Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BN3048, Rechtbank Alkmaar , 116395 / HA ZA 10-11

Datum uitspraak: 21-07-2010
Inhoudsindicatie: "Eiseres niet voldaan aan substantiëringsplicht. Bewuste keuze voor eenvoudige incassodagvaarding, in plaats van onderbouwing door middel van stukken. Rechtbank sactioneert dit door twee punten "strafkorting" ingevolge liquidiatietarief"





Uitspraak

vonnis
RECHTBANK TE ALKMAAR

Sector civiel recht
LS/LJS

zaaknummer / rolnummer: 116395 / HA ZA 10-11

Vonnis van 21 juli 2010

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE NEDERLANDSE ENERGIE MAATSCHAPPIJ B.V.,
gevestigd en kantoor houdende te Rotterdam,
eiseres bij dagvaarding van 22 december 2009,
advocaat mr. R. Willemsen te 's -Gravenhage,

tegen

[GEDAAGDE],
wonende te Broek op Langedijk, gemeente Langedijk,
gedaagde,
advocaat mr. R. Kiewitt te Alkmaar.

Partijen zullen hierna de Nederlandse Energie Maatschappij en [gedaagde] genoemd worden.





1. De procedure

1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties van 22 december 2009;
- de conclusie van antwoord met productie van 17 februari 2010;
- het tussenvonnis van 3 maart 2010;
- de akte aanvulling grondslag eis met producties aan zijde van de
Nederlandse Energie Maatschappij van 20 mei 2010;
- de brief van mr. Kiewitt van 20 mei 2010 met 1 productie;
- het proces-verbaal van comparitie van 4 juni 2010;
- de akte van 23 juni 2010 aan de zijde van de Nederlandse Energie Maatschappij met cd-rom, inhoudende een kopie van de op de zitting beluisterde voicelog.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. De inhoud van deze stukken geldt als hier ingelast.





2. De feiten

2.1.gedaagde] woont aan de [adres 1] te Broek op Langedijk.

2.2. De Nederlandse Energie Maatschappij heeft in de maanden november 2007 tot en met oktober 2008 een termijnbedrag van [euro] 147,- bij [gedaagde] in rekening gebracht, dat door middel van een automatische incasso werd geïnd.

2.3. De Nederlandse Energie Maatschappij heeft [gedaagde] onder meer een afrekennota van 29 november 2008 gestuurd over de periode van 2 november 2007 tot 15 oktober 2008 met EAN-code gas 871687140002592307 en EAN-code elektriciteit 871685900004520799. Hierbij is een specificatie opgenomen met daarin een overzicht van de geleverde diensten. Het daarop vermelde nog door [gedaagde] te betalen saldo bedraagt - na verrekening met de betaalde termijnbedragen - [euro] 6.772,41.

2.4. Voorts heeft de Nederlandse Energie Maatschappij aan [gedaagde] - ten aanzien van voornoemde EAN-codes voor gas en elektriciteit - een eindafrekennota van 14 januari 2009 gestuurd voor elektriciteit over de periode van 16 oktober 2008 tot 29 december 2008 inhoudende dat [gedaagde] nog [euro] 279,37 moet betalen en een eindafrekennota van 27 januari 2009 voor gas over de periode van 16 oktober 2008 tot 18 januari 2009, op grond waarvan [gedaagde] nog [euro] 1.049,48 moet voldoen. Hierbij zijn eveneens specificaties overgelegd, waarin een overzicht van de geleverde diensten is opgenomen.

2.5. De Nederlandse Energiemaatschappij heeft als productie 9 een e-mail van 6 mei 2010 overgelegd van Liander N.V. waarin staat vermeld dat de Nederlandse Energiemaatschappij leverancier is geweest van 2 november 2007 tot 30 december 2008 voor de volgende EAN-codes: elektra: 871685900004520799 en gas: 871687140002592307.
Op de zitting heeft de Nederlandse Energiemaatschappij een e-mail van Liander N.V. overgelegd van 20 mei 2010 waarin ter aanvulling op bovenstaande e-mail wordt aangegeven dat de Nederlandse Energiemaatschappij leverancier voor gas is geweest tot 19 januari 2009.

2.6. Op 14 mei 2010 is aan [gedaagde] een correctienota toegezonden op grond waarvan hij een bedrag van [euro] 842,91 ontvangt van de Nederlands Energie Maatschappij.





3. Het geschil

3.1. De Nederlandse Energie Maatschappij vordert - samengevat - na vermindering van eis veroordeling van [gedaagde] tot betaling van [euro] 9.652,25 vermeerderd met rente en kosten.

3.2. De Nederlandse Energie Maatschappij heeft daaraan, verkort en zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag gelegd. Er bestaat een overeenkomst tussen de Nederlandse Energie Maatschappij en [gedaagde], die inhoudt dat de Nederlandse Energie Maatschappij gas en elektriciteit zal leveren aan [gedaagde]. [gedaagde] heeft facturen onbetaald gelaten ten bedrage van [euro] 9.310,26. Hierop dient nog het bedrag van de verstuurde correctienota van [euro] 842,91 in mindering te worden gebracht, zodat een bedrag van [euro] 8.467,35 overblijft. Daarnaast vordert de Nederlandse Energie Maatschappij de wettelijke rente van [euro] 416,90, berekend tot 23 november 2009 en buitengerechtelijke incassokosten van [euro] 768,-. Primair vordert de Nederlandse Energie Maatschappij betaling op grond van nakoming van de overeenkomst en subsidiair, indien er geen overeenkomst tussen partijen zou bestaan, op grond van ongerechtvaardigde verrijking.

3.3. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.





4. De beoordeling

4.1. [gedaagde] heeft allereerst betwist dat hij een overeenkomst met de Nederlandse Energie Maatschappij heeft gesloten voor de levering van gas en elektriciteit.

4.2. De Nederlandse Energie Maatschappij heeft ter onderbouwing van haar standpunt het volgende aangevoerd. De echtgenote van [gedaagde] heeft telefonisch een overeenkomst met haar gesloten. Dit telefoongesprek is te horen op een zogeheten "voicelog". In dit telefoongesprek wordt een overeenkomst gesloten tot de levering van energie op naam van [gedaagde], wonende aan het perceel [adres 1] te Broek op Langedijk, per 2 november 2007, met rekeningnummer. Vervolgens is naar dit adres een bevestigingsbrief gestuurd op 31 september 2007, en een tweede brief op 2 oktober 2007. Van november 2007 tot en met oktober 2008 zijn er voorschotbedragen afgeschreven van het per telefoon opgegeven bankrekening. Uit de e-mail van Liander, productie 9 bij .. blijkt dat er feitelijk gas en elektriciteit is geleverd vanaf 2 november 2007.

4.3. Hiermee geconfronteerd heeft [gedaagde] slechts aangevoerd dat hij in de desbetreffende periode een overeenkomst met een andere leverancier had. Hij wist echter de naam van de andere leverancier niet te noemen en ook overigens heeft hij dit verweer niet onderbouwd. De rechtbank gaat daarom aan dat verweer voorbij.

4.5. [gedaagde] heeft het bestaan van de overeenkomst aldus onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat tussen partijen vast staat dat er tussen hen een overeenkomst bestond voor de levering van gas en elektriciteit. Vervolgens zal moeten worden vastgesteld wat het energieverbruik van [gedaagde] is geweest.

4.6. [gedaagde] betwist voorts de hoogte van de facturen van de Nederlandse Energie Maatschappij. De afrekennota, overgelegd als productie 4 bij de akte aanvulling grondslag eis, bedraagt over ruim een jaar [euro] 7.939,27. Verminderd met de reeds betaalde voorschotbedragen, moet [gedaagde] nog een bedrag van [euro] 6.772,41 voldoen. Dit bedrag staat echter in geen enkele verhouding tot een normaal jaarverbruik van gas en elektriciteit van een vergelijkbaar huishouden, aldus [gedaagde]. Hij woont in een goed geïsoleerde eensgezinswoning met een hoogrendementsketel uit 2007. Het huishouden bestaat uit vier personen. Deze nota wijkt voorts erg af van het energieverbruik na deze periode. Zijn echtgenote heeft meermalen contact gehad met de Nederlandse Energiemaatschappij over de hoge factuur, waarna de Nederlandse Energiemaatschappij had toegezegd dat zij het zouden uitzoeken, aldus [gedaagde].

4.7. Ter zitting is gebleken dat de eindstanden van het verbruik van gas en elektriciteit zoals vermeld op de meter niet ter discussie staan. De rechtbank zal dan ook uitgaan van de op de eindnota's vermelde eindstanden. Wel heeft [gedaagde] de beginstanden betwist en aangevoerd dat de Nederlandse Energiemaatschappij onvoldoende heeft onderbouwd op welke wijze de beginstanden tot stand zijn gekomen. De Nederlandse Energie Maatschappij heeft gesteld dat deze waarschijnlijk op schattingen zijn gebaseerd. Zij erkent dat deze standen opmerkelijk zijn, maar zij heeft vooralsnog geen stukken in het geding gebracht waaruit volgt waarop deze meterstanden zijn gebaseerd.

4.8. In het licht van de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] zijn de beginstanden niet vast komen te staan. Volgens de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van de Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) ligt de bewijslast van de omvang van de geleverde energie op de Nederlandse Energie Maatschappij. Zij zal, overeenkomstig haar aanbod daartoe, worden toegelaten te bewijzen dat de meterstanden gas en elektriciteit bij aanvang van de levering op 2 november 2007 overeenkomen met de in de eindnota's vermelde beginstanden.

4.9. De rechtbank overweegt tot slot dat de Nederlandse Energiemaatschappij niet heeft voldaan aan haar substantiëringsplicht, als bedoeld in artikel 111 lid 3 Rv. Ter zitting heeft zij erkend dat het haar bewuste keuze is geweest een eenvoudige incassodagvaarding uit te brengen in plaats van haar dagvaarding door middel van stukken te onderbouwen. Pas na het indienen van de conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde] heeft de Nederlandse Energiemaatschappij een akte met producties in het geding gebracht. De rechtbank zal deze handelswijze van de Nederlandse Energie Maatschappij in het eindvonnis sanctioneren door twee punten "strafkorting" ingevolge het desbetreffende liquidatietarief.

4.10. De rechtbank zal alle overige beslissingen aanhouden.





5. De beslissing

De rechtbank:

5.1. draagt de Nederlandse Energie Maatschappij op te bewijzen dat de meterstanden gas en elektriciteit bij aanvang van de levering op 2 november 2007 overeenkomen met de in de eindnota's vermelde beginstanden, te weten:
- gas: 89.807,
- elektriciteit I (levering hoog): 36.518,
- elektriciteit II (levering laag): 38.579,

5.2. bepaalt dat, indien de Nederlandse Energie Maatschappij het bewijs door middel van getuigen wil leveren, het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. L.J. Saarloos in het gerechtsgebouw te Alkmaar aan Kruseman van Eltenweg 2 op een nader te bepalen datum;

5.3. bepaalt dat de Nederlandse Energie Maatschappij, indien zij het bewijs niet door getuigen wil leveren maar door overlegging van bewijsstukken en / of door een ander bewijsmiddel, zij dit binnen twee weken na de datum van deze uitspraak, te weten voor 4 augustus 2010, schriftelijk aan de rechtbank - ter attentie van de roladministratie van de sector civiel - en aan de wederpartij moet opgeven; in dat geval zal het getuigenverhoor geen doorgang vinden en zal de zaak naar de rolzitting van 1 september 2010 worden verwezen voor het nemen van een akte met dit doel door de Nederlandse Energie Maatschappij;

5.4. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen;

5.4. houdt iedere verdere beslissing aan.





Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2010.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl