Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BN5680, Raad van State , 201002018/1/H2

Datum uitspraak: 01-09-2010
Inhoudsindicatie: Bij besluit van 22 augustus 2008 heeft de raad een vergoeding vastgesteld voor door [appellante] op grond van een toevoeging als bedoeld in de Wet op de rechtsbijstand (hierna: de Wrb), verleende rechtsbijstand.





Uitspraak

201002018/1/H2.
Datum uitspraak: 1 september 2010

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], kantoorhoudende te [plaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 januari 2010 in zaak nr. 09/106 in het geding tussen:

[appellante]

en

de raad voor rechtsbijstand Amsterdam (thans: het bestuur van de raad voor rechtsbijstand; hierna: de raad).





1. Procesverloop

Bij besluit van 22 augustus 2008 heeft de raad een vergoeding vastgesteld voor door [appellante] op grond van een toevoeging als bedoeld in de Wet op de rechtsbijstand (hierna: de Wrb), verleende rechtsbijstand.

Bij besluit van 17 november 2008 heeft de raad het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 15 januari 2010, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij fax, bij de Raad van State ingekomen op 25 februari 2010, hoger beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 augustus 2010, waar [appellante] in persoon is verschenen.





2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 37, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wrb, zoals deze bepaling luidde ten tijde van belang, verstrekt de raad aan een rechtsbijstandverlener een subsidie, genoemd vergoeding, voor de door hem op basis van een toevoeging verleende rechtsbijstand.

Ingevolge het tweede lid omvat de vergoeding mede de bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen overige kosten die verband houden met de verlening van rechtsbijstand alsmede de omzetbelasting die over de vergoeding is verschuldigd.

Ingevolge het vijfde lid, aanhef en onder a, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden vastgesteld met betrekking tot het bedrag van de vergoeding en de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.

Ingevolge artikel 24, eerste lid, van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (hierna: het Bvr 2000), voor zover thans van belang, wordt voor het tijdverlet in verband met reizen ten behoeve van de verlening van rechtsbijstand in een andere zaak dan een piketzaak, uitgaande van de totale afstand die is afgelegd bij reizen naar de zitting en naar rechtzoekenden wier vrijheid is ontnomen of beperkt, per volle gereisde 60 kilometer een halve punt toegekend.

Ingevolge het vierde lid wordt de reisafstand op gestandaardiseerde wijze bepaald.

Ingevolge artikel 25, eerste lid, voor zover thans van belang, wordt, voor de kosten die worden gemaakt voor reizen naar de zitting, alsmede naar rechtzoekenden wier vrijheid is ontnomen of beperkt, een kilometervergoeding toegekend overeenkomstig de vergoeding die krachtens artikel 8 van het Reisbesluit binnenland wordt verleend.

Ingevolge het vierde lid wordt ten behoeve van de berekening van de kilometervergoeding de reisafstand op gestandaardiseerde wijze bepaald.


2.1.1. In de nota van toelichting bij het Bvr 2000 is in de toelichting op artikel 25 (Stb. 1999, 580, blz. 35-36) vermeld dat de raad voor het berekenen van de gereisde afstand een computerprogramma gebruikt. In het als beleidsregel geldende Handboek Vergoedingen (versie januari 2006) is bij artikel 25 vermeld dat de raad te dezen gebruik maakt van een recente routeplanner en dat bij het berekenen van het aantal gereden kilometers wordt uitgegaan van de meest efficiënte route waarbij de postcode van het kantooradres en de postcode van de plaats van bestemming bepalend zijn.

2.2. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de raad, bij het berekenen van de reiskosten en de kosten voor tijdverlet in het kader van de vaststelling van de vergoeding voor door haar op basis van een toevoeging verleende rechtsbijstand, gebruik heeft mogen maken van de AND-routeplanner voor het berekenen van de reisafstand. Zij voert daartoe - samengevat - aan dat de AND-routeplanner niet uitgaat van de meest efficiënte route, zoals het Handboek Vergoedingen voorschrijft, en dat op basis daarvan minder kilometers zijn berekend en vergoed dan zij daadwerkelijk heeft gereden. Twee andere routeplanners komen volgens [appellante] tot een betere benadering. Volgens [appellante] volgt uit eerdere rechtspraak niet dat de raad verplicht is van de AND-routeplanner gebruik te maken, maar slechts dat dit in de aan de orde zijnde gevallen mocht. Dat ligt in dit geval anders omdat de uitkomst van deze routeplanner aantoonbaar onjuist is, aldus [appellante].

[appellante] betoogt verder dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het feit dat de AND-routeplanner inmiddels is veranderd en zij daardoor ten tijde van de beroepsprocedure wel voor een hogere vergoeding in aanmerking zou komen, niet tot het oordeel kan leiden dat het bestreden besluit onrechtmatig is, omdat de raad het besluit op bezwaar heeft genomen aan de hand van de routeplanner die gold ten tijde van dat besluit. Volgens [appellante] heeft zij reeds in de bezwaarfase aangevoerd dat de AND-routeplanner niet correct is en ter staving daarvan een berekening van twee andere routeplanners aan de raad overgelegd.

2.2.1. De Afdeling heeft eerder overwogen (in de uitspraak van 14 mei 2003 in zaak nr.200205764/1, evenals in de door de rechtbank vermelde uitspraken van 28 december 2005 in zaak nr. 200504042/1 en 16 april 2008 in zaak nr. 200707460/1), dat de raad een recente AND-routeplanner mocht gebruiken voor het berekenen van de reisafstand. In deze zaak heeft de raad gebruik gemaakt van een recente routeplanner en is bij het berekenen van het aantal gereden kilometers uitgegaan van de meest efficiënte route volgens die planner. Daarmee is aan het uit het Bvr 2000 voortvloeiende vereiste, zoals nader ingevuld met het beleid, voldaan. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat de raad de AND-routeplanner heeft mogen gebruiken voor het berekenen van de reisafstand. Dat het gebruik van andere routeplanners tot een ander resultaat leidt, kan, zoals de Afdeling ook heeft overwogen in de uitspraak van 14 mei 2003, hieraan op zichzelf niet afdoen. Verschillen in routes tussen routeplanners zijn niet ongebruikelijk. Voor een ander oordeel kan niettemin aanleiding zijn, indien verschillende routeplanners bij exact dezelfde route tot een andere afstand komen. [appellante] heeft niet aannemelijk gemaakt dat die situatie zich hier voordeed.

Voorts heeft [appellante] niet aannemelijk gemaakt dat de door haar in beroep gesignaleerde wijzigingen in de AND-routeplanner vóór het nemen van het besluit van 17 november 2008 hebben plaatsgevonden. Evenmin heeft zij aannemelijk gemaakt dat de door de raad bij zijn besluitvorming gehanteerde versie van de AND-routeplanner voor de daaruit voortvloeiende route een onjuist aantal kilometers heeft berekend. De raad heeft daarom bij het vaststellen van de vergoeding uit kunnen gaan van de door de AND-routeplanner berekende reisafstand, zoals vermeld in het besluit van 17 november 2008.

Het betoog van [appellante] dat het gebruik van de AND-routeplanner gevaar oplevert voor haar en haar medeweggebruikers doordat zij tijdens het rijden continu op de schriftelijke routebeschrijving van de AND-routeplanner zou moeten kijken, gaat niet op. [appellante] is immers niet verplicht de route van de AND-routeplanner te volgen, nu deze slechts dient voor het op gestandaardiseerde wijze bepalen van de reisafstand in verband met de berekening van de vergoeding. Het staat haar verder vrij de route te nemen waaraan zij de voorkeur geeft.

2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.





3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.





Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van Staat.

w.g. Bijloos w.g. Dallinga
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 1 september 2010

18-658.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl