Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BN1861, Raad van State , 201005550/1/H1 en 201005550/2/H1

Datum uitspraak: 12-07-2010
Inhoudsindicatie: Bij besluit van 5 juni 2008 heeft het college [appellant A] onder oplegging van een dwangsom gelast om op het perceel [locatie] te Helmond (hierna: het perceel) de voorgevel over te schilderen en de diverse kleuren glas van de buitenlamp te vervangen door helder, kleurloos glas, dan wel deze buitenlamp te verwijderen.





Uitspraak

201005550/1/H1 en 201005550/2/H1.
Datum uitspraak: 12 juli 2010

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:

[appellanten], beiden wonend te Helmond,

tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) van 22 april 2010 in zaak nr. 08/4491 in het geding tussen:

[appellanten]

en

het college van burgemeester en wethouders van Helmond (hierna: het college).





1. Procesverloop

Bij besluit van 5 juni 2008 heeft het college [appellant A] onder oplegging van een dwangsom gelast om op het perceel [locatie] te Helmond (hierna: het perceel) de voorgevel over te schilderen en de diverse kleuren glas van de buitenlamp te vervangen door helder, kleurloos glas, dan wel deze buitenlamp te verwijderen.

Bij besluit van 27 oktober 2008 heeft het college, beslissend op het door [appellanten] tegen het besluit van 5 juni 2008 gemaakte bezwaar, dat besluit, voor zover betrekking hebbend op de buitenlamp ingetrokken, en voor het overige gehandhaafd, daarbij de begunstigingstermijn vaststellend op 1 april 2009.

Bij uitspraak van 22 april 2010, verzonden op 26 april 2010, heeft de rechtbank het daartegen door [appellanten] ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 27 oktober 2008 vernietigd voor zover betrekking hebbend op de hoogte van de dwangsom, de hoogte van de dwangsom bepaald op € 2250,- en haar uitspraak in de plaats van dat besluit gesteld. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 juni 2010, hoger beroep ingesteld.
Bij deze brief hebben [appellanten] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 juli 2010, waar [appellanten], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. P. Helmus, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.





2. Overwegingen

2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

2.2. Ingevolge artikel 12, eerste lid, aanhef en onder a, van de Woningwet mag het uiterlijk van een bouwwerk, met uitzondering van een tijdelijk bouwwerk als bedoeld in artikel 45, eerste lid, niet in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onderdeel b.

Ingevolge artikel 12a, eerste lid, aanhef en onder b, voor zover thans van belang, stelt de gemeenteraad een welstandsnota vast, inhoudende beleidsregels waarin in ieder geval de criteria zijn opgenomen die burgemeester en wethouders toepassen bij hun beoordeling of het uiterlijk van een bestaand bouwwerk, met uitzondering van een tijdelijk bouwwerk als bedoeld in artikel 45, eerste lid, in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand.

Ingevolge artikel 13a kunnen burgemeester en wethouders, indien niet wordt voldaan aan artikel 12, eerste lid, degene die als eigenaar van een bouwwerk of standplaats dan wel uit anderen hoofde bevoegd is tot het treffen van voorzieningen daaraan, verplichten tot het binnen een door hen te bepalen termijn treffen van zodanige door hen daarbij aan te geven voorzieningen, dat nadien wordt voldaan aan artikel 12, eerste lid.

Ingevolge artikel 14a is degene, tot wie een besluit als bedoeld in artikel 13, 13a of 14, eerste lid, is gericht, of zijn rechtsopvolger en iedere verdere rechtsopvolger, verplicht daaraan te voldoen.

Ingevolge artikel 15, eerste lid, kunnen burgemeester en wethouders gelijktijdig met een besluit als bedoeld in artikel 13, 13a of 14, eerste lid, besluiten tot oplegging van een last onder bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom, gericht op naleving van het eerstgenoemde besluit. In dat geval worden beide besluiten gelijktijdig bekendgemaakt.


In de Welstandsnota van de gemeente Helmond (hierna: de welstandsnota) is een zogenoemde handhaving en excessenregeling opgenomen. In de welstandsnota is vermeld dat een bouwwerk in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand, indien sprake is van een zogenoemd exces, volgens de welstandsnota een buitensporigheid in het uiterlijk van het bouwwerk die ook voor niet-deskundigen evident is. Dit heeft doorgaans betrekking op het afsluiten van een bouwwerk voor zijn omgeving, het ontkennen of vernietigen van architectonische bijzonderheden bij aanpassing van een bouwwerk, armoedig materiaalgebruik, toepassing van felle of contrasterende kleuren, aldus de welstandsnota.

Volgens de welstandsnota geldt voor het gebied, waarin het perceel is gelegen, welstandsniveau 3 en bebouwingstype "W6, Woonerven". In de welstandscriteria voor dit bebouwingstype is vermeld dat veranderingen niet individueel plaats kunnen vinden, maar altijd in onderlinge samenhang. Voorts dient de terughoudende materialisering en kleurstelling gerespecteerd te worden, waarbij de samenhang niet mag worden verstoord.

Ingevolge artikel 125, eerste lid, van de Gemeentewet is het gemeentebestuur bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang.

Ingevolge artikel 5:32, eerste lid, van de Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.


2.3. [appellanten] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college zich op het standpunt kon stellen dat het wit schilderen van een gedeelte van de voorgevel op het perceel in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand.

2.3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 6 mei 2009 in zaak nr. 200804977/1) mag het college, hoewel het niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor welstandstoetsing bij hem berust, aan het advies in beginsel doorslaggevende betekenis toekennen. Tenzij het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het college dit niet - of niet zonder meer - aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen, behoeft het overnemen van een welstandsadvies in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders indien de aanvrager of een derde-belanghebbende een advies overlegt van een andere deskundig te achten persoon of instantie dan wel gemotiveerd aanvoert dat het welstandsadvies in strijd is met de volgens de welstandsnota geldende criteria. Ook laatstgenoemde omstandigheid kan aanleiding geven tot het oordeel dat het besluit van het college niet berust op een deugdelijke motivering. Dit neemt echter niet weg dat een welstandsnota criteria kan bevatten die zich naar hun aard beter lenen voor beoordeling door een deskundige dan voor beoordeling door een aanvrager of derde-belanghebbende.

2.3.2. Het college heeft aan zijn oordeel dat het wit schilderen van een gedeelte van de voorgevel in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand ten grondslag gelegd adviezen van de Welstandscommissie van de gemeente Helmond (hierna: de welstandscommissie) van 12 maart 2008 en van 8 oktober 2008. In het advies van 12 maart 2008 is vermeld dat de samenhang in het bouwblok en de afleesbaarheid van de afzonderlijke woningen verloren gaat. De ingreep is een aantasting van de kwaliteit van deze buurt en een aanzet tot verrommeling. Omdat terugbrengen in originele staat moeilijk is, kan de strijdigheid worden beëindigd met het overschilderen van het wit geschilderde vlak in een grijstint overeenkomend met de kleur van het voegwerk, aldus dit advies. In het advies van 8 oktober 2008, dat is gegeven naar aanleiding van het advies van de bezwaarschriftencommissie van de gemeente Helmond, is opnieuw vermeld dat door de contrasterende kleur van de gedeeltelijk wit geschilderde gevel de samenhang in het bouwblok en de afleesbaarheid van de afzonderlijke woningen verloren gaat.

2.3.3. De rechtbank heeft in het in beroep aangevoerde terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het college deze adviezen niet aan zijn oordeel ten grondslag heeft mogen leggen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat [appellanten] niet gemotiveerd hebben aangevoerd dat de welstandsadviezen in strijd zijn met de volgens de welstandsnota geldende criteria. Het enkele feit dat volgens [appellanten] het wit schilderen van een gedeelte van de voorgevel geen buitensporigheid is in het uiterlijk van het bouwwerk die ook voor niet-deskundigen evident is, geeft geen grond voor het oordeel dat het college zich voor zijn oordeel niet heeft mogen baseren op de welstandsadviezen.

Het betoog faalt.

2.3.4. De conclusie is dat is gehandeld in strijd met artikel 12, eerste lid, van de Woningwet, zodat het college, gelet op artikel 13a van die wet, terzake handhavend kon optreden.

Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.


2.4. [appellanten] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het besluit van 27 oktober 2008 in strijd met het gelijkheidsbeginsel is genomen. Daartoe voeren zij aan dat het college in andere gevallen niet handhavend optreedt. [appellanten] verwijzen in dit verband naar aan voorgevels in de directe omgeving van hun woning bevestigde rolluiken in lichte kleuren, wit geschilderde zijgevels en witte garagedeuren.

2.4.1. Dit betoog faalt. De rechtbank heeft in het in beroep aangevoerde terecht geen grond gezien voor het oordeel dat het college in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld. Het college heeft genoegzaam gemotiveerd dat de door [appellanten] genoemde gevallen niet vergelijkbaar zijn met het voorliggende geval, reeds omdat in het in geen van de gevallen een wit geschilderde voorgevel betreft.

2.5. Ten aanzien van het betoog van [appellanten] dat tussen hen en het college in de aanloop naar de bestreden beschikking onvoldoende is gecommuniceerd, overweegt de voorzitter dat niet is gebleken dat in strijd met enige wettelijke bepaling bepaalde formele stappen in de procedure tot het nemen van een handhavingsbesluit niet zijn gezet. De voorzitter wijst voorts wat betreft de communicatie ook op hetgeen hierna in de laatste volzin van 2.6.1 wordt overwogen.

2.6. [appellanten] betogen voorts dat de rechtbank de hoogte van de dwangsom niet heeft kunnen vaststellen, als zij heeft gedaan.

2.6.1. Dit betoog faalt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 25 juli 2007 in zaak nr. 200607858/1), heeft het opleggen van een dwangsom tot doel de aangeschrevene tot naleving van de opgelegde last te bewegen, waarbij het vastgestelde bedrag in redelijke verhouding moet staan tot het door de overtreding geschonden belang. De dwangsom van € 2250,00 per dag, opgelegd met het oogmerk de overtreding van de Woningwet te beëindigen, is niet zo hoog, dat moet worden geoordeeld dat deze niet aldus kon worden vastgesteld.

Overigens heeft het college ter zitting desgevraagd toegezegd, dat het, hoewel de dwangsom weliswaar reeds verbeurd is, gelet op het belang dat het college hecht aan het beëindigen van overtredingen, bereid is af te zien van het innen van verbeurde dwangsommen indien voor 1 oktober 2010 geheel aan de last wordt voldaan.

2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.8. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.





3. Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. bevestigt de aangevallen uitspraak;

II. wijst het verzoek af.





Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.E.B. de Haseth, ambtenaar van Staat.

w.g. Polak w.g. De Haseth
voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2010

476.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl