Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BN1403, Rechtbank 's-Hertogenbosch , 208450 HA ZA 10-627

Datum uitspraak: 14-07-2010
Inhoudsindicatie: Incident relatieve bevoegdheid. Eisers in het incident stellen niet gebonden te zijn aan het forumkeuzebeding in de algemene voorwaarden bij de overeenkomst die onderwerp van geschil is in de hoofdzaak, omdat zij geen partij zouden zijn bij die overeenkomst. Dit betoog faalt in verband met door de eisers in het incident gewekte schijn van bevoegdheid van een derde. Beroep op vernietiging van het forumkeuzebeding faalt. Onvoldoende aangevoerd om de onredelijke bezwarendheid van het beding te kunnen aannemen. Geen aanleiding om reflexwerking van de zwarte lijst aan te nemen. Incidentele vordering afgewezen.





Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 208450 / HA ZA 10-627

Vonnis in incident van 14 juli 2010

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UNIBROED VAN LITH B.V.,
gevestigd te Mill, gemeente Mill en Sint Hubert,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. T.F.J. van Oorschot te Stevensbeek,

tegen

1. maatschap [X],
g[woonplaats],
gedaagde,
eiseres in het incident,
advocaat mr. M. Schuring te Groningen,
2. [A],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
eiser in het incident,
advocaat mr. M. Schuring te Groningen,
3. [B],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
niet verschenen.

Partijen zullen hierna Unibroed B.V. [X] c.s. genoemd worden. Gedaagden zullen waar nodig respectievelijk de maatschap, [A] en [B] worden genoemd.





1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- het tegen gedaagde sub 3 verleende verstek;
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid;
- de conclusie van antwoord in incident.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.





2. De beoordeling in het incident

2.1. De maatschap [X] vorderen dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. Aan deze vordering leggen zij primair ten grondslag - samengevat - dat de overeenkomst die Unibroed B.V. aan haar vorderingen in de hoofdzaak ten grondslag heeft gelegd, niet tussen partijen tot stand is gekomen. Hierbij hebben de maatschap [X] er onder andere op gewezen dat Unibroed B.V. in haar contacten met de maatschap steeds heeft gesproken met [J] - de zoon van [B] - en dat [J] niet bevoegd is de maatschap te vertegenwoordigen. De keuze voor de rechtbank ’s Hertogenbosch als bevoegde rechter in de algemene voorwaarden die volgens Unibroed B.V. deel uitmaken van de gepretendeerde overeenkomst, is daarom niet van toepassing op de relatie tussen partijen, aldus de maatschap [X].
Subsidiair, voor het geval de algemene voorwaarden door stilzwijgende aanvaarding door de maatschap wel van toepassing zijn, doen de maatschap [X] een beroep op de vernietigbaarheid van die voorwaarden en roepen zij de nietigheid in van het beding ter zake de bevoegdheid.

2.2. Unibroed B.V. voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

2.3. De rechtbank is van oordeel dat de primair door [X] c.s. aangevoerde gronden niet tot toewijzing van de incidentele vordering kunnen leiden en zij overweegt daartoe als volgt.
Ingevolge artikel 108 Rv kunnen partijen bij overeenkomst een rechter aanwijzen voor de kennisneming van geschillen die ontstaan of zullen ontstaan naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking. Die rechter is dan bevoegd van de zaak kennis te nemen.
Ingevolge lid 3 van dit artikel wordt een dergelijke overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter bewezen door een geschrift. Daarvoor is voldoende een geschrift dat een dergelijk beding bevat of dat verwijst naar algemene voorwaarden die een dergelijk beding bevatten, mits dat geschrift door of namens de wederpartij uitdrukkelijk of stilzwijgend is aanvaard.

2.4. Unibroed B.V. stelt zich op het standpunt dat zij met [J] mondeling de afspraken heeft gemaakt die vervolgens in de door haar opgestelde overeenkomst (dv prod. 1) zijn neergelegd. Volgens Unibroed B.V. hoefde zij niet te twijfelen aan de bevoegdheid van [J] om de maatschap ter zake te vertegenwoordigen.
Aan de orde is de vraag of [X] c.s. tegen Unibroed B.V. op de onjuistheid van die veronderstelling - hetgeen tussen partijen kennelijk niet in geschil is - een beroep kan doen (vgl. artikel 3:61, lid 2 BW). De rechtbank beantwoordt die vraag op basis van de thans voorliggende stukken en stellingen van partijen ontkennend. Unibroed B.V. mocht naar het oordeel van de rechtbank op grond van de gedraging van de maatschap onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze aannemen dat aan [J] een toereikende volmacht was verleend om de maatschap aan de litigieuze overeenkomst te binden. Daarbij acht de rechtbank van belang dat sedert 2007 alle contacten tussen Unibroed B.V. en de maatschap hebben gelopen via [J]. Unibroed B.V. heeft aangegeven dat zij er altijd van is uitgegaan dat (J) [B] was, gedaagde sub 3, en dat hij dus maat was bij de maatschap. De contacten tussen Unibroed B.V. en [J] hebben er - zoals de maatschap [X] en (A) zelf in hun incidentele conclusie hebben aangegeven - onder andere toe geleid dat de maatschap is overgestapt op een andere voerleverancier en een andere kuikenleverancier, zijnde Unibroed B.V. De door de maatschap bij Unibroed B.V. gekochte kuikens zijn ook door de maatschap betaald. [X] c.s. heeft niet gesteld dat [J] naar Unibroed B.V. toe heeft aangegeven onbevoegd te zijn.
Onder die omstandigheden heeft de maatschap bij Unibroed B.V. het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat [J] haar bevoegd vertegenwoordigde.

2.5. Subsidiair hebben de maatschap [X] en (A) een beroep gedaan op vernietiging van het beding in de algemene voorwaarden waarin deze rechtbank als bevoegde rechter is aangewezen. Zij hebben daarbij aangevoerd dat de stellingen van Unibroed B.V. erop neerkomen dat [X] c.s. de overeenkomst stilzwijgend heeft aanvaard. [X] c.s. heeft nimmer (stilzwijgend) willen aanvaarden dat uitsluitend de rechter te ’s Hertogenbosch bevoegd zou zijn. Dit is volgens de maatschap [X] een onredelijk bezwarend beding. De stilzwijgende toestemming van [X] c.s. kan niet worden geacht op het forumkeuzebeding gericht te zijn geweest (vgl. NJ 1993, 688), aldus de maatschap [X].
De maatschap [X] kunnen hierin echter niet worden gevolgd. Zij hebben niet, althans onvoldoende concreet aangegeven waarom het voorliggende forumkeuzebeding specifiek voor hen onredelijk bezwarend zou zijn. De enkele omstandigheid dat een zodanig beding is opgenomen in de zogenoemde zwarte lijst van artikel 6:236 BW, is daartoe onvoldoende. Dat artikel is immers niet direct op de onderhavige casus van toepassing, nu geen sprake is van - kort gezegd - een overeenkomst met een consument. Het beroep van de maatschap [X] op de reflexwerking van de zwarte lijst kan zonder een nadere toelichting, die zij niet hebben gegeven, niet slagen. De enkele stelling van de maatschap [X] dat “partij Unibroed vele malen professioneler is dan [X] c.s.” kan dat beroep niet dragen. Daaruit volgt immers niet dat [X] c.s. een met een consument vergelijkbare positie inneemt. Unibroed B.V. heeft er in dit kader ook terecht op gewezen dat de aard van de voorliggende overeenkomst geheel anders is dan die van een consumentenovereenkomst en dat het belang van [X] c.s. wezenlijk verschilt van dat van een consument.
Overigens hebben de maatschap [X] geen feiten en omstandigheden geschetst op grond waarvan een reflexwerking kan worden aangenomen.
De subsidiaire grondslag kan derhalve niet tot toewijzing van de incidentele vordering leiden.

2.6. Uit het vorenstaande volgt dat binnen de beoordelingskaders van dit incident is komen vast te staan dat partijen de gestelde overeenkomst en het daarin opgenomen forumkeuzebeding zijn overeengekomen. Gelet daarop is deze rechtbank bevoegd om van de in de hoofdzaak ingestelde vorderingen kennis te nemen.

2.7. De rechtbank overweegt voorts dat de beantwoording van de hier voorliggende vraag of sprake is van een rechtsgeldig forumkeuzebeding, geen consequenties heeft voor de inhoudelijke beoordeling van de standpunten van partijen in de hoofdzaak. Voor zover de rechtbank in het voorgaande reeds een inhoudelijke beoordeling heeft gegeven van geschilpunten tussen partijen die in de hoofdzaak van belang (kunnen) zijn, brengt het karakter van het incident met zich dat het slechts voorlopige oordelen zijn, waaraan de rechter die heeft te oordelen over de hoofdzaak niet is gebonden (vgl. o.a. HR 30 juni 1989, NJ 1990, 382).

2.8. [X] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.





3. De beslissing

De rechtbank

in het incident:

3.1. wijst het gevorderde af;

3.2. veroordeelt [X] c.s. in de kosten van het incident, aan de zijde van Unibroed B.V. tot op heden begroot op EUR 452,00;

in de hoofdzaak:

3.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 25 augustus 2010 voor conclusie van antwoord.





Dit vonnis is gewezen door mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2010.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl