Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak
Klik hier voor de inhoudsopgave van de wet

LJN: BM6766, Gerechtshof Leeuwarden , 200.019.413/01

Datum uitspraak: 18-05-2010
Inhoudsindicatie: Afwijzing vordering ingesteld krachtens art. 7:18 lid 2 BW.





Uitspraak

Arrest d.d. 18 mei 2010
Zaaknummer 200.019.413/01

HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN

Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:

[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. G. Machiels, kantoorhoudende te Drachten,

tegen

[geïntimeerde],
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. E.P. Eujen, kantoorhoudende te Hoogeveen.





Het geding in eerste instantie

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in tussen partijen gewezen vonnissen, uitgesproken op 25 juni 2008 en 17 september 2008 door de rechtbank Assen.





Het geding in hoger beroep

Bij exploot van 20 november 2008 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d. 17 september 2008 met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 2 december 2008.

Bij memorie van grieven heeft [appellant] geconcludeerd:
"bij arrest voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad op grond van de hierboven aangevoerde gronden en middelen het op 17 september 2008 door de Rechtbank te Assen tussen appellant als eiser en geïntimeerde als gedaagde gewezen vonnissen te vernietigen en opnieuw rechtdoende geïntimeerde alsnog te veroordelen tot hetgeen door appellant in eerste instantie door hem is gevorderd, met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties."

Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] verweer gevoerd, bewijs aangeboden en geconcludeerd:
"bij arrest, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. het beroep van appellant tegen het vonnis van de rechtbank Assen d.d. 17 september 2008 ongegrond te verklaren en appellant in zijn vordering niet ontvankelijk te verklaren, althans hem die te ontzeggen met bekrachtiging van het vonnis van de rechtbank Assen, eventueel onder aanvulling of verbetering van gronden
II. appellant te veroordelen in de kosten van dit appèl."

Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.





De grieven

[appellant] heeft drie grieven tegen het vonnis van 17 september 2008 ingesteld.





De beoordeling

1. Niet in geschil zijn de feiten, zoals vastgesteld door de rechtbank in het vonnis van 17 september 2008 onder Aangevuld met wat overigens tussen partijen vaststaat komen die feiten op het volgende neer:
- in maart 2006 heeft [appellant] een vijf jaar oude gebruikte personenauto van het merk Hyundai, model Trajet 2.0 I GL, met kenteken 42-HB-RJ voor een prijs van € 8.750 van [geïntimeerde] gekocht, waarbij de kilometerteller stond op 145.000 en waarbij op de verkoopfactuur d.d. 7 maart 2006 onderaan staat vermeld: “Geen garantie. Zoals gezien en gereden akkoord bevonden (…)” ;
- voor de levering in maart 2006 heeft [geïntimeerde] een cilinderkoprevisie laten uitvoeren door de monteurs [monteur 1] en [monteur 2], die niet in dienst waren van [geïntimeerde];
- in de periode na de levering van de auto - in maart 2006 - heeft [appellant] een aantal kleine, aan normale slijtage gerelateerde, problemen aan de auto gehad, die hij door [geïntimeerde] heeft laten herstellen;
- in april en juni en op 12 augustus 2006 heeft [appellant] tot zesmaal toe door andere garages werkzaamheden aan de auto laten uitvoeren;
- op 28 augustus 2006 is [appellant] met de auto in Frankrijk gestrand, waarbij de kilometerteller inmiddels op 155.000 stond;
- vervolgens is de auto naar Nederland vervoerd en in november 2006 door de ANWB onderzocht bij automobielbedrijf Letmaath te Peize, waarbij de motor reeds uit de auto was gedemonteerd;
- de conclusie van het door de ANWB op 12 december 2006 opgemaakte rapport luidt:
“De aard en omvang van de schade is kenmerkend voor een smeringsgebrek. Gesteld kan worden dat de oorzaak van het smeringsgebrek veroorzaakt is door een deuk in het carter.”
Voorts wordt in het rapport onder 2.4 overwogen:
"Gezien de plaats (vrijwel in het midden) en de vorm van de indrukking/deuk in het carter is dit mogelijk het gevolg van het plaatsen van een hefinrichting/krik midden onder het carter."

2. Op grond hiervan heeft [appellant] in eerste aanleg gesteld dat aan de auto zich een gebrek heeft geopenbaard, waardoor deze niet aan de overeenkomst beantwoordt, namelijk een smeringsgebrek als gevolg van een deuk in het carter. [appellant] stelde zich daarbij op het standpunt dat de deuk in het carter er ook moet zijn geweest ten tijde van de koop van de auto of nadien is ontstaan door reparaties aan de auto door [geïntimeerde]. Aldus vordert [appellant] een verklaring voor recht, inhoudende dat de tussen partijen gesloten koopovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden, althans dat deze overeenkomst wordt ontbonden wegens toerekenbare tekortkoming door [geïntimeerde], alsmede dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld tot terugbetaling van de koopsom, tot schadevergoeding en tot betaling van buitengerechtelijke kosten. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen. Daartegen richt zich het hoger beroep.

3. De grieven zijn gericht tegen hetgeen de rechtbank in haar vonnis van 17 september 2008 onder 4.3, 4.6 en onder 4.8 vanaf de vierde zin heeft overwogen. In de toelichting op deze grieven, alsmede in eerste aanleg, beroept [appellant] zich op artikel 7:18 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Deze grieven lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.

4. [geïntimeerde] heeft niet bestreden dat in het onderhavige geval sprake is van een “consumentenkoop”, zodat dit tussen partijen vast staat. Naar het hof begrijpt stelt [appellant] zich thans op het standpunt dat het gebrek aan de auto, dat zich binnen zes maanden na aflevering heeft geopenbaard, bestaat uit het enkele feit dat de auto “het heeft begeven”. De oorzaak hiervan behoeft dan volgens [appellant] niet per se gelegen te zijn in een smeringsgebrek ten gevolge van een deuk in het carter. Het feit dat de auto het binnen zes maanden heeft begeven leidt volgens [appellant] tot het vermoeden van artikel 7:18 lid 2 BW dat de auto bij de aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord.

5. Het hof overweegt dienaangaande als volgt. [appellant] heeft op zichzelf gelijk dat ingevolge artikel 7: 18 lid 2 BW een consumentkoper in beginsel kan volstaan met de stelling dat de gekochte zaak binnen zes maanden na de aflevering niet meer (conform wat hij mocht verwachten) functioneert en dat hij niet hoeft te stellen door welke oorzaak of gebrek dit is ontstaan. Het is dan aan de verkoper te stellen en bij betwisting te bewijzen dat de zaak ten tijde van de aflevering aan de overeenkomst beantwoordde. [appellant] kan evenwel niet met een beroep op deze bepaling doen alsof hij niet zelf heeft gesteld en met een door hem overgelegd en in appel door hem aangehaald deskundigenrapport heeft onderbouwd, dat een smeringsgebrek is ontstaan als gevolg van een deuk in het carter. Dit is bovendien door [geïntimeerde] erkend, althans niet betwist, zodat dit tussen partijen vaststaat.
Dit brengt mee dat [geïntimeerde] het door haar te leveren bewijs kan bijbrengen door aan te tonen dat de deuk in het carter niet reeds ten tijde van de koop aanwezig kán zijn geweest. [geïntimeerde] heeft dat omstandig uitgelegd (zie het bestreden vonnis onder 4.2) en de rechtbank heeft haar daarin gevolgd (zie het vonnis onder 4.8). Tegen die overweging van de rechtbank is geen grief aangevoerd. Er kan nog aan worden toegevoegd dat tussen partijen vaststaat dat ná de levering meerdere garages diverse werkzaamheden aan de auto hebben uitgevoerd en dat in het ANWB rapport staat vermeld dat, gezien de plaats van de deuk en de vorm ervan mogelijk is dat deze het gevolg is van het plaatsen van een hefinrichting/kruk midden onder het carter. Dit versterkt alleen maar het door [geïntimeerde] geleverde bewijs. Het hof komt dan ook tot de slotsom dat [geïntimeerde] het van haar te verlangen bewijs heeft bijgebracht. Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat [appellant] in appel geen (tegen)bewijsaanbod heeft gedaan. Dit betekent dat de grieven falen, zodat het vonnis moet worden bekrachtigd. Als de in het ongelijk te stellen partij, zal [appellant] worden veroordeeld in de kosten van het beroep.





Beslissing

Het gerechtshof:

bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Assen van 17 september 2008;

veroordeelt [appellant], als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] gevallen en tot op heden begroot op € 894,- voor geliquideerd salaris van de advocaat en € 409,-- voor griffierecht;

verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.





Aldus gewezen door mrs Janse, voorzitter, Groefsema en Tjallema, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 18 mei 2010 in bijzijn van de griffier.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl