Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BO3667, Rechtbank Middelburg , 69128 / HA ZA 09-427

Datum uitspraak: 30-06-2010
Inhoudsindicatie: eiser legt executoriaal derdenbeslag. de verklaring van de derdenbeslagene houdt in dat zij geen verplichtingen heeft jegens de debiteur van eiser. Vordering van eiser afgewezen omdat hij niet de juiste juridische weg heeft bewandeld. Onderscheid tussen BRv 477a lid 1 e BRv 477a lid 2





Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDELBURG


" \* MERGEFORMAT

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 69128 / HA ZA 09-427

Vonnis van 30 juni 2010

in de zaak van

[eiser],

wonende te [woonplaats],

eiser,

advocaat mr. F.A. van den Berg te Middelburg,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

KOEL- EN VRIESHUIS REIMERSWAAL B.V.,

gevestigd te Kruiningen,

gedaagde,

advocaat mr. J.C. van den Doel te Zierikzee.

Partijen zullen hierna [eiser] en KVR genoemd worden.





De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.

Ten slotte is vonnis bepaald.





De feiten

[eiser] heeft uit hoofde van een vonnis in kort geding gewezen op 14 januari 2008, een beschikking van de kantonrechter te Middelburg van 20 maart 2008 en een vonnis van de kantonrechter te Middelburg van 23 februari 2009 van Baas Dienstverlening B.V. – verder Baas – te vorderen aan hoofdsom, proceskosten, executiekosten en rente een bedrag van totaal € 25.297,85, te vermeerderen met rente p.m.

[eiser] heeft uit kracht van voornoemde vonnissen en beschikking bij exploit van 30 juni 2009 executoriaal derdenbeslag doen leggen onder KVR. Het executoriaal derdenbeslag is bij exploit van 30 juni 2009 aan Baas betekend.

KVR heeft eveneens op 30 juni 2009 de verklaring derdenbeslag als bedoeld in artikel 476a lid 1 Rv gedaan. Op het daartoe bestemde formulier ex artikel 475 lid 2 Rv heeft KVR verklaard dat er tussen haar en Baas geen enkele rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan uit hoofde waarvan Baas op het tijdtip van het beslag nog iets van KVR had te vorderen, nu te vorderen heeft of nog te vorderen kan krijgen.





Het geschil

[eiser] vordert - samengevat - veroordeling van KVR B.V. tot betaling van een bedrag van € 23.268,68 vermeerderd met proceskosten, executiekosten en rente totaal € 25.297,85, te vermeerderen met de rente p.m. en met veroordeling van KVR in de proceskosten.

[eiser] stelt daartoe het navolgende.

[eiser] betwist dat KVR niets van Baas te vorderen zou hebben. De verklaring ex artikel 476 a lid 1 Rv voldoet niet aan de daaraan te stellen eisen omdat die niet de naam, voornaam en functie van degene die namens de rechtspersoon bevoegd is de verklaring af te leggen bevat, en de verklaring voorts niet voldoende met redenen is omkleed en niet is vergezeld van een afschrift van tot staving dienende bescheiden.

De omstandigheid dat KVR een gerechtelijke verklaring heeft afgelegd die niet voldoet aan de vereisten van artikel 476a lid 2 jo 476b Rv moet volgens [eiser] in haar gevolgen gelijk worden gesteld aan het geval waarin in het geheel geen verklaring is afgelegd. KVR dient dan ook op de voet van artikel 477a lid 1 Rv op vordering van [eiser] veroordeeld te worden tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd alsof zij daarvan zelf schuldenaar is.

KVR B.V. voert verweer. Zij ontkent dat zij nog personeel van Baas inleent. Ten tijde van het derden-beslag op 30 juni 2009 was er geen rechtsverhouding op grond waarvan KVR iets aan Baas verschuldigd was. Baas heeft dan ook geen vorderingen op KVR en had dat ook op 30 juni 2009 niet. Volgens KVR leende Baas al lang geen personeel meer aan KVR uit. KVR heeft dat op het formulier ex artikel 475 lid 2 Rv nader toegelicht door aan te geven dat “KVR heeft niets te betalen aan Baas Dienstverlening”. KVR kan ter staving van haar stelling ook niets aandragen omdat er geen onderliggende rechtsgrond is. Volgens KVR heeft zij op de juiste wijze en tijdig de verklaring ex art. 476a lid 1 Rv afgelegd en blijkt uit de stellingen van [eiser] niet dat de verklaring niet aan de eisen van de wet voldoet. Nu KVR gemotiveerd betwist dat haar verklaring onjuist zou zijn zal [eiser] moeten aantonen dat wel sprake was van een onderliggende rechtsverhouding met Baas op grond waarvan KVR iets aan Baas verschuldigd is.

[eiser] betwist de inhoud van de verklaring en had volgens KVR de weg van art. 477a lid 2 Rv dienen te volgen.





De beoordeling

Artikel 477a Rv ziet op complicaties die zich in verband met de verklaringsplicht van de derde-beslagene kunnen voordoen. Het artikel maakt onderscheidt tussen de gevallen waarin de derde-beslagene geen verklaring aflegt, en die gevallen waarin een verklaring is afgelegd maar de beslaglegger zich niet met de inhoud kan verenigen. Wanneer de derde-beslagene geen verklaring aflegt kan de executant ingevolge artikel 477a lid 1 Rv vorderen dat de derde-beslagene wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd.

In het onderhavige geval is echter sprake van het laatste geval.
Immers, [eiser] stelt dat de verklaring niet de vereiste gegevens bevat, niet met redenen is onderbouwd en geen bescheiden zijn bijgevoegd ter onderbouwing van de verklaring.

In dat geval kan de executant ingevolge artikel 477a lid 2 Rv de verklaring geheel of ten dele betwisten dan wel aanvulling daarvan eisen door de derde binnen twee maanden na zijn verklaring te dagvaarden tot het doen van gerechtelijke verklaring en tot betaling of afgifte van hetgeen volgens de vaststelling door de rechter aan de executant zal blijken toe te komen.

Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat hetgeen [eiser] aan zijn vordering ten grondslag legt niet tot toewijzing daarvan kan leiden. De rechtbank zal de vordering dus afwijzen.

[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van KVR worden begroot op:
- vast recht € 555,--
- salaris advocaat € 1.158,-- ( 2,0 punten x tarief € 579,00)

Totaal € 1.713,00.





De beslissing

De rechtbank

- wijst de vordering af;

- veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van KVR tot op heden begroot op € 1.713,00.





Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2010.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl