Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-
Faillissementswet
artikel 42 - rechtspraak

LJN: BB6057, Rechtbank Rotterdam , 249299 / HA ZA 05/3132

Datum uitspraak: 19-09-2007
Rechtsgebied: Handelszaak
Inhoudsindicatie: Faillissementspauliana. Door brouwerij/verhuurder geregisseerde verkoop van activa en goodwill van een café-bedrijf, gevolgd door faillissement van de exploitant. Door of namens de koper is een bedrag gelijk aan de koopsom aan de brouwerij betaald. Curator vordert van de brouwerij betaling van een bedrag gelijk aan die koopsom met uitsluitend een beroep op artikel 42 Fw. Vordering afgewezen omdat de koopovereenkomst intact is gelaten en er overigens geen sprake is van (samenstel van) rechtshandelingen van de failliet die op grond van art 42 Fw. vernietigbaar zijn.





Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 249299 / HA ZA 05/3132

Vonnis van 19 september 2007

in de zaak van

Mr Paulus Andreas DROP ,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Blaeu Horeca B.V.,
wonende te Hellevoetsluis,
eiser,
procureur mr J.R. Hagendoorn,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HEINEKEN NEDERLAND B.V.,
tevens handelende onder de naam Heineken Brouwerijen,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
procureur mr H.E. Schweers.

Partijen worden hierna aangeduid als respectievelijk ‘de curator’ en ‘Heineken’.





1. De procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken:
-de dagvaarding van 26 oktober 2005;
-de akte houdende producties van de curator, met producties;
-de conclusie van antwoord, met producties;
-de conclusie van repliek, met producties;
-de conclusie van dupliek, met producties;
-de akte uitlating van de curator;
-de stukken betreffende het conservatoir derdenbeslag dat de curator op 13 oktober 2005 ten laste van Heineken onder ABN Amro Bank N.V. heeft doen leggen.





2. De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties staat tussen partijen - voor zover thans van belang - het volgende vast:

2.1 Bij vonnis van deze rechtbank van 21 juni 2005 is de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Blaeu Horeca B.V. (hierna: Blaeu Horeca) in staat van faillissement verklaard met aanstelling van de curator als zodanig.

2.2 Blaeu Horeca exploiteerde in een pand aan de (Oost)-Wijnstraat 18 - 20 te Rotterdam (‘het bedrijfspand’) een horecabedrijf.

2.3 In 2001 heeft Heineken Blaeu Horeca gelden ter leen verstrekt. Heineken heeft deze geldlening opgezegd wegens betalingsachterstanden. Heineken had op dat moment uit dien hoofde in totaal € 31.633,46 van Blaeu Horeca te vorderen.

2.4 Heineken had zich voor Blaeu Horeca bij ABN Amro Bank N.V. borg gesteld.

2.5 Ten behoeve van Heineken had Blaeu Horeca een pandrecht gevestigd op haar (toekomstige) bedrijfsinventaris.

2.6 Tot en met juli 2004 had Heineken € 12.361,10 te vorderen van Blaeu Horeca ter zake van onbetaald gelaten drankleveranties.

2.7 Bij brief van 7 juli 2004 heeft Heineken Blaeu Horeca gemaand haar openstaande schulden ad in totaal € 60.641,57 voor 14 juli 2004 te betalen, bij gebreke waarvan Heineken de geldlening opzegt en meedeelt dat het tekortschieten van Blaeu Horeca haars inziens ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Aan deze sommatie heeft Blaeu Horeca geen gehoor gegeven.

2.8 Nadat Heineken ter verkrijging van betaling van haar openstaande vorderingen en ontruiming van het door Blaeu Horeca gehuurde bedrijfspand in kort geding had doen dagvaarden tegen 9 augustus 2004, heeft op 29 juli 2004 een bespreking tussen Heineken, Blaeu Horeca en ABN Amro Bank N.V. geleid tot acceptatie van een reddingsplan voor de onderneming van Blaeu Horeca.

2.9 Bij vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter in deze rechtbank op 12 augustus 2004 bij verstek gewezen, is Blaeu Horeca op vordering van Heineken onder meer veroordeeld tot ontruiming van het bedrijfspand en tot betaling van in totaal € 87.919,86, te vermeerderen met rente en kosten. Dit vonnis is op 9 september 2004 aan Blaeu Horeca betekend, vergezeld van een bevel tot ontruiming.

2.10 Medio februari 2005 heeft de vennootschap onder firma VOF Sud (hierna: VOF Sud) de onderneming van Blaeu Horeca per 1 april 2005 gekocht voor € 120.000,--, te betalen aan Blaeu Horeca. VOF Sud is thans huurder van het bedrijfspand.

2.11 Op of omstreeks 17 maart 2005 heeft Heineken de haar verpande inventaris van Blaeu Horeca onder zich genomen, en heeft zij de sleutels van het bedrijfspand in ontvangst genomen van het door Blaeu Horeca ontruimde bedrijfspand.

2.12 Door of namens VOF Sud is in de periode van 15 maart 2005 tot en met 11 april 2005 in totaal € 70.000,-- gedaan. Door de externe financier van VOF Sud is een bedrag van € 50.000,-- aan Heineken voldaan. De inventaris is na ontvangst van die betalingen door Heineken vrijgegeven aan VOF Sud.

2.13 Op 29 april 2005 is het faillissement van Blaeu Horeca aangevraagd.

2.14 Bij brief van 22 juni 2005 heeft ABN Amro Bank N.V. in verband met het faillissement van Blaeu Horeca Heineken verzocht haar in totaal een bedrag van € 81.405,-- te betalen ter zake van borgstelling en restant hoofdelijke aansprakelijkheden. Heineken heeft daaraan gevolg gegeven en vervolgens de bestuurders van Blaeu Horeca uit dien hoofde tot terugbetaling aangesproken.

2.15 Bij brief van 12 augustus 2005 aan Heineken heeft de curator een beschrijving gegeven van de wijze waarop blijkens de hem beschikbare stukken de verkoop van de onderneming van Blaeu Horeca is verlopen en op welke wijze Heineken daarin te eigen bate de hand heeft gehad. De curator merkt deze gang van zaken aan als paulianeus en roept de nietigheid in van de genoemde rechtshandelingen op grond van het bepaalde in artikel 42 van de Faillissementswet (Fw.).





3. De vordering

De eis luidt dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad Heineken zal veroordelen om aan de curator € 120.000,-- te betalen, te vermeerderen met de kosten van het geding, de beslagkosten daaronder begrepen.

De curator heeft daartoe het volgende aangevoerd.

3.1 De te laag vastgestelde koopsom voor de onderneming (activa en goodwill; schulden zijn niet mee overgenomen) van Blaeu Horeca ad € 120.000,-- is door of namens VOF Sud betaald aan Heineken. Een bedrag van € 70.000,-- is op haar bankrekening betaald en € 50.000,-- werd gefinancierd door Europese Financieringsmaatschappij N.V., welk bedrag aanvankelijk door Heineken aan VOF Sud werd voorgeschoten.

3.2 Op of na 22 juni 2005 heeft Heineken een deel van de koopsom doorbetaald aan de ABN Amro Bank in verband met schulden van de failliet en/of haar haar bestuurder, en het restant heeft Heineken aangewend voor betaling van haar vorderingen op Blaeu Horeca.

3.3 De verkoop van de onderneming van Blaeu Horeca heeft onder druk van Heineken plaatsgevonden en de ontruiming van het bedrijfspand heeft niet gedwongen, bij wijze van tenuitvoerlegging van het onder 2.9 bedoelde vonnis in kort geding, maar vrijwillig plaatsgevonden.

3.4 Heineken heeft zich zonder recht of titel een deel van de koopsom voor de onderneming toegeëigend. Blaeu Horeca heeft er niet mee ingestemd dat de koopsom of een deel daarvan zou worden aangewend ter delging van haar schulden aan Heineken.

3.5 De verrekening van de vorderingen van Heineken op Blaeu Horeca en de betaling die aan de bank is verricht met gelden uit de opbrengst van de verkoop van de onderneming van Blaeu Horeca is onverplicht verricht, nu Blaeu Horeca niet verplicht was haar onderneming te verkopen. Deze verrekening heeft voorts zonder toestemming van Blaeu Horeca plaatsgevonden.

3.6 Heineken wist of behoorde te weten dat benadeling van de schuldeisers het gevolg zou zijn van de verrekening van de ontvangen koopprijs met haar vorderingen op Blaeu Horeca. De benadeling bestaat daarin dat er thans geen onderneming meer voorhanden is die ten behoeve van de boedel te gelde gemaakt kan worden.

3.7 De genoemde rechtshandelingen gelden dan ook als paulianeus in de zin van artikel 42 Fw.

3.8 De curator heeft jegens Heineken de nietigheid van de rechtshandelingen ingeroepen en haar tot (terug)betaling van € 120.000,-- gesommeerd.

3.9 Heineken dient dat bedrag thans aan de curator te betalen, vermeerderd met de kosten van het geding, de beslagkosten daaronder begrepen.





4. Het verweer

Heineken heeft gemotiveerd verweer en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van de curator in de kosten van het geding. Op de inhoud van het verweer wordt, voor zover nodig, hierna nader ingegaan.





5. De beoordeling

5.1 De curator grondt zijn vordering uitsluitend op het bepaalde in artikel 42 Fw.
Bij de beantwoording van de vraag of de vordering al of niet toewijsbaar is, zal de rechtbank deze uitsluitend aan de vereisten voor toepassing van dat artikel toetsen.
De vraag of er in enig ander opzicht gebreken kleven aan de verkoop van de onderneming van Blaeu Horeca, de betaling van de koopsom daarvoor en de afwikkeling van de vorderingen van Heineken op Blaeu Horeca zal daarom niet aan de orde komen. Ook toetsing aan het bepaalde in artikel 47 Fw blijft daarom achterwege.

5.2 Op grond van het bepaalde in artikel 42 Fw heeft de curator de bevoegdheid ten behoeve van de boedel elke rechtshandeling die Blaeu Horeca vóór de faillietverklaring onverplicht heeft verricht en waarvan deze bij dit verrichten wist of behoorde te weten dat daarvan benadeling van de schuldeisers het gevolg zou zijn, door een buitengerechtelijke verklaring te vernietigen. Voor zover thans van belang, geldt daarbij als aanvullend vereiste, dat de wederpartij bij die, aldus als paulianeus aan te merken, rechtshandeling betrokken was, ook wist of behoorde te weten dat die rechtshandeling benadeling van de schuldeisers tot gevolg zou hebben.

5.3 Uit de onder 2.15 bedoelde brief en uit de in dit geding aangevoerde stellingen moet worden afgeleid dat de curator het beroep op vernietiging richt tegen een samenstel van rechtshandelingen.

5.4 Achtereenvolgens laten zich in de lezing van de feiten zoals de curator deze heeft gegeven, en die deels gemotiveerd is weersproken door Heineken, in essentie onderscheiden:
a. de onder druk en regie van Heineken tot stand gekomen verkoop van de onderneming door Blaeu Horeca aan VOF Sud voor een prijs van € 120.000,--;
b. de ontvangst door Heineken van bedragen die haar door, namens of ten behoeve van VOF Sud zijn betaald;
c. verrekening daarvan met vorderingen van Heineken op Blaeu Horeca;
d. het voorschieten van een deel van de koopsom door Heineken aan VOF Sud;
e. de verrekening van dat deel van de koopsom van een later van de externe financier ontvangen betalingen met een resterend deel van de vorderingen van Heineken op Blaeu Horeca.

5.5 Wil de curator met succes de koopovereenkomst buiten rechte met een beroep op de faillissementspauliana kunnen vernietigen, dan is daartoe vereist, zoals Heineken ook met recht heeft aangevoerd, dat een daartoe strekkende verklaring wordt gericht tot hen die partij bij die koopovereenkomst zijn. Hetzelfde geldt op overeenkomstige wijze voor een vordering in rechte tot vernietiging.
Gesteld noch gebleken is dat VOF Sud op enigerlei wijze door de curator betrokken is in de door hem beoogde vernietiging van die koopovereenkomst.
De omstandigheid dat Heineken ten minste een initiërende en begeleidende rol heeft gespeeld bij de verkoop van de onderneming van Blaeu Horeca aan VOF Sud, maakt haar nog niet in enig opzicht partij bij die overeenkomst. Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken grond waaruit kan worden afgeleid dat Heineken in enig opzicht partij is bij die, op zichzelf inderdaad als onverplicht aan te merken, overeenkomst.

5.6 Bij de verdere beoordeling moet er daarom van worden uitgegaan dat die koopovereenkomst onaangetast is gebleven en dat Blaeu Horeca uit dien hoofde jegens VOF Sud aanspraak had op betaling van de koopsom ad € 120.000,--.

5.7 Noch de gestelde betaling van de koopsom door VOF Sud aan Heineken, noch de aanwending van die gelden door Heineken als betaling van haar vorderingen op Blaeu Horeca, kan worden aangemerkt als een rechtshandeling van Blaeu Horeca die voor vernietiging op de voet van het bepaalde in artikel 42 Fw in aanmerking zou kunnen komen, terwijl ook voor het overige in het door de curator geschetste samenstel van rechtshandelingen geen rechtshandelingen van Blaeu Horeca zijn aan te wijzen die al of niet als onderdeel van een samenstel vernietigbaar zijn met een beroep op de faillissementspauliana.

5.8 De door de curator gestelde feiten kunnen daarom de vordering zoals deze is ingesteld niet dragen. Nader onderzoek naar de juistheid van de door de curator geschetste, en door Heineken deels gemotiveerd weersproken gang van zaken, kan bij deze stand van zaken achterwege blijven.

5.9 De vordering moet worden afgewezen en de curator zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding.





6. De beslissing

De rechtbank

6.1. wijst de vordering af;

6.2. veroordeelt de curator in de proceskosten aan de zijde van Heineken tot op heden vastgesteld op € 2.640,-- aan vastrecht en € 2.842,-- aan salaris voor de procureur.





Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. van Essen.

Uitgesproken in het openbaar. 196

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl