die de hypotheekakte heeft gepasseerd niet goed is voorgelicht. De notaris heeft niet, zoals gebruikelijk is, een uitleg over de hypotheekakte gegeven. De notaris heeft de akte niet voorgelezen of [eiseres] gewezen op de verplichtingen die zij aanging. Voorafgaand aan het tekenen van de hypotheekakte heeft [eiseres] geen rechtstreeks contact met RVS gehad. Zodoende was [eiseres] er niet mee bekend dat zijn geen borg stond voor een periode van drie maanden, maar hoofdelijk aansprakelijk was, aldus [eiseres].
RVS stelt hiertegenover dat [eiseres] in alle stukken met betrekking tot de hypothecaire geldlening wordt aangeduid als ‘schuldenaar’ en niet als ‘borg’. Ook de maximale borgtermijn van drie maanden wordt nergens genoemd. Aan het eind van de hypotheekakte staat te lezen dat de notaris daar een toelichting op heeft gegeven. In die toelichting zal de notaris [eiseres] hebben gewezen op de verplichtingen die zij aanging. [eiseres] had op dat moment de borgstelling ter sprake kunnen brengen. RVS heeft contact gehad met [eiseres] voordat zij de hypotheekakte bij de notaris heeft getekend en haar er toen op gewezen dat zij zich hoofdelijk aansprakelijk zou stellen.

5.3 De rechtbank oordeelt als volgt. Voor een succesvol beroep op dwaling dient, kort gezegd en voor zover hier relevant, de onjuiste voorstelling van zaken bij degene die zich op dwaling beroept te wijten te zijn aan een inlichting van de wederpartij dan wel aan een schending van de mededelingsplicht door de wederpartij. Van geen van beide gevallen is hier sprake. De rechtbank constateert met RVS dat geen van de stukken die betrekking heeft op de hypothecaire geldlening een borgstelling voor drie maanden van [eiseres] vermeldt. De hypotheekakte, die [eiseres] één dag voor de ondertekening ervan per post heeft ontvangen, bevat ontegenzeggelijk een hoofdelijk aansprakelijkheidsbeding. Het dient voor rekening en risico van [eiseres] te komen dat zij, zoals zij ter comparitie heeft verklaard, de hypotheekakte niet voor de ondertekening heeft doorgelezen. Daarbij komt dat ook in de, door [eiseres] ondertekende, aanbiedingsbrief voor de lening d.d. 5 september 2002 is vermeld dat de geldlening aan betrokkenen als hoofdelijke schuldenaren wordt verleend. Het dient eveneens voor rekening en risico van [eiseres] te komen dat zij, zoals zij ter comparitie heeft verklaard, deze aanbiedingsbrief niet voorafgaand aan de ondertekening heeft doorgelezen. Van belang is voorts dat, zoals [eiseres] ter comparitie heeft verklaard, het [X] was die tegen [eiseres] heeft gezegd dat zij slechts drie maanden borg voor hem zou staan. Zij heeft verder verklaard dat de termijn van drie maanden nergens vermeld staat, maar een afspraak tussen haar en [X] was. Dit bij elkaar genomen betekent in ieder geval dat geen sprake was van dwaling die is te wijten aan een inlichting van de wederpartij.
Blijkens het slot van de hypotheekakte heeft de notaris deze akte beperkt voorgelezen. In de gegeven omstandigheden, waarin de notaris redelijkerwijs niet kon weten dat [eiseres] in de veronderstelling verkeerde zich slechts tijdelijk borg te stellen (het tegendeel is gesteld noch gebleken), kon niet van de notaris verwacht worden dat hij uit eigener beweging de gevolgen van de hoofdelijke aansprakelijkheid ter sprake bracht. Hiermee is ook geen sprake van een schending van de mededelingsplicht, nog los van de vraag of het handelen van de notaris aan RVS kan worden toegerekend.

Onzorgvuldig handelen

5.4 [eiseres] verwijt RVS vervolgens onzorgvuldig jegens haar te hebben gehandeld. In de eerste plaats is onzorgvuldig gehandeld omdat RVS – in geval van hoofdelijke aansprakelijkheid – onderzoek had moeten plegen naar de financiële draagkracht van [eiseres] en in de tweede plaats is onzorgvuldig gehandeld doordat [I] uit de hoofdelijkheid te is ontslagen op het moment dat er al een achterstand was in de betaling van de hypothecaire geldlening was. Het had meer in de rede gelegen om [eiseres], die geen eigenaar was van het pand waarop de hypotheek rustte, uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te ontslaan, waarom zij ook verschillende malen heeft verzocht, aldus [eiseres].
RVS stelt hiertegenover dat zij wel rekening heeft gehouden met de draagkracht van betrokkenen en dat juist daarom met meerdere schuldenaren is gewerkt. Zij voert aan dat het logisch is dat een ex-partner, die geen deel meer uitmaakt van de kring van de andere partner, uit de hoofdelijke verplichtingen ontslagen wordt. RVS heeft, alvorens [I] uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid te ontslaan, gecontroleerd of in dat geval voldoende zekerheid en dekking voor de hypothecaire geldlening overbleef, hetgeen het geval bleek te zijn, aldus nog steeds RVS.

5.5 De rechtbank stelt voorop dat de maatschappelijke functie van banken een bijzondere zorgplicht meebrengt, zowel jegens haar cliënten uit hoofde van de met hen bestaande contractuele verhouding, als ten opzichte van derden met wier belangen zij rekening behoort te houden op grond van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. De reikwijdte van die zorgplicht hangt af van de omstandigheden van het geval.

5.6 Naar het oordeel van de rechtbank heeft RVS in het onderhavige geval niet onzorgvuldig jegens [eiseres] gehandeld. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Niet althans onvoldoende is gebleken dat RVS geen onderzoek heeft gedaan naar de financiële draagkracht van [eiseres]. Blijkens de aanbiedingsbrief d.d. 5 september 2002 heeft (Nationale Nederlanden N.V. namens) RVS onder voorbehoud van goedkeuring van de geldlening een aantal stukken opgevraagd waaruit de financiële positie van betrokkenen blijkt, waaronder de werkgeversverklaring en de loonstrook van [eiseres]. Voorts heeft RVS onweersproken gesteld dat juist vanwege van de financiële draagkracht van [X] en [I] is gewerkt met meerdere schuldenaren, in de persoon van [eiseres].

5.7 Met betrekking tot de betalingsregeling tegen finale kwijting heeft RVS gesteld dat deze betalingsregeling niet de hypothecaire geldlening omvatte en [X] de betalingsregeling al geruime tijd niet meer nakwam, zodat de regeling is vervallen en alle schulden weer in volle omvang openstaan. Deze stelling heeft [eiseres] niet (voldoende) weersproken, zodat van de juistheid daarvan moet worden uitgegaan. Gelet hierop kan niet gezegd worden dat bedoelde betalingsregeling eraan in de weg stond – ervan uitgaande de betalingsregeling op dat moment niet al was vervallen – dat RVS [eiseres] aansprak voor de restantschuld van de hypothecaire lening.

5.8 Ten aanzien van het verwijt van [eiseres] dat RVS [I] ten onrechte uit haar verplichtingen zou hebben ontslagen zij vooropgesteld dat [eiseres] akkoord is gegaan met het ontslag van [I] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Dat zij deze instemming uiteindelijk heeft gegeven, zonder de voorwaarde dat zij ook zelf uit de hoofdelijkheid zou worden ontslagen, omdat [X] een boete dreigde te verbeuren als ook [eiseres] uit de aansprakelijkheid zou worden ontslagen, is een omstandigheid die voor rekening en risico van [eiseres] zelf komt. De rechtbank is voorts met RVS van oordeel dat het in de rede ligt een ex-partner, die geen deel meer uitmaakt van de kring van de andere partner, onder de gegeven omstandigheden, uit de hoofdelijke verplichtingen ontslagen wordt, mits uiteraard voldoende zekerheid en dekking voor de hypothecaire geldlening overblijft.

5.9 Zonder nadere bijkomende omstandigheden, die zijn gesteld noch gebleken, is er op grond van het vooroverwogene geen sprake van dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn dat [eiseres] aan haar hoofdelijke aansprakelijk met betrekking tot de restschuld uit de hypotheekakte wordt gehouden. Dit deel van de vordering ligt dus voor afwijzing gereed.

5.10 Nu de vordering tot ontslag van [eiseres] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid zal worden afgewezen, bestaat er ook geen aanleiding het beslag op het appartement van [eiseres] op te heffen.

5.11 [eiseres] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.





6. De beslissing

De rechtbank,

wijst de vordering af;

veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van RVS bepaald op € 263,= aan vast recht en € 904,= aan salaris voor de advocaat;

verklaart dit vonnis voorzover het de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.





Dit vonnis is gewezen door mr. E. Mentink en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2010.?
2111/1581

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl