Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BN2002, Rechtbank Arnhem , 194173 / FA RK 09-13239

Datum uitspraak: 14-06-2010
Inhoudsindicatie: Arbitrage, art. 1022. eerste lid, Rv. Rechtbank onbevoegd. Het echtscheidingsovereenkomst bevat een arbitrageovereenkomst. De man stelt dat het geschil met betrekking tot de kinderalimentatie moet worden voorgelegd aan arbiters en dat de rechtbank onbevoegd is om kennis te nemen van het verzoek van de vrouw. Rb: In de literatuur wordt aangenomen dat familiezaken in beginsel van openbare orde zijn en dat daarover (dus) geen arbitrage kan worden overeengekomen. Naar het oordeel van de rechtbank geldt dit uitgangspunt niet (zonder meer) voor zaken betreffende levensonderhoud of de verdeling van de kosten van de kinderen. Daarvoor is redengevend dat de financiële bijdrage die ouders moeten leveren aan de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige hun kinderen ter vrije bepaling staat van partijen. Het staat ex-echtelieden of ouders immers vrij om daarover afspraken te maken en die neer te leggen in een convenant. Althans dat staat hen vrij zolang deze afspraken niet in strijd zijn met de wettelijke onderhoudsverplichting die de ouders jegens hun kinderen hebben om naar draagkracht aan de kosten van deze kinderen bij te dragen, zoals neergelegd in de artikelen 1:392, eerste lid, en 1:404, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek. Nu partijen in het echtscheidingsconvenant niet zijn afgeweken van de wettelijke onderhoudsplicht, is de rechtbank van oordeel dat artikel 4 van genoemd convenant - (in ieder geval) daar waar het gaat om de verdeling van de kosten van de kinderen van partijen - niet in strijd is met de openbare orde. Dit betekent dat van de geldigheid van de arbitrageovereenkomst in deze procedure moet worden uitgegaan. De rechtbank is daarom onbevoegd om van dit geschil tussen partijen kennis te nemen.





Uitspraak

beschikking


RECHTBANK ARNHEM

Sector Familie en Jeugd

Zaakgegevens: 194173 / FA RK 09-13239
Datum uitspraak: 14 juni 2010

beschikking alimentatie

in de zaak van

[de vrouw] (nader te noemen: de vrouw),
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. R.B. Ester- Bil te Lent, gemeente Nijmegen,

tegen

[de man] (nader te noemen: de man),
wonende te [woonplaats]
advocaat mr. H.C.M. Kortman te 's-Gravenhage.

Gezien de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, ingekomen op 3 december 2009;
- het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek, ingekomen op 20 januari 2010;
- een brief (met bijlagen) namens de vrouw, ingekomen op 9 april 2010;
- een faxberichten (met bijlage) namens de vrouw, ingekomen op 3 mei 2010;
- een brief (met bijlagen) namens de man, ingekomen op 7 mei 2010 en
- een fax namens de vrouw, ingekomen op 10 mei 2010.

Gehoord ter terechtzitting met gesloten deuren van 3 mei 2010 de beide partijen, bijgestaan door hun advocaten voornoemd.
Overwegende

De partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 29 november 2006 is tussen hen de echtscheiding uitgesproken. De beschikking is op 1 december 2006 ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.

Uit het huwelijk van partijen zijn twee minderjarige kinderen geboren, te weten:
- [kind 1], geboren op 24 april 1998 te Zevenaar en
- [kind 2] geboren op 20 september 1999 te Zevenaar.

De partijen hebben - kort gezegd - bij de echtscheiding een co-ouderschap afgesproken en afspraken gemaakt over (onder meer) de kosten van de kinderen. Deze afspraken zijn neergelegd in een tweetal convenanten, respectievelijk gedateerd 13 en 16 oktober 2006, welke convenanten deel uit maken van de echtscheidingsbeschikking.

De vrouw verzoekt de rechtbank te bepalen dat de man ten behoeve van voormelde minderjarigen zal betalen € 500,-- per kind per maand, of enig ander bedrag dat de rechtbank redelijk acht. Kosten rechtens. Als grond voor haar verzoek stelt de vrouw dat de man per 1 februari 2010 naar China emigreert / is geëmigreerd, zodat het co-ouderschap moet worden / is beëindigd. Zij heeft behoefte aan kinderalimentatie, omdat bij haar de draagkracht ontbreekt enige bijdrage in de kosten van de kinderen te leveren.

De man heeft tegen het verzoek van de vrouw gemotiveerd verweer gevoerd. Primair stelt de man zich op het standpunt dat de rechtbank onbevoegd is om van het verzoek kennis te nemen c.q. dat de vrouw niet ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzoek. Daartoe voert hij aan dat partijen in artikel 4 van het convenant arbitrage zijn overeengekomen voor het geval zijn van mening zouden verschillen over het geregelde in het convenant. Subsidiair stelt hij dat het verzochte moet worden afgewezen en hij verzoekt de rechtbank vast te stellen dat de verzorging en opvoeding gedurende de periode dat de man in China verblijft wordt vastgesteld conform het rooster zoals door hem vervaardigd met bepaling van de bijdrage die gestort dient te worden op de gemeenschappelijke rekening op € 120,-- per kind per maand.





De beoordeling

1. De rechtbank zal allereerst de vraag dienen te beantwoorden of zij bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek. Daartoe overweegt zij als volgt.

2. In artikel 4 van het echtscheidingsconvenant zijn partijen het navolgende overeengekomen.

"4. Arbitrage
Wanneer partijen ernstig van mening verschillen over het in dit contract geregelde, zullen zij zich voor advies wenden tot een arbitragecommissie. Deze zal gevormd worden doordat elk der partijen één persoon uitkiest; de gekozen twee personen kiezen tezamen één onafhankelijke derde, die tezamen met de twee door partijen gekozen de arbitragecommissie zal vormen en deze zal voorzitten".

3. De vrouw heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen het formele verweer van de man. Ter zitting heeft zij ermee volstaan te stellen dat het arbitragebeding onverlet laat dat het haar vrij staat om te kiezen voor de onderhavige procedure.

4. Voor de beantwoording van voornoemde vraag, zijn de volgende wetsbepalingen relevant.

Op grond van artikel 1020, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) kunnen partijen bij overeenkomst geschillen die tussen hen uit een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan dan wel zouden kunnen ontstaan, aan arbitrage onderwerpen. Op grond van het derde lid van dit artikel mag een overeenkomst van arbitrage evenwel niet leiden tot de vaststelling van een rechtsgevolg welke niet ter vrije bepaling staat van partijen.

Artikel 1022, eerste lid, Rv bepaalt dat de rechter, bij wie een geschil aanhangig is gemaakt waarover een overeenkomst tot arbitrage is gesloten, zich onbevoegd verklaart indien een partij zich voor alle weren beroept op het bestaan van deze overeenkomst, tenzij de overeenkomst ongeldig is.
De vraag of een arbitrageovereenkomst ongeldig is, wordt in beginsel niet ambtshalve door de rechter getoetst. Wel zal de rechter een arbitrageovereenkomst ambtshalve ongeldig moeten verklaren bij strijd met de openbare orde en zal hij ambtshalve moeten toetsen of partijen het geschil aan arbitrage mogen onderwerpen. Of een arbitrageovereenkomst in strijd is met de openbare orde, moet per geval worden beoordeeld.


5. Vastgesteld moet worden dat de vrouw niet heeft betwist dat er in deze sprake is van een arbitrageovereenkomst. Verder is gesteld noch gebleken dat de onderhavige arbitrageovereenkomst ongeldig of in strijd met de openbare orde is.

6. Het voorgaande laat onverlet dat de rechter ambtshalve moet toetsen of artikel 4 van het echtscheidingsconvenant van partijen in strijd is met de openbare orde. De vraag die aldus voorligt is of in het onderhavige geschil, dat betrekking heeft op kinderalimentatie, het arbitragebeding strijdig is met de openbare orde.
In de literatuur wordt aangenomen dat familiezaken in beginsel van openbare orde zijn en dat daarover (dus) geen arbitrage kan worden overeengekomen. Naar het oordeel van de rechtbank geldt dit uitgangspunt niet (zonder meer) voor zaken betreffende levensonderhoud of de verdeling van de kosten van de kinderen. Daarvoor is redengevend dat - anders dan bijvoorbeeld afstammingskwesties, zoals de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap, of kwesties met betrekking tot het gezag - de financiële bijdrage die ouders moeten leveren aan de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige hun kinderen ter vrije bepaling staat van partijen. Het staat ex-echtelieden of ouders immers vrij om daarover afspraken te maken en die neer te leggen in een convenant. Althans dat staat hen vrij zolang deze afspraken niet in strijd zijn met de wettelijke onderhoudsverplichting die de ouders jegens hun kinderen hebben om naar draagkracht aan de kosten van deze kinderen bij te dragen, zoals neergelegd in de artikelen 1:392, eerste lid, en 1:404, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek.
Gelet op het voorgaande en gelet op het feit dat partijen in het echtscheidingsconvenant niet zijn afgeweken van de wettelijke onderhoudsplicht, is de rechtbank van oordeel dat artikel 4 van genoemd convenant - (in ieder geval) daar waar het gaat om de verdeling van de kosten van de kinderen van partijen - niet in strijd is met de openbare orde.

7. Het voorgaande brengt mee dat van de geldigheid van de arbitrageovereenkomst in deze procedure moet worden uitgegaan. De rechtbank is daarom onbevoegd om van dit geschil tussen partijen kennis te nemen.





De beslissing

De rechtbank

verklaart zich onbevoegd om van dit geschil kennis te nemen.





Deze beschikking is gegeven door mr. A.S.W. Kroon, rechter, in tegenwoordigheid van D.H. Wubbels als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2010.



Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof te Arnhem.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl