Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-
Wet op de parlementaire enquete 2008
<     Naar inhoudsopgave                                                       Naar volgende pagina     >



Hoofdstuk 1. Algemene bepaling

Artikel 1Omschrijving begrippen

1.In deze wet wordt verstaan onder:
a. Kamer: Eerste Kamer, Tweede Kamer of de verenigde vergadering der Staten-Generaal;
b. commissie: commissie als bedoeld in artikel 2, tweede lid;
c. document: schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat.

2.In deze wet wordt mede verstaan onder ambtenaar: degene die op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam is of is geweest.



Hoofdstuk 2. De instelling van een parlementaire enquête

Artikel 2Besluit een parlementaire enquête te houden

1.De Kamer kan op voorstel van één of meer leden besluiten een parlementaire enquête te houden.

2.Een parlementaire enquête wordt uitgevoerd door een commissie van de Kamer.

3.Het besluit tot het houden van een parlementaire enquête bevat een omschrijving van het onderwerp waarop de parlementaire enquête betrekking zal hebben. De Kamer kan, al dan niet op voorstel van de commissie die de parlementaire enquête verricht, de omschrijving wijzigen.

4.De Kamer benoemt de leden van de commissie uit haar midden. De Kamer kan een lid van de commissie, al dan niet op zijn verzoek, in zijn hoedanigheid van lid van de commissie ontslaan.

5.De voorzitter van de Kamer doet van de besluiten, bedoeld in dit artikel, mededeling in de Staatscourant.



Artikel 3Kamer stelt raming op van uitgaven

1 De Kamer stelt de raming op van de uitgaven, uitgesplitst naar begrotingsjaren, die naar haar oordeel voor een parlementaire enquête nodig zijn, en brengt deze ter kennis van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

2 De uitgaven worden verwerkt in de begroting van de Staten-Generaal, bedoeld in artikel 4.5 van de Comptabiliteitswet 2016.



Hoofdstuk 3. De bevoegdheden van de commissie

Paragraaf 1. Algemene bepaling


Artikel 4Verleende bevoegdheden uitoefenen

1.De commissie kan de haar bij deze wet verleende bevoegdheden uitoefenen met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het besluit tot het houden van een parlementaire enquête bekend is gemaakt tot de dag met ingang waarvan de enquête door de Kamer wordt beëindigd.

2.De commissie oefent de haar bij deze wet verleende bevoegdheden slechts uit voor zover dat naar het redelijk oordeel van de commissie voor de vervulling van haar taak nodig is.

3.De bevoegdheden en werkzaamheden van de commissie worden niet beëindigd door het verstrijken van de zittingsduur of de ontbinding van de Kamer.



Paragraaf 2. De bevoegdheden van de enquêtecommissie

Artikel 5Commissie kan schriftelijke inlichtingen vorderen

1.De commissie kan schriftelijke inlichtingen vorderen.

2.De commissie kan de wijze waarop de schriftelijke inlichtingen worden verstrekt bepalen.



Artikel 6Commissie kan inzage vorderen

1.De commissie kan inzage in, afschrift van of kennisneming op andere wijze van documenten vorderen.

2.De commissie kan de wijze waarop de kennisneming wordt verleend bepalen.



Artikel 7Commissie kan elke plaats betreden

1. De commissie kan, zonder toestemming van de rechthebbende, met de door haar aangewezen personen elke plaats in Nederland, daaronder begrepen de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, betreden.

2. In afwijking van het eerste lid is voor het betreden van woningen toestemming van de bewoner of een machtiging vereist. In afwijking van artikel 3 van de Algemene wet op het binnentreden is de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag bevoegd tot het verlenen van de machtiging. De artikelen 25, eerste lid, tweede volzin, tot en met 27 zijn van toepassing op de verlening van de machtiging.

3. De commissie geeft, voor zover dit niet in strijd is met het belang van de parlementaire enquête, schriftelijk kennis aan de rechthebbende van een plaats van een voornemen een plaats te betreden. Indien sprake is van verhuur, dan wordt de kennisgeving gegeven aan de huurder.

4. De leden van de commissie en de door haar aangewezen personen dragen bij het betreden van de plaats een legitimatiebewijs bij zich, dat is uitgegeven door de voorzitter van de Kamer. Zij tonen het legitimatiebewijs desgevraagd aanstonds.

5. De commissie maakt een schriftelijk verslag op van het betreden van een plaats.

6. Voor de toepassing van dit artikel is de Algemene wet op het binnentreden tevens van toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.



Artikel 8Commissie kan besloten voorgesprek houden

1.De commissie kan een besloten voorgesprek houden met personen die zij mogelijk als getuige of deskundige zal horen.

2.Niemand is verplicht om medewerking te verlenen aan een voorgesprek. Artikel 14 is niet van toepassing.

3.De leden van de commissie bewaren geheimhouding over hetgeen hun tijdens het voorgesprek ter kennis komt.

4.Van een voorgesprek wordt een vertrouwelijk verslag opgemaakt, dat door de voorzitter of een ander lid van de commissie en de persoon met wie de commissie een voorgesprek heeft gehouden, wordt ondertekend.



Artikel 9Commissie kan personen horen

1.De commissie kan personen als getuige of deskundige horen.

2.De commissie kan een getuige of deskundige uitsluitend horen, indien ten minste drie leden aanwezig zijn.



Paragraaf 3. Bijzondere bepalingen ten aanzien van de bevoegdheid van de commissie getuigen en deskundigen te horen

Artikel 10Oproepen persoon bij aangetekende brief

1.De voorzitter van de commissie roept een persoon die zij als getuige of deskundige wil horen bij aangetekende brief op, hetzij in persoon, hetzij op de woonplaats, hetzij op het werkadres van de persoon. De voorzitter kan de oproeping bij deurwaardersexploot doen betekenen.

2.Het verhoor vindt niet eerder plaats dan op de achtste dag na de ontvangst van de oproeping.

3.De oproeping maakt melding van dag, uur en plaats van het verhoor, van de feiten waaromtrent informatie wordt verlangd en van de gevolgen, verbonden aan het niet verschijnen op het verhoor.

4.In afwijking van het tweede lid kan de commissie bepalen dat het verhoor eerder plaats vindt dan op de achtste dag na ontvangst van de oproeping, indien:
a. naar het redelijk oordeel van de commissie in het belang van de parlementaire enquête een verhoor op een kortere termijn nodig is, of
b. de betrokken getuige of deskundige met een kortere termijn instemt.



Artikel 11Gehoord in een openbare zitting

1.Een getuige of deskundige wordt in een openbare zitting van de commissie gehoord.

2.De commissie kan, al dan niet op verzoek van de getuige of deskundige, om gewichtige redenen besluiten dat van een openbare zitting geen beeld- of geluidsregistraties door derden mogen worden gemaakt.

3.Van een openbare zitting wordt een openbaar verslag opgemaakt dat door de voorzitter of een ander lid van de commissie en de persoon die de commissie heeft gehoord, wordt ondertekend. Zo spoedig mogelijk na ondertekening kan een ieder het verslag inzien op de griffie van de Kamer.



Artikel 12Verhoor in besloten zitting afnemen

1.De commissie kan, al dan niet op verzoek van de getuige of deskundige, om gewichtige redenen besluiten een verhoor of een gedeelte daarvan in een besloten zitting van de commissie af te nemen.

2.De leden van de commissie bewaren geheimhouding over hetgeen hun tijdens de besloten zitting ter kennis komt.

3.Van een besloten zitting wordt een vertrouwelijk verslag opgemaakt dat door de voorzitter of een ander lid van de commissie en de persoon die de commissie heeft gehoord, wordt ondertekend.



Artikel 13Eed of belofte afleggen

1.Voorafgaande aan het verhoor legt een getuige, mits deze de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, in handen van de voorzitter de eed of de belofte af dat hij de gehele waarheid en niets dan de waarheid zal zeggen, tenzij de commissie besluit het verhoor zonder voorafgaande eed of belofte te doen plaatsvinden.

2.Voorafgaand aan het verhoor legt een deskundige in handen van de voorzitter de eed of de belofte af dat hij zijn verslag onpartijdig en naar beste weten zal uitbrengen.



Hoofdstuk 4. De positie van personen die verplicht zijn medewerking te verlenen aan een parlementaire enquête

Paragraaf 1. Algemene bepalingen


Artikel 14Verplichting tot medewerking

1. Elke Nederlander, elke ingezetene van Nederland, elke natuurlijke persoon die in Nederland verblijf houdt, elke rechtspersoon die in Nederland is gevestigd en elke rechtspersoon die haar bedrijfsactiviteiten geheel of gedeeltelijk in Nederland uitoefent, is verplicht de commissie binnen de door haar gestelde termijn alle medewerking te verlenen die deze vordert bij de uitoefening van de haar bij deze wet verleende bevoegdheden, behoudens de mogelijkheid van verschoning overeenkomstig de artikelen 19 tot en met 24.

2. In dit artikel worden onder Nederland mede begrepen: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

3. Voor de toepassing van het eerste lid worden zij die als ingezetene zijn ingeschreven in de basisregistratie personen of in de basisadministratie persoonsgegevens van een van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba, geacht ingezetene van Nederland te zijn.



Artikel 15Verplichting tot medewerking

1.De verplichting tot medewerking geldt eveneens voor degene voor wie een verplichting tot geheimhouding geldt, ook indien deze verplichting bij wet is opgelegd, behoudens de mogelijkheid van verschoning overeenkomstig de artikelen 19 tot en met 24.

2.Degene die bij wet verplicht is tot geheimhouding en ten behoeve van een ander werkzaam is of is geweest, is slechts verplicht tot medewerking voor zover de persoon ten behoeve van wie hij werkzaam is of is geweest, hem op vordering van de commissie schriftelijk van de verplichting tot geheimhouding heeft ontheven. Indien de commissie ontheffing van de geheimhoudingsverplichting vordert, is de persoon ten behoeve van wie hij werkzaam is of is geweest, verplicht deze ontheffing te verlenen, behoudens de mogelijkheid van verschoning overeenkomstig de artikelen 19 tot en met 24.



Artikel 16Verplichting tot medewerking

1.Een gewezen minister of gewezen staatssecretaris verleent ten aanzien van informatie die betrekking heeft op de periode van zijn ambtsvervulling uitsluitend door tussenkomst van Onze Minister-President medewerking aan vorderingen van de commissie als bedoeld in artikel 5 of 6.

2.Een ambtenaar die ten behoeve van een minister werkzaam is of is geweest, verleent ten aanzien van informatie die betrekking heeft op de periode van zijn ambtsvervulling uitsluitend door tussenkomst van Onze Minister wie het aangaat medewerking aan een vordering van de commissie als bedoeld in artikel 5 of 6.

-

De wet op de parlementaire enquete 2008 is voor het laatst geactualiseerd op: 16 april 2018.

De status van deze wet is: zeer goed.

Klik hier voor meer informatie.

<     Naar inhoudsopgave                                                       Naar volgende pagina     >
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl