Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BM9454,Sector kanton Rechtbank Roermond , 278690 \ CV EXPL 10-2827

Datum uitspraak: 28-06-2010
Inhoudsindicatie: Bevoegdheid van de kantonrechter als voorzieningenrechter in een executiegeschil over de tenuitvoerlegging van een kantonvonnis





Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector kanton

Zaaknummer: 278690 \ CV EXPL 10-2827

Vonnis in kort geding van de kantonrechter te Roermond d.d. 28 juni 2010

in de zaak van:

1. [eiser 1], wonende te [woonplaats] aan de [adres],
2. [eiser 2], wonende te [woonplaats] aan de [adres],
eisers,
gemachtigde: mr. S.F.J. Bergmans,

tegen:

de stichting Stichting Wonen Limburg, mede h.o.d.n. Wonen Weert, gevestigd te 6041 GW Roermond aan de Begijnhofstraat 37 - 39,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.M.G.A. Sengers.





1. Het verloop van de procedure

1.1. Dit blijkt uit het navolgende:
- de inleidende dagvaarding d.d. 16 juni 2010 met producties;
- de mondelinge behandeling;
- de zijdens gedaagde overgelegde pleitnota.

1.2. Tenslotte is vonnis bepaald.





2. De vaststaande feiten

2.1. De kantonrechter heeft bij vonnis van 27 april 2010 onder zaaknummer 258669 / CV EXPL 09-5539 de tussen partijen gesloten huurovereenkomst betreffende de woning aan de [adres] te [plaats] ontbonden en de ontruiming van deze woning bevolen met veroordeling van eisers in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

2.2. Gedaagde heeft voornoemd vonnis op 4 mei 2010 aan eisers doen betekenen met bevel de woning binnen veertien dagen te verlaten. Vervolgens heeft gedaagde aan eisers laten weten dat zij het vonnis van de kantonrechter van 27 april 2010 zal doen executeren en dat de ontruiming van de woning zal plaatsvinden op 1 juli 2010.





3. De vordering en stellingen van eisers

3.1. Eisers vorderen bij vonnis in kort geding gedaagde te veroordelen de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis op te schorten totdat in hoogste feitelijke instantie een eindbeslissing is genomen een en ander als in de dagvaarding omschreven. Eisers stellen daartoe ondermeer het navolgende: Eisers zijn van mening dat het op 27 april 2010 gewezen vonnis zowel een feitelijke als een juridische misslag bevat en daarom in hoger beroep niet in stand zal blijven. De feitelijke misslag is volgens eiseres gelegen in het feit dat de kantonrechter op grond van het voorhanden summiere politierapport heeft aangenomen dat sprake was van een in werking zijnde hennepkwekerij, terwijl slechts sprake was van aanwezigheid van stekken, potten zonder voedingsbodem en geen aangesloten elektriciteitsvoorziening. De juridische misslag is gelegen in het feit dat de kantonrechter het uitdrukkelijke bewijsaanbod van eisers heeft gepasseerd.





4. Het verweer van gedaagde

4.1. Gedaagde bestrijdt de vorderingen van eisers waartoe ondermeer het navolgende wordt gesteld: van een misslag kan slechts sprake zijn indien de vergissing zo evident is dat daarover geen redelijke twijfel kan bestaan. Daarnaast laat een executiegeschil geen ruimte om inhoudelijk in te gaan op het bestreden vonnis, daarvoor bestaat de mogelijkheid van appel. Gedaagde wijst erop dat de kantonrechter in het vonnis van 27 april 2010 zich voor zijn oordeel heeft verlaten op de bevindingen van de politierapporteur. Het op zolder van eisers aangetroffen samenstel van 341 hennepplanten, assimilatielampen, koolstoffilters, af- en aanzuigkasten, watertank en wel en niet aangesloten voorschakelapparaten, schakelklok, extra stopcontacten en de ventilator heeft de politie gekwalificeerd als een hennepkwekerij. Ook het passeren van het bewijsaanbod betreft de inhoudelijke beoordeling en afweging door de kantonrechter gemaakt. Tenslotte wijst gedaagde erop dat gesteld noch gebleken is van nieuwe feiten, die ertoe zouden kunnen leiden dat eisers door een directe tenuitvoerlegging van het vonnis in een noodsituatie terechtkomen.





5. Het voorlopig oordeel van de kantonrechter

5.1. De kantonrechter dient ambtshalve te beoordelen of hij in de onderhavige zaak bevoegd is. Artikel 438 Rv bepaalt dat een executiegeschil voor de rechtbank wordt gebracht. Het tweede lid van artikel 438 Rv bepaalt dat voor het verkrijgen van een voorziening bij voorraad het geschil ook kan worden gebracht in kort geding voor de voorzieningenrechter van de volgens het eerste lid bevoegde rechtbank. Nu de kantonrechter van de sector kanton ook onderdeel uitmaakt van de in het eerste lid bevoegde rechtbank kan hij eveneens als die voorzieningenrechter optreden wanneer hij moet oordelen in kort geding over een geschil in verband met een uitspraak in een kantonzaak. Nu het in de onderhavige zaak gaat om de vordering tot opschorting van de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kantonrechter van 27 april 2010 bevolen ontruiming van de woning aan de [adres] te [plaats], acht de kantonrechter zich bevoegd van het executiegeschil kennis te nemen.

5.2. De kantonrechter is van oordeel dat gelet op de aard van het geschil de aanwezigheid van voldoende spoedeisend belang reeds is gegeven bij het gevorderde.

5.3. Partijen verschillen van mening over de vraag binnen welk kader de onderhavige vordering dient te worden getoetst. Gedaagde houdt vast aan het gebruikelijke toetsingskader, dat voor schorsing van de executie van een uitvoerbaar bij voorraad verklaarde rechterlijke uitspraak slechts plaats is, indien die uitspraak klaarblijkelijk berust op een juridische of feitelijke misslag, of indien de executie op grond van na de uitspraak voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan. Eisers daarentegen zijn van mening dat ook de kans van slagen van het hoger beroep dient te worden betrokken bij de vraag of gedaagde misbruik van recht maakt door tot tenuitvoerlegging over te gaan. In dit verband wordt het volgende overwogen.

5.4. Uitgangspunt is dat de executie van een rechterlijke uitspraak kan worden opgeschort indien de executant misbruik van recht maakt door die uitspraak ten uitvoer te leggen. Bij de vraag of sprake is van misbruik van recht dient de voorzieningenrechter zich in beginsel te beperken tot een onderzoek naar de vraag of de uitspraak berust op juridische of feitelijke misslagen of dat zich nieuwe feiten hebben voorgedaan, die maken dat executie de geëxecuteerde in een noodtoestand zal brengen. De voorzieningenrechter dient zich dan ook in beginsel te onthouden van een oordeel over de juistheid van de te executeren uitspraak en van een prognose over de kans van slagen van het tegen de uitspraak ingestelde hoger beroep. De ratio van deze regel is dat een executiegeschil niet mag dienen als een verkapt appel. Nu niet is gebleken van nieuwe feiten die maken dat executie eisers in een noodtoestand zal brengen, dient de vordering te worden afgewezen.

5.5. Hoewel eisers dit niet als een grond voor schorsing van de tenuitvoerlegging hebben aangevoerd hebben zij wel nog verwezen naar de schending van het gelijkheidsbeginsel nu gedaagde in een voorkomend geval, waaraan in de regionale pers uitvoerig aandacht is besteed, incidenteel is afgeweken van haar hennepbeleid en op het kamp aan het Huygenshof en de Helmondseweg in Weert, alwaar een tiental in werking zijnde hennepkwekerijen werd opgerold, niet is overgegaan tot een procedure tot uithuiszetting. De kantonrechter is van oordeel dat, onder voorbehoud dat hij geen oordeel kan geven over de desbetreffende zaken nu de feiten en omstandigheden van deze zaken hem onvoldoende bekend zijn, de geloofwaardigheid van het beleid in ernstige mate wordt aangetast indien daadwerkelijk sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel. Gedaagde heeft er ten allen tijde voor te waken - wil zij haar geloofwaardigheid en oprechtheid niet in diskrediet brengen - dat haar beleid zonder aanzien des persoon in de praktijk wordt gebracht.

5.6. De kantonrechter is van oordeel dat de vordering dient te worden afgewezen en dat eisers, als de in het ongelijk gestelde partij, dienen te worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.

5.7. De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.





6. De beslissing

De kantonrechter in kort geding.

6.1. Wijst de vordering af.

6.2. Veroordeelt eisers in de proceskosten aan de zijde van gedaagde gevallen en tot aan dit vonnis begroot op EUR 400,00 als salaris voor de gemachtigde.

6.3. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.





Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.F. van Dooren, kantonrechter, en ter openbare civiele terechtzitting op 28 juni 2010 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl