Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

Datum uitspraak: 16-06-2010



De belangrijkste passage van de uitspraak en/of conclusie:
De rechtbank stelt voorop dat de vraag hoe in een schriftelijke overeenkomst de verhouding van partijen is geregeld en of deze overeenkomst een leemte laat die moet worden aangevuld, niet kan worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van die overeenkomst. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.

Relevant in dit verband is het arrest Rohatin/Van den Muysenberg (HR 21 juni 1918, NJ 1918/790. In deze zaak overwoog de Hoge Raad:
“O. (...) dat, ook wanneer partijen de nakoming van een verbintenis hebben afhankelijk gesteld van een toekomstig feit, dat uit zijn aard onzeker is, het mogelijk is, dat zij desniettemin in een bepaald geval dit onzeker feit enkel als tijdsbepaling hebben bedoeld, uitgaande van de veronderstelling, dat het stellig zal voorvallen en het als zeker denkende, zoodat indien het niet mocht plaats grijpen, de verbintenis daardoor niet zou komen te vervallen maar het tijdstip der opeischbaarheid, overeenkomstig het beginsel van art. 1374 B. W., 3de lid (uitvoering van overeenkomsten te goeder trouw; zie thans artikel 6:248 lid 1 Burgerlijk Wetboek (“BW”), zou moeten worden vastgesteld”.


De rechtbank stelt bij de beoordeling van het beroep op artikel 6:258 lid 1 BW het volgende voorop. Voor de toepassing van artikel 6: 258 lid 1 BW (jo. 6:248 BW) is alleen plaats wanneer de onvoorziene omstandigheden van dien aard zijn dat de wederpartij van degene die herziening van de overeenkomst verlangt, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. Aan dit vereiste zal niet spoedig zijn voldaan; redelijkheid en billijkheid verlangen immers in de eerste plaats trouw aan het gegeven woord en laten afwijking daarvan slechts bij hoge uitzondering toe. Uit het voorgaande vloeit voort dat de rechter terughoudendheid moet betrachten ten aanzien van de aanvaarding van een beroep op onvoorziene omstandigheden.

In het algemeen geldt dat, indien partijen er van uitgaan dat een bepaalde gebeurtenis zich zeker zal voordoen, maar die gebeurtenis niettemin uitblijft, zulks een onvoorziene omstandigheid in de zin van artikel 6:258 lid 1 BW oplevert.


Klik hier voor de hele uitspraak.

-
-
WWW.UWWET.nl
2010. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl