Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-
Faillissementswet
<     Naar vorige pagina                                                       Naar volgende pagina     >



Artikel 292In hoger beroep komen

1.Tegen de uitspraak tot toewijzing van het verzoek om een bevel tot instemming met een schuldregeling, bedoeld in artikel 287a, eerste lid, kunnen de schuldeisers die het verzoek betrof gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak in hoger beroep komen.

2.Tegen de uitspraak tot toepassing van de schuldsaneringsregeling kan noch door schuldeisers noch door andere belanghebbenden verzet, hoger beroep of cassatie worden ingesteld.

3.Tegen de uitspraak tot afwijzing van het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling kan de schuldenaar gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak in hoger beroep komen. Wanneer het verzoekschrift tevens een verzoek inhield als bedoeld in het eerste lid, wordt dit verzoek eveneens aan het gerechtshof voorgelegd.

4.Het hoger beroep wordt ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof, dat van de zaak kennis moet nemen. De voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling, welke zal moeten plaatshebben binnen twintig dagen na de dag van de indiening van het verzoekschrift. De uitspraak vindt niet later plaats dan op de achtste dag na die van de behandeling van het verzoekschrift ter terechtzitting.

5.Van het arrest, waarbij het verzoek van de schuldenaar bedoeld in de eerste zin van het derde lid, en indien van toepassing tevens het verzoek bedoeld in de tweede zin van het derde lid, door het gerechtshof is afgewezen, kan de schuldenaar gedurende acht dagen na die van de uitspraak in cassatie komen.

6.Van het arrest, waarbij het verzoek van de schuldeisers bedoeld in het eerste lid, door het gerechtshof is afgewezen, kunnen deze schuldeisers gedurende acht dagen na die van de uitspraak in cassatie komen.

7.Het beroep in cassatie wordt ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.

8.Indien het verzoek van de schuldenaar in hoger beroep of cassatie wordt verworpen, kan de schuldenaar niet ambtshalve in staat van faillissement worden verklaard.

9.Wordt de toepassing van de schuldsaneringsregeling pas in hoger beroep of cassatie uitgesproken, dan geeft de griffier van het rechtscollege daarvan onverwijld kennis aan de griffier van de rechtbank, waarbij de schuldenaar zijn verzoek heeft ingediend. De rechtbank gaat terstond na die kennisgeving over tot benoeming van een rechter-commissaris en een bewindvoerder.
» Praktijkvoorbeeld rechterlijke uitspraak.



Artikel 293Aankondiging in de Staatscourant

1.De griffier van de rechtbank doet van de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling, van de naam, de woonplaats en het beroep van de schuldenaar, van de naam van de rechter-commissaris, van de naam en de woonplaats of het kantoor van de bewindvoerder alsmede van de dagen, uur en plaats bedoeld in artikel 289, onverwijld aankondiging in de Staatscourant.

2.De griffier van de rechtbank geeft van de toepassing van de schuldsaneringsregeling onverwijld kennis aan het postvervoerbedrijf of de postvervoerbedrijven die zijn aangewezen als verlener van de universele postdienst, alsmede de andere geregistreerde postvervoerbedrijven, bedoeld in de Postwet 2009. In de kennisgeving wordt melding gemaakt van de in artikel 287, vijfde lid, bedoelde last.



Artikel 294Openbaar register

1.Bij elke rechtbank wordt door de griffier een openbaar register gehouden, waarin hij, voor iedere van toepassing verklaarde schuldsaneringsregeling afzonderlijk, achtereenvolgens, met vermelding van de dagtekening, inschrijft:
a. een uittreksel van de rechterlijke uitspraken tot toepassing van de schuldsaneringsregeling en tot beëindiging daarvan;
b. de beëindiging en de herleving van de toepassing van de schuldsaneringsregeling bedoeld in artikel 312;
c. de summiere inhoud en de homologatie van het akkoord;
d. de ontbinding van het akkoord;
e. het bedrag van de uitdelingen;
f. de summiere inhoud van de uitspraak bedoeld in artikel 354 en 354a;
g. de datum waarop de schuldsaneringsregeling ingevolge het bepaalde in artikel 356, tweede lid, is geëindigd.

2.Omtrent vorm en inhoud van het register worden bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gegeven.

3.De griffier is verplicht aan een ieder kosteloze inzage van het register en tegen betaling een uittreksel daaruit te verstrekken.

4.De griffier geeft de in het eerste lid, onder a tot en met g, genoemde gegevens door aan Onze Minister van Justitie of een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen ander orgaan ten behoeve van het in artikel 294a genoemde centrale register.



Artikel 294aCentraal register

1.Door onze Minister van Justitie of, indien ingevolge artikel 294, vierde lid, een ander orgaan is aangewezen, door dat orgaan wordt een centraal register gehouden, waarin de in artikel 294, eerste lid, onder a tot en met g, genoemde gegevens worden ingeschreven.

2.Omtrent vorm en inhoud van het register worden bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gegeven.

3.Een ieder heeft kosteloos inzage in het register en kan tegen betaling een uittreksel daaruit verkrijgen.



Artikel 294bUittreksel van het verzoekschrift

De griffier geeft voor iedere van toepassing verklaarde schuldsaneringsregeling een uittreksel van het verzoekschrift met bijlagen op grond van artikel 285 door aan Onze Minister van Justitie of, indien ingevolge artikel 294, vierde lid, een ander orgaan is aangewezen, dat orgaan ter inschrijving in het in artikel 294a bedoelde register. Onze Minister van Justitie onderscheidenlijk het orgaan, bedoeld in de eerste zin, stelt vast welke gegevens in het uittreksel worden opgenomen. Artikel 294a, derde lid, is op het uittreksel niet van toepassing.



Tweede afdeling. De gevolgen van de toepassing van de schuldsaneringsregeling

Artikel 295Boedel omvat de goederen van de schuldenaar

1. De boedel omvat de goederen van de schuldenaar ten tijde van de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling, alsmede de goederen die hij tijdens de toepassing van die regeling verkrijgt.

2. Van het inkomen en van periodieke uitkeringen onder welke benaming ook die de schuldenaar verkrijgt, wordt, onverminderd het derde lid, slechts buiten de boedel gelaten een bedrag gelijk aan de beslagvrije voet bedoeld in artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

3. De rechter-commissaris kan op verzoek van de schuldenaar, de bewindvoerder dan wel ambtshalve bij schriftelijke beschikking het bedrag, bedoeld in het tweede lid, verhogen met een in die beschikking vast te stellen nominaal bedrag. De rechter-commissaris kan aan zijn beschikking voorwaarden verbinden en terugwerkende kracht verlenen.

4. Buiten de boedel vallen voorts:
a. de goederen die de schuldenaar, anders dan om niet, verkrijgt krachtens een tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling tot stand gekomen overeenkomst indien de met die verkrijging samenhangende prestatie van de schuldenaar niet ten laste van de boedel komt;
b. de inboedel, voorzover niet bovenmatig, bedoeld in artikel 5 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek;
c. hetgeen is vermeld in artikel 21, onder 1°, 3°, 5°, 6° en 7°;
d. het door de rechter of door de rechter-commissaris overeenkomstig artikel 21, onder 4°, vastgestelde bedrag.

5. Niettemin valt een goed als bedoeld in het vierde lid, onder a, in de boedel indien de waarde van dat goed de waarde van de met de verkrijging samenhangende prestatie aanmerkelijk overtreft. Artikel 22a is van overeenkomstige toepassing.

6. Ten aanzien van het tweede en vierde lid, onder c en d, is artikel 22 van overeenkomstige toepassing. Artikel 22a is van overeenkomstige toepassing.
» Praktijkvoorbeeld rechterlijke uitspraak. » Praktijkvoorbeeld rechterlijke uitspraak.



Artikel 295a
[Vervallen per 01-01-2008]




Artikel 296Schuldenaar verliest bevoegdheden

1.Door de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling verliest de schuldenaar van rechtswege:
a. de bevoegdheid om over de tot de boedel behorende goederen te beschikken;
b. de bevoegdheid om ten aanzien van die goederen feitelijke handelingen te verrichten en toe te laten.

2.De schuldenaar is verplicht alle goederen die tot de boedel behoren op verzoek van de bewindvoerder aan hem af te leveren.

3.De rechter-commissaris kan op verzoek van de schuldenaar of de bewindvoerder dan wel ambtshalve bij schriftelijke beschikking ten aanzien van bepaaldelijk daartoe aan te wijzen goederen bepalen dat de schuldenaar daarover het beheer heeft.



Artikel 297Schuldenaar bevoegd tot verrichten rechtshandelingen

1.Onverminderd het bepaalde in artikel 296 is de schuldenaar zelfstandig bevoegd tot het verrichten van rechtshandelingen.

2.De schuldenaar behoeft niettemin de toestemming van de bewindvoerder voor de volgende rechtshandelingen:
a. het aangaan van een overeenkomst inzake krediet in de zin van de Wet op het financieel toezicht;
b. overeenkomsten waarbij hij zich als borg of anderszins als medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor de schuld van een derde verbindt;
c. giften, met uitzondering van de gebruikelijke, voorzover niet bovenmatig.

3.Een rechtshandeling in strijd met het tweede lid verricht, is vernietigbaar. Slechts de bewindvoerder kan deze vernietigingsgrond inroepen.



Artikel 298
[Vervallen per 01-01-2008]




Artikel 299Werking schuldsaneringsregeling

1.De schuldsaneringsregeling werkt ten aanzien van:
a. vorderingen op de schuldenaar die ten tijde van de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling bestaan;
b. vorderingen op de schuldenaar die na de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling ontstaan uit hoofde van ontbinding of vernietiging van een vóór die uitspraak met de schuldenaar gesloten overeenkomst;
c. vorderingen die strekken tot schadevergoeding ter zake van tekortschieten na de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling in de nakoming van een vóór die uitspraak op de schuldenaar verkregen verbintenis;
d. vorderingen op de schuldenaar die na de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling ontstaan door de vervulling van een vóór die uitspraak overeengekomen ontbindende voorwaarde;
e. na de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling onvoldaan gebleven vorderingen op de schuldenaar die ontstaan krachtens artikel 10 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek uit hoofde van een ten tijde van de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling reeds bestaande rechtsbetrekking.

2.Rechtsvorderingen die voldoening van een vordering uit de boedel ten doel hebben, kunnen gedurende de toepassing van de schuldsaneringsregeling ook tegen de schuldenaar op geen andere wijze worden ingesteld dan door aanmelding ter verificatie.

3.De artikelen 57 tot en met 59a zijn van overeenkomstige toepassing.



Artikel 299aBeperking werking schuldsaneringsregeling

1.De schuldsaneringsregeling werkt niet ten aanzien van vorderingen uit hoofde van studieschulden waarop hoofdstuk 6 van de Wet studiefinanciering 2000 van toepassing is, behoudens voorzover die vorderingen betrekking hebben op de in artikel 6.8 van die wet bedoelde achterstallige schulden die bestaan ten tijde van de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling.

2.Zolang de schuldsaneringsregeling van toepassing is, wordt de aflosfase bedoeld in artikel 6.7 van de Wet studiefinanciering 2000 opgeschort. Gedurende deze periode is over de studieschuld geen rente verschuldigd.



Artikel 299bDe schuldeiser die retentierecht heeft

1.De schuldeiser die retentierecht heeft op een aan de schuldenaar toebehorende zaak, verliest dit recht niet door het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling.

2.De bewindvoerder kan, voorzover dit in het belang is van de boedel, de zaak in de boedel terugbrengen door voldoening van de vordering waarvoor het retentierecht kan worden uitgeoefend.

3.De schuldeiser kan de bewindvoerder een redelijke termijn stellen om tot toepassing van het tweede lid over te gaan. Heeft de bewindvoerder niet binnen deze termijn de zaak in de boedel teruggebracht, dan kan de schuldeiser haar verkopen met overeenkomstige toepassing van de bepalingen betreffende parate executie door een pandhouder of, als het een registergoed betreft, die betreffende parate executie door een hypotheekhouder. De rechter-commissaris is bevoegd de termijn op verzoek van de bewindvoerder een of meermalen te verlengen.

4.Betreft het een registergoed, dan dient de schuldeiser, op straffe van verval van het recht van parate executie, binnen veertien dagen na het verstrijken van de in het derde lid bedoelde termijn, aan de bewindvoerder bij exploot aan te zeggen dat hij tot executie overgaat, en dit exploot in de openbare registers te doen inschrijven.

5.De bewindvoerder kan de schuldeiser die overeenkomstig het derde lid het recht van parate executie kan uitoefenen, een redelijk termijn stellen daartoe over te gaan. Heeft de schuldeiser de zaak niet binnen deze termijn verkocht, dan kan de bewindvoerder haar opeisen en met toepassing van artikel 326 of 347, tweede lid, verkopen, onverminderd de voorrang, aan de schuldeiser in artikel 292 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek toegekend. De rechter-commissaris is bevoegd de termijn op verzoek van de schuldeiser een of meermalen te verlengen.



Artikel 300Borgen en andere medeschuldenaren

De schuldsaneringsregeling werkt niet ten voordele van borgen en andere medeschuldenaren.



Artikel 301Vordering niet toegelaten

1.Een vordering van de ontvanger als bedoeld in artikel 19 van de Invorderingswet 1990 (Stb. 221) is niet toegelaten.

2.Alle ten tijde van de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling tot verhaal van zijn schulden aangevangen executies worden geschorst.

3.De gelegde beslagen vervallen met ingang van de dag waarop de toepassing van de schuldsaneringsregeling is uitgesproken. De inschrijving van een desbetreffende, op verzoek van de bewindvoerder af te geven verklaring van de rechter-commissaris machtigt de bewaarder van de openbare registers tot doorhaling.

4.Een vervallen beslag herleeft, zodra de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op grond van het bepaalde in artikel 350, derde lid, onder b, mits het goed dan nog tot de boedel behoort. Indien de inschrijving van het beslag in de openbare registers is doorgehaald, vervalt de herleving, indien niet binnen veertien dagen na de herleving een exploot is ingeschreven, waarbij van de herleving mededeling aan de schuldenaar is gedaan.

5.Het tweede, derde en vierde lid zijn eveneens van toepassing ten aanzien van executies en beslagen, aangevangen of gelegd ten behoeve van vorderingen welke door pand of hypotheek zijn gedekt, voorzover die executies en beslagen niet zijn aangevangen en gelegd op goederen, welke voor die vorderingen bijzonderlijk zijn verbonden.

-

De faillissementswet is voor het laatst geactualiseerd op: 11 maart 2015.

De status van deze wet is: zeer goed.

Klik hier voor meer informatie.

<     Naar vorige pagina                                                       Naar volgende pagina     >
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl