Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BN1019, Gerechtshof 's-Hertogenbosch , HD 200.049.674

Datum uitspraak: 29-06-2010
Inhoudsindicatie: Afwikkeling huwelijkse voorwaarden. Toepassing beslagvrije voet.





Uitspraak

zaaknummer HD 200.049.674
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht

zaaknummer HD 200.049.674

arrest van de zevende kamer van 29 juni 2010
in de zaak van
[APPELLANTE],
wonende te [woonplaats],
appellante in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
verder: [appellante],
advocaat: mr. M.M.H.B. Stoffels,
tegen:

[GEINTIMEERDE],
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],

geïntimeerde in het principaal appel,
appellant in het incidenteel appel,
verder: [geïntimeerde],
advocaat: mr. D.M. Terpstra,
op het bij exploot van dagvaarding van 19 november 2009 ingeleide hoger beroep van het door de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda gewezen vonnis in kort geding van 6 november 2009 tussen [geïntimeerde] als eiser en [appellante] als gedaagde.





1. Het geding in eerste aanleg (zaaknummer/rolnummer 209569/KG ZA 09-569)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.





2. Het geding in hoger beroep

2.1 [appellante] is tijdig van dit vonnis in hoger beroep gekomen. Bij appeldagvaarding heeft [appellante] onder overlegging van 24 producties één grief aangevoerd en geconcludeerd zoals in de conclusie van de appeldagvaarding nader staat omschreven.

2.2 Bij memorie van antwoord tevens memorie van grieven in het incidenteel appel heeft [geïntimeerde] de grief van [appellante] bestreden, in het incidenteel appel één grief aangevoerd en geconcludeerd zoals in de conclusie van deze memorie nader staat omschreven.

2.3 Bij memorie van antwoord in het incidenteel appel, tevens akte overlegging producties heeft [appellante] de grief van [geïntimeerde] bestreden en nog drie producties (nrs. 25-27) in het geding gebracht.

2.4 Partijen hebben daarna op 11 juni 2010 hun standpunten door hun advocaten aan de hand van pleitnota's doen bepleiten. Zij hebben daarbij tevens verwezen naar producties die zijn toegezonden voor de verzoekschriftenprocedure over de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden tussen partijen, waarvan de mondelinge behandeling eveneens op 11 juni 2010 heeft plaatsgevonden (zaaknummer HV 200.051.952).

2.5 Ten slotte hebben partijen uitspraak gevraagd op het vooraf toegezonden kopiedossier.





3. De gronden van het hoger beroep

in het principaal appel en in het incidenteel appel
Voor de inhoud van de grieven verwijst het hof naar de memories van grieven.





4. De beoordeling

in het principaal appel en in het incidenteel appel

4.1 Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
Partijen zijn op huwelijkse voorwaarden gehuwd geweest. Tussen hen is bij beschikking van 23 november 2005 de echtscheiding uitgesproken. Deze beschikking is op 14 december 2005 ingeschreven.
Bij beschikking van 5 juli 2007 is onder meer bepaald dat [geïntimeerde] vanaf de datum van de inschrijving van de echtscheidingbeschikking aan [appellante] voor levensonderhoud een bedrag van € 4.000,= per maand dient te betalen. Deze beschikking is op 7 mei 2008 door dit hof bekrachtigd.
Bij nadere beschikking van 23 september 2009 is met betrekking tot de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden bepaald, uitvoerbaar bij voorraad, dat [geïntimeerde] aan [appellante] een bedrag van € 300.000,= dient te betalen. [geïntimeerde] is van deze beschikking in hoger beroep gegaan; dit hoger beroep is thans bij dit hof aanhangig onder zaaknummer HV 200.051.952.
[appellante] heeft ten laste van de man executoriaal derdenbeslag doen leggen onder Interpolis, het UWV en het ABP. Bij vonnis van 22 oktober 2008 is geoordeeld dat op [geïntimeerde] de beslagvrije voet van artikel 475e Rv niet van toepassing is, omdat hij dat moment geen woonplaats en vaste verblijfplaats in Nederland had. De uitkeringen van Interpolis en het ABP worden geheel ingehouden.
[geïntimeerde] woont sinds 15 januari 2009 weer in Nederland.

4.2 In dit kort geding stelt [geïntimeerde] dat hij, nu hij weer in Nederland is komen wonen, recht heeft op toepassing van de beslagvrije voet met betrekking tot de gelegde executoriale derdenbeslagen. Op grond hiervan vorderde [geïntimeerde] in eerste aanleg, kort samengevat, primair opheffing van de beslagen en subsidiair bepaling dat (de helft van) de beslagvrije voet geldt, alsmede veroordeling van [appellante] tot terugbetaling van hetgeen in strijd met de beslagvrije voet is ingehouden. [appellante] heeft deze vorderingen gemotiveerd bestreden. De voorzieningenrechter heeft in het vonnis waarvan beroep bepaald dat [appellante] met ingang van 1 september 2009 met betrekking tot de onder Interpolis, het UWV en het ABP gelegde executoriale beslagen de wettelijke beslagvrije voet, te berekenen conform artikel 475d Rv, in acht dient te nemen, waarbij er voor de berekening van de beslagvrije voet ervan uitgegaan dient te worden dat er geen andere inkomsten zijn. Het meer of anders gevorderde is afgewezen, met compensatie van de proceskosten.

4.3 De voorzieningenrechter heeft onder meer overwogen dat [appellante] heeft nagelaten haar stelling dat [geïntimeerde] onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn inkomsten en vermogen, nader te onderbouwen (r.o. 3.7). Hiertegen richt zich de grief van [appellante] in het principaal appel. [appellante] verlangt vernietiging van het vonnis met terugwerkende kracht met ingang van
1 september 2009 zodat er geen wettelijke beslagvrije voet zal worden gehanteerd ten aanzien van de door [geïntimeerde] te ontvangen uitkeringen van het UWV en Interpolis. De grief van [geïntimeerde] in het incidenteel appel richt zich tegen de ingangsdatum: volgens hem dient deze gesteld te worden op 15 januari 2009 in plaats van op 1 september 2009. Gezien de inhoud van de grieven heeft het hoger beroep alleen betrekking op deze twee kwesties, die het hof achtereenvolgens zal bespreken.

4.4. Artikel 475e Rv bepaalt dat geen beslagvrije voet geldt voor vorderingen van een schuldenaar die niet in Nederland woont of vast verblijft en dat op zijn verzoek de kantonrechter een beslagvrije voet kan vaststellen indien hij aantoont dat hij buiten deze vorderingen onvoldoende middelen van bestaan heeft. Volgens [appellante] ligt het op de weg van [geïntimeerde] om aan te tonen dat hij niet over andere inkomsten of vermogen beschikt en is het niet aan haar om aan te tonen dat dit wel het geval is. [geïntimeerde] heeft volgens [appellante] echter allerminst aangetoond dat hij daar niet over beschikt, ook niet met de door hem in hoger beroep overgelegde stukken. . Het niet nakomen van de verplichting tot het verstrekken van inkomensinformatie aan de zijde van de schuldenaar heeft evenwel niet de consequentie die [appellante] daaraan verbonden wil zien. Wie ondanks zijn verblijf buiten Nederland in aanmerking wil komen voor de beslagvrije voet heeft moet toereikende informatie verstrekken wil zijn verzoek ingewilligd worden. Wie in Nederland woont of vast verblijft heeft recht op toepassing van de beslagvrije voet. Hij dient op grond van artikel 475g Rv aan de deurwaarder desgevraagd zijn bronnen van inkomsten op te geven, zodat in zoverre op hem ook een verplichting tot het verstrekken van informatie rust, maar het niet nakomen van deze verplichting heeft niet tot gevolg dat hij geen recht kan doen gelden op toepassing van de beslagvrije voet. Een daartoe strekkende bepaling ontbreekt. Een sanctie ontbreekt, zoals de voorzieningenrechter in de desbetreffende rechtsoverweging terecht heeft aangegeven. Wanneer [appellante] stelt dat [geïntimeerde] beschikt over andere inkomsten of vermogen dat van invloed is op de toepassing van de beslagvrije voet ten aanzien van de inkomsten en uitkeringen waarop executoriaal beslag is gelegd, zal deze stelling door haarzelf voldoende concreet onderbouwd moeten worden. Die onderbouwing is evenwel uitgebleven. Dit betekent dat de grief van [appellante] in het principaal appel wordt verworpen.

4.5 Resteert de kwestie van de ingangsdatum van de toepassing van de beslagvrije voet. Het hof overweegt hierover het volgende. Bij vonnis van 22 oktober 2008 is vastgesteld dat op [geïntimeerde] de beslagvrije voet niet van toepassing was omdat hij niet in Nederland woonde of vast verbleef. Op enig moment tussen 15 januari 2009 en 1 september 2009 is [geïntimeerde] in aanmerking gekomen voor toepassing van de beslagvrije voet; sinds 15 januari 2009 woont hij weer in Nederland en in ieder geval per 1 september 2009 kan hij aanspraak maken op toepassing van de beslagvrije voet nu de voorzieningenrechter dat tijdstip heeft vastgesteld en daartegen door [appellante] niet afzonderlijk is gegriefd. Volgens [geïntimeerde] blijkt uit betekeningen dat de deurwaarder er al eerder van op de hoogte was dat [geïntimeerde] weer in Nederland woonde. Als de datum van zijn inschrijving in de GBA niet als ingangsdatum kan gelden, dient hiervoor volgens [geïntimeerde] eind maart 2009 aangehouden te worden. [geïntimeerde] miskent hiermee dat door of namens hem aan [appellante] niet kenbaar is gemaakt is gemaakt dat zij rekening zou moeten gaan houden met toepasselijkheid van de beslagvrije voet tot op het moment dat zijn raadsman aan de deurwaarder in de loop van september 2009 inkomensgegevens aan de deurwaarder toezond. Gesteld noch gebleken is dat er vóór dat moment enig initiatief van de zijde van [geïntimeerde] is geweest om [appellante] op de hoogte te brengen van de gewijzigde woonsituatie of om een beroep te doen op toepassing van de beslagvrije voet. Eventuele betekeningen in die periode aan het adres van [geïntimeerde] in Nederland zijn naar het voorlopig oordeel van het hof niet zonder meer met een dergelijk initiatief gelijk te stellen; door [geïntimeerde] is in ieder geval niets aangevoerd dat die conclusie rechtvaardigt. Het hof kan zich voor het overige vinden in hetgeen de voorzieningenrechter over deze aangelegenheid heeft overwogen en beslist en sluit zich daarbij aan. De grief van [geïntimeerde] in het incidenteel appel wordt verworpen.

4.6 Nu de grieven over en weer zijn verworpen zal het vonnis waarvan beroep worden bekrachtigd. De proceskosten zullen tussen partijen worden gecompenseerd, zowel in het principaal appel als in het incidenteel appel.





5. De uitspraak

Het hof:

in het principaal appel en in het incidenteel appel

bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;

compenseert de proceskosten in het principaal appel en in het incidenteel appel tussen partijen in die zin dat iedere partij daarvan de eigen kosten draagt.





Dit arrest is gewezen door mrs. Van Etten, Meulenbroek en Van Solinge en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 29 juni 2010.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl