Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-
Faillissementswet
artikel 3

LJN: BK4496, Rechtbank 's-Gravenhage , 344522/FT-RK 09.1803

Datum uitspraak: 03-11-2009
Rechtsgebied: Faillissement
Inhoudsindicatie: Schorsende werking art. 3a faillissementswet. Duur van de termijn niet onbeperkt. Belangenafweging. Vereisten verzoek WSNP na verzoek faillissementsverklaring





Uitspraak

rekestnummer: 344522/FT-RK 09.1803
nummer verklaring:
uitspraakdatum: 3 november 2009

RECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht - meervoudige kamer

[verzoeker]
wonende te [adres]
verzoeker,

heeft op 28 juli 2009 een beroep gedaan op toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Het verzoek is behandeld op 13 oktober 2009. Verzoeker is verschenen en gehoord. Eveneens verschenen en gehoord is mr. A.C.E.G. Cordesius, raadsvrouwe van verzoeker.

Op 27 oktober 2009 heeft de rechtbank beslist meervoudig uitspraak te doen op 3 november 2009.





Uit de stukken en het behandelde ter zitting komt het volgende naar voren:
1. Op 25 juni 2009 is het faillissement aangevraagd van verzoeker. De behandeling van de faillissementsaanvraag is ter terechtzitting van 28 juli 2009 geschorst in verband met verzoekers beroep op de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Verzoeker is aangezegd om ter zitting van 4 augustus 2009 te verschijnen en daar aan te tonen dat hij zich bij de gemeente voor het schuldhulptraject heeft aangemeld. Tevens is verzoeker medegedeeld dat hij bij overlegging van het bewijs van aanmelding 10 weken de tijd krijgt om een volledig verzoek tot toelating tot de WSNP in te dienen.

2. Op 3 augustus 2009 heeft de rechtbank een door verzoeker opgestelde en ondertekende verklaring ontvangen, die door verzoeker wordt aangeduid als "verzoekschrift volgens artikel 3 en 284 Faillissementswet". Daarbij heeft verzoeker een verklaring gevoegd waarin hij aangeeft dat hij met de gemeente Den Haag in gesprek is om te komen tot de afgifte van een met redenen omklede verklaring dat geen reële mogelijkheden aanwezig zijn om te komen tot een buitengerechtelijke schuldsanering, alsmede over welke aflossingsmogelijkheden ondergetekende beschikt. Ten slotte is een kopie bij gevoegd van de uitnodiging van Den Haag Opmaat aan verzoeker voor een intake gesprek op 11 augustus 2009.

3. Ter zitting van 4 augustus 2009 is de behandeling van het verzoek tot faillietverklaring vervolgens aangehouden tot 13 oktober 2009.

4. In het op 3 augustus 2009 ontvangen verzoekschrift geeft verzoeker de navolgende informatie.

4a. Hij is buiten gemeenschap van goederen gehuwd en meent redelijkerwijs te voorzien niet voort te kunnen gaan met het betalen van schulden, althans te verkeren in de toestand van hebben opgehouden te betalen. Hij is belastingadviseur van beroep. Hij is enig directeur- groot aandeelhouder van een tweetal holdingmaatschappijen, te weten [A.] Beheer B.V. gevestigd in Nederland en [B.] Holdings Ltd. gevestigd op St. Lucia B.V.I. In de eerste groep van ondernemingen bevinden zich 6 ondernemingen, waarvan alleen [B.]-Consult B.V. , gevestigd in Nederland, actief is. In de tweede groep bevinden zich 4 ondernemingen waaronder het op Cyprus gevestigde [C.] Investments Ltd. Deze limited houdt direct en middellijk de aandelen van de actieve ondernemingen [B.]-Venture Holding B.V. en [B.]-Venture B.V., beide gevestigd in Nederland.

4b. Verzoeker geeft aan aansprakelijk te zijn voor schulden van [B.]-Venture Holdings, welke onderneming door de rechtbank Rotterdam failliet is verklaard en waarvan verzoeker tot en met 30 juni 2009 algemeen directeur was. De schulden komen voort uit het mislukken van een internationale transactie met het doel venture capital te herfinancieren. Deze herfinanciering was bedoeld om oorspronkelijke kapitaalverschaffers terug te betalen.

4c. Verzoeker geeft aan voor ongeveer € 77.000 aan activa te bezitten. Het aandelenbezit is daarin niet begrepen, aangezien van alle rechtspersonen zowel gezamenlijk als afzonderlijk geen waardebepaling aanwezig is. Aan passiva noemt verzoeker zijn aandeel van 50% ad € 512.500,00 in de hypotheek op de gezamenlijke woning en aan overige schulden een bedrag van € 1.257.494,86 waarvan € 250.000,00 wordt betwist. De overige schulden hebben nagenoeg allemaal de kwalificatie "zakelijk".

4d. Verzoeker heeft een pro forma salarisspecificatie van [B.]-Consult B.V. overgelegd. Verzoeker heeft aangegeven bezig te zijn met het verkrijgen van een beter betalende baan als internationaal belastingadviseur.

5. Op 6 oktober 2009 is bij deze rechtbank een faillissementsverzoek ingediend tegen [B.]-Consult B.V. Crediteuren van deze rechtspersoon hebben op eigen initiatief de rechtbank in het kader van het verzoek tot toelating wettelijke schuldsanering laten weten voor miljoenen aan claims te pretenderen tegen verzoeker. Een crediteur van [B.]-Venture Holdings B.V. heeft, eveneens in het kader van het verzoek tot toelating wettelijke schuldsanering, de rechtbank het eerste faillissementsverslag over deze rechtspersoon toegestuurd en aandacht gevraagd voor de opmerking van de curator daarin dat deze nader zal onderzoeken of er sprake is van onbehoorlijk bestuur en/of paulianeus handelen door de toenmalige directie, zijnde verzoeker, alsmede of is voldaan aan de stortingsplicht. Desgevraagd heeft verzoeker aangegeven dat hij en zijn raadsvrouwe zeer intensief samenwerken met de curator, dat er regelmatig contact is en dat de curator naar verzoeker c.q. de raadsvrouwe met geen woord gerept heeft over een nader onderzoek tegen verzoeker. Verzoeker geeft aan de genoemde acties van de crediteuren te beschouwen als "zwart makerij".

6. Op 2 oktober 2009 heeft de rechtbank een verzoek van de raadsvrouwe van verzoeker ontvangen om de behandeling van het verzoek tot toelating schuldsaneringsregeling voor de duur van minimaal 6 weken uit te stellen. Aangegeven wordt dat verzoeker eerst op 7 oktober 2009 bij de gemeente terecht kan voor een intake gesprek en dat daarom op 13 oktober 2009 nog geen 285 verklaring voorhanden kan zijn. Er is dan immers nog geen mogelijkheid geweest voor de gemeentelijke kredietbank om de schulden al in kaart te brengen/te saneren. De raadsvrouwe heeft aangegeven dat haar cliënt niet heeft opgehouden te betalen en niet meerdere schulden onbetaald laat. Ter terechtzitting heeft de raadsvrouwe nog aangegeven dat verlenging van de termijn ook noodzakelijk is omdat het niet geheel onmogelijk is dat verzoeker een financier vindt om zijn problemen op te lossen.

7. Ter zitting heeft verzoeker aangevoerd dat hij alles in het werk heeft gesteld om van de gemeente een verklaring als bedoeld in 285 lid 1 onder f Faillissementswet (Fw). te verkrijgen, dat echter de gemeente de afspraken steeds maar weer afzegde en dat hij inmiddels al wel de door de schuldhulpverlening vereiste cursus "papieren ordenen" heeft gevolgd. Verzoeker heeft een bevestiging van het intake gesprek d.d. 7 oktober 2009 overgelegd. De consulente geeft daarin aan dat er sprake is van een faillissementsaanvraag betreffende een openstaande vordering van € 17.248,00, dat er nog veel onduidelijkheden over de schuldpositie zijn, ter adstructie waarvan in het verslag vraagpunten worden genoemd en dat verzoeker in een gesprek met Zuidweg op 29 oktober 2009 allereerst zal nagaan of een doorstart mogelijk is. Dan zal worden bezien of verzoeker met Zuidweg verder gaat. In dat geval zal het contact met de consulente worden beëindigd. Als blijkt dat er geen doorstart mogelijk is en Zuidweg de verklaring WSNP niet kan afgeven, dan zal de consulente die verklaring verzorgen.





De rechtbank overweegt als volgt.
8. De rechtbank begrijpt uit de door verzoeker op 3 augustus 2009 overgelegde stukken dat zijn schuldpositie volgens hem (mede) is ontstaan doordat hij uit hoofde van zijn functie als directeur-grootaandeelhouder zich garant heeft moeten stellen. Naar het oordeel van de rechtbank staat dit niet in de weg aan een beroep op de schuldsaneringsregeling. Een particulier, die aansprakelijk wordt gesteld uit hoofde van zijn aansprakelijkheden als directeur- grootaandeelhouder, kan immers volgens de wetsgeschiedenis een beroep doen op de wettelijke schuldsaneringsregeling ( Kamerstukken 11, 1992-1993 22969, nr.3 pag. 22/23 en nr.5 pag. 11/12).

9. Verzoeker heeft echter geen volledig verzoek ingediend overeenkomstig artikel 284 en 285 Fw. en heeft in plaats daarvan verzocht om een aanhouding van de behandeling van zijn toelatingsverzoek met minimaal 6 weken. De rechtbank zal dat verzoek afwijzen en overweegt daartoe het volgende.

9a. Verzoeker heeft niet aangegeven wat de wettelijke basis is voor zijn aanhoudingsverzoek. Naar het oordeel van de rechtbank is voor de beoordeling van dat aanhoudingsverzoek van belang dat de faillissementswet als uitgangspunt heeft dat een faillissement van een natuurlijke persoon zoveel mogelijk moet worden tegengegaan. Voorts acht de rechtbank van belang dat het stelsel van de wet, zoals neergelegd in de artikelen 3 en 3a Fw. niet aan een aanhouding in de weg staat. Echter, het effect van een beroep op artikel 3 resp. 3a Fw. ,namelijk dat de behandeling van de faillissementsaanvraag wordt geschorst, is in zijn duur niet onbeperkt. De rechtbank ziet met name een begrenzing aan de schorsende werking als de schuldenaar die een beroep doet op de wettelijke schuldsaneringsregeling de belangen van een crediteur c.q. crediteuren om een oordeel te krijgen over de door hem of hen ingediende faillissementsaanvraag onvoldoende in aanmerking neemt. Daarvan is in dit geval sprake.

9.b.Op 4 augustus 2009 heeft verzoeker 10 weken de tijd gekregen om een compleet verzoek in te dienen. Naar nu blijkt is de schuldpositie van verzoeker op dit moment nog allerminst helder. De verklaring van verzoeker over zijn schuldpositie in de op 3 augustus 2009 aangeleverde stukken, is volgens de opsomming van de vraagpunten hierover in het verslag van het intake gesprek van 7 oktober 2009, verre van volledig. Beide verklaringen wijken op hun beurt weer af van hetgeen de raadsvrouwe van verzoeker heeft aangevoerd over de financiële positie van verzoeker. Daarnaast houdt verzoeker volgens de raadsvrouwe en het verslag van het intakegesprek op 7 oktober 2009 de mogelijkheid van een doorstart kennelijk vooralsnog open. Ten slotte wordt, zoals hierboven reeds vermeld, door diverse anderen beweerd dat verzoeker een veel grotere schuldpositie heeft dan hij en raadsvrouwe aanvoeren. Deze beweringen staan weliswaar niet vast, maar duidelijk is wel dat het de nodige tijd vergt om de positie van verzoeker als directeur-grootaandeelhouder in een complex geheel van rechtspersonen helder te krijgen. Dit geldt met name ook ten aanzien van de vraag of sprake is van vorderingen op hem persoonlijk. Het is al met al niet aannemelijk dat de gevraagde 6 weken na heden voldoende zijn om de schuldpositie van verzoeker volledig in kaart te brengen en (vervolgens) een minnelijk traject uit te voeren. Onder deze omstandigheden kan van de verzoeker van het faillissement niet worden verlangd dat zijn belang om een oordeel te krijgen over zijn faillissementsaanvraag na 11 weken nog langer ondergeschikt blijft aan het belang van verzoeker om zijn verzoek tot toelating tot de schuilsaneringsregeling behandeld te zien door de rechtbank.

9c. Het standpunt van verzoeker dat het niet aan hemzelf maar aan de gemeente ligt dat hij nog geen compleet schuldsaneringsverzoek kan indienen, daar hij afhankelijk is van de gemeente en zich te voegen heeft naar de regie die de gemeente voert, gaat niet op. Wat ook zij van de door de gemeente gevoerde regie, de rechtbank is van oordeel dat verzoeker zelf verantwoordelijk is voor de keuze welke hij maakt om zijn kennelijk benarde financiële situatie te beredderen. Verzoeker had al in een eerder stadium bij de gemeente kunnen vragen om schuldhulpverlening, maar heeft het in plaats daarvan laten aankomen op een faillissementsverzoek van een crediteur. Dat leidt ertoe dat hij heeft rekening te houden met het belang van die crediteur om een uitspraak te krijgen op dat verzoek. .

10 Gelet op het voorgaande wordt het aanhoudingsverzoek niet gehonoreerd. Het thans ingediende verzoek is niet volledig en voldoet daarmee niet aan de in de artikelen 3, 284 en 285 Fw gestelde vereisten. Het verzoek wordt derhalve niet ontvankelijk verklaard.





BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het verzoek van [verzoeker] wonende te [adres] niet ontvankelijk.





Gewezen door mrs. C.M. Roskam, F.A.M. Veraart en C.M.Derijks en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 november 2009 in tegenwoordigheid van S.W.H. Bootsma, griffier.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl