Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BN1627, Gerechtshof 's-Hertogenbosch , HD 200.005.083

Datum uitspraak: 29-06-2010
Inhoudsindicatie: 7:681 BW
Het hof acht het ontslag van een werknemer niet kennelijk onredelijk





Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht

zaaknummer HD 200.005.083

arrest van de achtste kamer van 29 juni 2010

in de zaak van

[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. H.B.J. de Boer,

tegen:

[Y.] CHAMPIGNONS B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. H. Zobuoglu,

op het bij exploot van dagvaarding van 18 april 2008 ingeleide hoger beroep van de door de rechtbank Roermond, sector kanton, locatie Venlo gewezen vonnissen van 10 januari 2007 en 30 januari 2008 tussen appellant - [X.] - als eiser en geïntimeerde – [Y.] Champignons - als gedaagde.





1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 183429 \ CV EXPL 06-3811)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen.





2. Het geding in hoger beroep

2.1. Bij memorie van grieven heeft [X.], na wijziging van zijn eis, één grief aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis van 30 januari 2008 en, kort gezegd, tot een verklaring voor recht dat [Y.] Champignons het dienstverband met [X.] kennelijk onredelijk heeft beëindigd, met veroordeling van [Y.] Champignons tot betaling van een schadevergoeding van
€ 46.027,97 bruto, alsmede tot veroordeling van [Y.] Champignons in de proceskosten.

2.2. Bij memorie van antwoord heeft [Y.] Champignons, onder overlegging van zeven producties, de grieven bestreden.

2.3. [X.] heeft vervolgens een akte genomen. [Y.] Champignons heeft hierop bij antwoordakte, onder overlegging van één productie, gereageerd.

2.4. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.





3. De gronden van het hoger beroep

Voor de gronden van het hoger beroep verwijst het hof naar de memorie van grieven.





4. De beoordeling

4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.

4.2. [X.], geboren op [geboortedatum] 1966, is op 1 mei 1997 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij [Y.] Champignons. [X.] was laatstelijk werkzaam als teeltchef, tegen een loon van € 3.382,42 bruto per maand exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten.

4.3. [Y.] Champignons heeft bij brief van 26 januari 2006 het CWI op bedrijfseconomische gronden toestemming gevraagd de arbeidsovereenkomsten met haar dertien werknemers, inclusief [X.], op te zeggen. [X.] heeft hiertegen verweer gevoerd.

4.4. Het CWI heeft deze toestemming bij brief van 22 februari 2006 verleend. [Y.] Champignons heeft bij brief van 24 februari 2006 de arbeidsovereenkomst met [X.] opgezegd met ingang van 1 mei 2006.

4.5. [X.] heeft zich op 13 maart 2006 ziek gemeld. 4.5. [X.] is met ingang van 1 mei 2006 in dienst getreden als Champignon- züchter / Betriebsleiter van EMA Champignon [Z.] GmbH & Co. KG in [vestigingsplaats], Duitsland (‘EMA’) tegen een salaris van € 3.000,- bruto per maand.

4.6. [X.] stelt dat het hem gegeven ontslag kennelijk onredelijk is. Hij heeft in eerste aanleg, onder andere en voor zover thans nog relevant, gevorderd dat [Y.] Champignons wordt veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 65.754,24 bruto. Bij het vonnis van 30 januari 2008, waarvan beroep, heeft de kantonrechter deze vordering tot schadevergoeding vanwege kennelijk onredelijk ontslag afgewezen, waarbij de proceskosten tussen partijen zijn gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.7. Tegen het tussenvonnis van 10 januari 2007 heeft [X.] geen grief aangevoerd. Dit brengt mee dat hij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep van dat vonnis. De grief van [X.] is gericht tegen het (eind)vonnis van 30 januari 2008. In de memorie van grieven stelt [X.] dat het geschil in hoger beroep zich kan beperken tot het oordeel van het hof over de afwijzing van de vordering van [X.] voor zover deze ziet op de kennelijk onredelijkheid van de opzegging vanwege het gevolgencriterium. Zo heeft ook [Y.] Champignons blijkens de memorie van antwoord de omvang van het hoger beroep verstaan.

4.8. In hoger beroep gaat het derhalve – binnen de grens van de grief en de daarop gegeven toelichting – om de beantwoording van de vraag of de opzegging van de arbeidsovereenkomst met [X.] door [Y.] Champignons als kennelijk onredelijk moet worden aangemerkt op grond van artikel 7:681 lid 2 aanhef en onder b BW.

4.9. [X.] stelt in zijn grief dat de kantonrechter in het vonnis van 30 januari 2008 ten onrechte heeft overwogen dat er geen aanleiding bestaat tot het toekennen van een financiële vergoeding. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst [X.] naar de arresten van het hof ’s-Gravenhage van 14 oktober 2008, waarin is geoordeeld dat er sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag voor zover in het kader van een ontslagprocedure niet tenminste een vergoeding is aangeboden overeenkomstig de kantonrechtersformule verminderd met 30%. Volgens [X.] dient aan hem, nu sprake is van ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van [Y.] Champignons vanwege de gang van zaken bij de CWI-procedure, zijn diffamerende schorsing, de opschorting van de betaling van zijn loon, en de weigering van [Y.] Champignons om over te gaan tot een correcte eindafrekening, een vergoeding overeenkomstig de kantonrechtersformule met toepassing van correctiefactor 2 te worden toegekend, hetgeen neerkomt op een bedrag van (€ 65.754,24 bruto minus 30% is) € 46.027,97 bruto. Volgens [X.] heeft [Y.] Champignons nimmer gesteld, dan wel voldoende onderbouwd dat haar financiële positie enige vergoeding onmogelijk maakt. Voorts is er volgens [X.] feitelijk geen sprake van een bedrijfsbeëindiging, nu [Y.] Champignons het bedrijfspand inmiddels heeft verhuurd aan een derde. [X.] merkt verder op dat hij weliswaar redelijk snel ander werk heeft gevonden, maar dat hij hierbij is geconfronteerd met een aanzienlijke daling van zijn inkomsten.

4.10. [Y.] Champignons heeft het betoog van [X.] gemotiveerd betwist. Zij stelt, onder meer, dat enkel het feit dat geen afvloeiingsregeling is getroffen het ontslag niet kennelijk onredelijk maakt. [Y.] Champignons stelt voorts dat de staking van haar bedrijf per 1 mei 2006 noodzakelijk was, gezien de malaise in de champignonsector, de aanhoudende verliezen, de ouderdom van het bedrijf, de prijsvorming van de champignons en de forse kostenstijgingen die haar in 2006 te wachten stond. Uit de winst- en verliesrekening die [Y.] Champignons bij het CWI heeft overgelegd blijkt hoe slecht de financiële situatie was. Het CWI heeft mede op grond hiervan geconcludeerd dat er sprake is van dusdanige bedrijfseconomische omstandigheden dat van [Y.] Champignons niet langer kon worden gevergd de arbeidsovereenkomsten met haar werknemers in stand te laten. Gezien de slechte financiële situatie was het niet mogelijk om de ontslagen werknemers een afvloeiingsregeling aan te bieden, aldus [Y.] Champignons. [Y.] Champignons heeft een voorstel gedaan tot vrijstelling van [X.] van het werk met behoud van loon, maar hier is [X.] niet op ingegaan. [Y.] Champignons stelt verder dat zij voldoende inspanningen heeft verricht om passend werk te vinden voor haar ontslagen werknemers. [X.] heeft tot drie keer toe werk aangeboden gekregen, maar heeft hier niet op gereageerd. Eén van de drie voorstellen betrof een baan bij EMA, waar [X] destijds niet op in is gegaan, maar waar hij wel vanaf 1 mei 2006 werkzaam is. [Y.] Champignons concludeert dat, gelet op alle omstandigheden van het geval, de gevolgen voor de opzegging voor [X.] niet te ernstig zijn in vergelijking met haar belang bij de opzegging.

4.11. Het hof overweegt als volgt.

4.12. Bij de beantwoording van de vraag of het ontslag ingevolge het gevolgencriterium van artikel 7:681 lid 2, aanhef en onder b, BW kennelijk onredelijk is, moeten alle omstandigheden ten tijde van het ontslag in aanmerking worden genomen. De enkele omstandigheid dat de werknemer zonder toekenning van een vergoeding is ontslagen, levert in het algemeen geen grond op voor een vordering als bedoeld in artikel 7:681 lid 1 BW. In een dergelijk geval moet voor het aannemen van kennelijke onredelijkheid sprake zijn van bijzondere omstandigheden die meebrengen dat de nadelige gevolgen van de beëindiging geheel of ten dele voor rekening van de werkgever dienen te komen. Als eenmaal door de rechter is aangenomen dat het ontslag kennelijk onredelijk is, heeft de werknemer recht op een vergoeding (HR 12 februari 2010, JAR 2010, 72).

4.13. In het onderhavige geval ligt de reden van de opzegging – een bedrijfsbeëindiging vanwege bedrijfseconomische omstandigheden (aanhoudende verliezen) – in de risicosfeer van [Y.] Champignons. De kantonrechter heeft geoordeeld dat geen sprake is van een voorgewende of valse reden. Uit r.o. 2.6.8. van het vonnis van 30 januari 2008 volgt dat [Y.] Champignons genoodzaakt was haar bedrijf op 1 mei 2006 te sluiten. Nu daartegen niet is gegriefd, gaat ook het hof daarvan uit.

4.14. [X.] was op het moment van het einde van zijn arbeidsovereenkomst 39 jaren oud. Hij had toen negen jaren gewerkt bij [Y.] Champignons. Door de bedrijfssluiting waren er voor [X.] geen mogelijkheden tot herplaatsing in de onderneming van [Y.] Champignons. De positie van [X.]op de arbeidsmarkt was, gelet op zijn leeftijd, opleiding en werkervaring, niet slecht te noemen. Dit blijkt ook uit het feit dat [X.] erin is geslaagd om aansluitend aan zijn dienstverband bij [Y.] Champignons (per 1 mei 2006) ander werk te vinden bij EMA in [vestigingsplaats] (Duitsland) op welke werkgever hij eerder door [Y.] Champignons was gewezen. Gelet daarop behoeft de vraag of [Y.] Champignons zich voldoende heeft ingespannen om voor [X.] werk te vinden, geen beantwoording meer.

4.15. Weliswaar lijdt [X.] ten gevolge van de opzegging inkomensverlies, bestaande uit het verschil tussen zijn laatstgenoten inkomen bij [Y.] Champignons (€ 3.382,42 bruto per maand exclusief emolumenten) en zijn inkomen bij EMA (€ 3.000,- bruto per maand), en stelt hij dat hij er wat betreft vakantietoeslag, reisafstand en hypotheekrenteaftrek op achteruit is gegaan, maar dit leidt niet zonder meer tot het oordeel dat de opzegging, zonder financiële voorziening voor [X.], kennelijk onredelijk is. Het feit dat [X.] gedurende tien jaar goed heeft gefunctioneerd, is eveneens een omstandigheid waarmee het hof bij de beoordeling rekening houdt, maar ook dit weegt onvoldoende zwaar om te oordelen dat zonder treffen van een financiële voorziening voor [X.] het ontslag als kennelijk onredelijk moet worden aangemerkt. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat een opzegtermijn van twee maanden in acht is genomen en [Y.] Champignons aan [X.] een voorstel heeft gedaan om in overleg te treden over een vrijstelling van werk met behoud van salaris tot het einde van het dienstverband.

4.16. De stelling van [X.] dat de schorsing op 24 februari 2006 diffamerend was wordt als onvoldoende onderbouwd verworpen, evenals de stelling van [X.] die verwijst naar de in eerste aanleg ingenomen standpunten met betrekking tot de gevoerde CWI-procedure. Wat betreft de stelling van [X.] met betrekking tot de niet tijdige betaling door [Y.] Champignons van het loon en emolumenten na zijn ziekmelding en de weigering van [Y.] Champignons om over te gaan tot correcte eindafrekening, overweegt het hof dat de kantonrechter de desbetreffende vorderingen van [X.] in het vonnis waarvan beroep (deels) heeft toegewezen.

4.17. Nu de opzegging niet kennelijk onredelijk is, is voor toekenning van een schadevergoeding geen plaats. De stellingen betreffende de financiële situatie van [Y.] Champignons behoeven daarom geen bespreking meer.

4.18. [X.] heeft bewijs aangeboden van zijn stellingen, maar nu dat bewijsaanbod niet ter zake dienend is, zal het hof het bewijsaanbod passeren.

4.19. De slotsom is dat de grief faalt en dat de vorderingen van [X.] niet toewijsbaar zijn. Het vonnis waarvan beroep van 30 januari 2008, voor zover het aan het oordeel van het hof onderworpen, dient te worden bekrachtigd. [X.] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.





5. De uitspraak

Het hof:

verklaart [X.] niet-ontvankelijk in het hoger beroep van het vonnis van de kantonrechter van 10 januari 2007;

bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter van 30 januari 2008 waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;

veroordeelt [X.] in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten aan de zijde van [Y.] Champignons tot de dag van deze uitspraak worden begroot op € 254,- aan verschotten en € 2.446,50 aan salaris advocaat.





Dit arrest is gewezen door mrs. Waaijers, Zweers-Van Vollenhoven en Walsteijn en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 29 juni 2010.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl