Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
<     Naar vorige pagina                                                       Naar volgende pagina     >


Hoofdstuk 10. Handhaving

Artikel 88. Maatregelen UWV

1 Het UWV weigert een uitkering op grond van deze wet geheel of gedeeltelijk, blijvend of tijdelijk indien:
a. de verzekerde verplichtingen, bedoeld in artikel 27, tweede tot en met vijfde lid, 28, 29, of 30 niet of niet behoorlijk is nagekomen;
b. de verzekerde de verplichting, bedoeld in artikel 27, eerste lid, niet binnen de door het UWV daarvoor vastgestelde termijn is nagekomen;
c. de verzekerde zich niet houdt aan de verplichting, bedoeld in artikel 64, derde lid, of artikel 65;
d. de verzekerde tijdens het tijdvak, bedoeld in artikel 25, negende lid, zonder deugdelijke grond heeft nagelaten verweer te voeren tegen of heeft ingestemd met een beëindiging van de dienstbetrekking.

2 Onverminderd het eerste lid kan het UWV de uitkering blijvend geheel weigeren, indien de verzekerde door het niet nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 28, eerste lid, het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid opzettelijk heeft veroorzaakt.

3 Het eerste lid is niet van toepassing indien de eigenrisicodrager, op grond van artikel 89, de bevoegdheid heeft de WGA-uitkering te weigeren.

4 Het UWV kan afzien van het opleggen van een maatregel als bedoeld in het eerste lid en volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet tijdig nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 27, eerste lid, indien het niet tijdig nakomen van de verplichting niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering, of ter zake van het zich niet houden aan de voorschriften, bedoeld in artikel 64, derde lid, of in artikel 65, tenzij het niet tijdig nakomen van de verplichting of het zich niet houden aan de voorschriften plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een zodanige waarschuwing is gegeven.

5 Het UWV kan afzien van het opleggen van een maatregel indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.



Artikel 89. Maatregelen eigenrisicodrager

1 De eigenrisicodrager kan in verband met de uitvoering van artikel 42 de WGA-uitkering gedeeltelijk en blijvend, geheel en tijdelijk of gedeeltelijk en tijdelijk weigeren indien:
a. de verzekerde, bedoeld in artikel 82, verplichtingen als bedoeld in artikel 27, tweede juncto zesde lid en het vierde lid, 28, eerste lid, 29, of 30 niet of niet behoorlijk is nagekomen;
b. de verzekerde, bedoeld in artikel 82, de verplichting, bedoeld in artikel 27, eerste juncto zesde lid, niet binnen de door de eigenrisicodrager daarvoor vastgestelde termijn is nagekomen.

2 Indien de verzekerde de verplichting, bedoeld in artikel 28, 29 of 30, niet heeft nageleefd als bedoeld in artikel 88, tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing.

3 Indien op grond van het eerste lid de uitkering geheel wordt geweigerd is artikel 84, derde lid, niet van toepassing.

4 De eigenrisicodrager is bevoegd artikel 67, tweede lid, onderdeel c, toe te passen voor de duur van ten hoogste acht weken, waarbij de betaling ook gedeeltelijk kan worden opgeschort of geschorst.

5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.



Artikel 90. Afstemming maatregel

1 Een maatregel als bedoeld in artikel 88 of 89 wordt afgestemd op de ernst van de gedraging en de mate waarin de verzekerde de gedraging verweten kan worden. Van het opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

2 Het opleggen van een maatregel blijft achterwege indien voor dezelfde gedraging een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 91 wordt opgelegd.

3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot het eerste lid, waarbij in ieder geval kan worden geregeld in welke gevallen het UWV kan afzien van het opleggen van een maatregel.



Artikel 91. Boete bij niet-nakoming inlichtingenverplichting

1 Het UWV legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste het benadelingsbedrag wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de verzekerde of zijn wettelijke vertegenwoordiger van de verplichting, bedoeld in artikel 27, eerste lid. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 27, eerste lid, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtreding opzettelijk is begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 27, eerste lid, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtreding niet opzettelijk is begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

2 In dit artikel wordt onder benadelingsbedrag verstaan het brutobedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 27, eerste lid, ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan uitkering is ontvangen.

3 Indien het niet of niet behoorlijk nakomen door de verzekerde of zijn wettelijke vertegenwoordiger van de verplichting, bedoeld in artikel 27, eerste lid, niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag, of indien een werkgever of een persoon als bedoeld in artikel 27, achtste lid, de verplichtingen op grond van artikel 27, achtste lid, niet of niet behoorlijk nakomt, legt het UWV een bestuurlijke boete op van ten hoogste het bedrag van de tweede categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

4 Het UWV kan afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete en volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de verzekerde of zijn wettelijke vertegenwoordiger van de verplichting, bedoeld in artikel 27, eerste lid, in situaties die bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan hem een zodanige waarschuwing is gegeven.

5 Het UWV legt een bestuurlijke boete op wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de verzekerde of zijn wettelijke vertegenwoordiger van de verplichting, bedoeld in artikel 27, eerste lid, als gevolg waarvan ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan uitkering is ontvangen, van ten hoogste 150 procent van het benadelingsbedrag, met overeenkomstige toepassing van het eerste lid, indien binnen een tijdvak van vijf jaar voorafgaand aan de dag van het begaan van de overtreding een eerdere bestuurlijke boete of strafrechtelijke sanctie is opgelegd wegens een eerdere overtreding, bestaande uit eenzelfde gedraging, die onherroepelijk is geworden.

6 Onder eenzelfde gedraging als bedoeld in het vijfde lid, wordt verstaan het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in de artikelen 27, eerste lid, van deze wet, 25 van de Werkloosheidswet, 12 van de Toeslagenwet, 12, eerste lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, 80 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, of 31, eerste lid, of 49 van de Ziektewet, als gevolg waarvan ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan uitkering, ziekengeld of toeslag is verleend.

7 In afwijking van het vijfde lid is het in dat lid genoemde tijdvak van vijf jaar tien jaar indien wegens de eerdere overtreding, bedoeld in het vijfde lid, de verzekerde of zijn wettelijke vertegenwoordiger is gestraft met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

8 Het UWV kan afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

9 Degene aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd, is verplicht desgevraagd aan het UWV de inlichtingen te verstrekken die voor de tenuitvoerlegging van de bestuurlijke boete van belang zijn.

10 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de hoogte van de bestuurlijke boete.

11 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij de bestuurlijke boete is opgelegd.

12 In afwijking van artikel 8:69 van de Algemene wet bestuursrecht kan de rechter in beroep of hoger beroep het bedrag waarop de bestuurlijke boete is vastgesteld ook ten nadele van de verzekerde of zijn wettelijke vertegenwoordiger wijzigen.

13 Indien ten aanzien van een overtreding waarvoor een bestuurlijke boete is opgelegd geen sprake is geweest van opzet of grove schuld, en voorts is gebleken dat binnen een jaar nadat de bestuurlijke boete is opgelegd niet nogmaals een overtreding wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in het zesde lid is begaan, is het UWV bevoegd op verzoek van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd, de bestuurlijke boete geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden bij medewerking aan een schuldregeling. Artikel 79, eerste, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

14 Het besluit tot kwijtschelding, bedoeld in het dertiende lid, wordt ingetrokken of ten nadele van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd herzien indien binnen vijf jaar na het besluit tot kwijtschelding wederom een overtreding is begaan wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in het zesde lid.



Artikel 92. Voorschriften rond voorgenomen boete-oplegging

[Vervallen per 01-07-2009]




Artikel 93. Nadere regels tenuitvoerlegging bestuurlijke boete

[Vervallen per 01-01-2013]




Artikel 94. Niet-oplegging van boete

[Vervallen per 01-07-2009]




Artikel 95. Termijnstelling van boete

[Vervallen per 01-07-2009]




Artikel 96. Invordering bestuurlijke boete

1 Het UWV verrekent de bestuurlijke boete en een eerdere bestuurlijke boete wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in artikel 91, vijfde lid, met een uitkering op grond van deze wet, de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen, de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, de Wet arbeid en zorg of een toeslag op grond van de Toeslagenwet, die de persoon aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd ontvangt.

2 Onverminderd het eerste lid kan het UWV de bestuurlijke boete verrekenen met een vordering die degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd op hem heeft.

3 De Sociale verzekeringsbank onderscheidenlijk de gemeente betaalt het bedrag van de bestuurlijke boete, zonder dat daarvoor een machtiging nodig is, op zijn verzoek aan het UWV indien de persoon aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Ouderdomswet, de Algemene nabestaandenwet, de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

4 De in artikel 479g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aan de raad voor de kinderbescherming toegekende bevoegdheid komt gelijkelijk toe aan het UWV. Indien het UWV gebruik maakt van deze bevoegdheid, geschiedt de bekendmaking van het dwangbevel, in afwijking van artikel 4:123, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, door middel van toezending per post aan de persoon aan wie de boete is opgelegd.

5 Zolang de verzekerde of zijn wettelijke vertegenwoordiger zijn verplichting, bedoeld in artikel 91, negende lid, niet of niet behoorlijk nakomt:
a. is het UWV in afwijking van artikel 4:93, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht bevoegd tot verrekening van de bestuurlijke boete voor zover beslag op de vordering van de schuldeiser nietig zou zijn;
b. geldt de beslagvrije voet, bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in afwijking van artikel 4:116 van de Algemene wet bestuursrecht, niet bij de invordering van een bestuurlijke boete bij dwangbevel.



Artikel 97. Verrekening bestuurlijke boete bij recidive
[Vervallen per 01-01-2017]






Artikel 97a. In kennis stellen reïntegratiebedrijf van sanctie-oplegging

Indien het UWV de verzekerde de uitkering op grond van deze wet geheel of gedeeltelijk heeft geweigerd dan wel hem een bestuurlijke boete heeft opgelegd, stelt het UWV het reïntegratiebedrijf dat ten behoeve van die verzekerde werkzaamheden gericht op vergroting van de mogelijkheden tot het verrichten van arbeid of op inschakeling in arbeid verricht, van die beschikking in kennis, voorzover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de werkzaamheden door het reïntegratiebedrijf.



Hoofdstuk 11. Invloed van de verzekering op het burgerlijk recht

Artikel 98. Samenloop aanspraken

Bij de vaststelling van de schadevergoeding waarop een persoon, die recht heeft op een uitkering op grond van deze wet, naar burgerlijk recht aanspraak kan maken in verband met zijn volledig en duurzame arbeidsongeschiktheid of gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid, houdt de rechter rekening met de aanspraken, die hij op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen heeft.



Artikel 99. Regresrecht UWV en eigenrisicodrager

1 Het UWV heeft voor de op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen gemaakte kosten verhaal op de persoon, die naar burgerlijk recht verplicht is schade te vergoeden aan de persoon die recht heeft op een uitkering op grond van deze wet, doch ten hoogste tot het bedrag, waarvoor deze bij het ontbreken van de aanspraken krachtens deze wet naar burgerlijk recht aansprakelijk zou zijn, verminderd met een bedrag, gelijk aan dat van de schadevergoeding tot betaling waarvan de aansprakelijke persoon jegens de persoon die recht heeft op een uitkering op grond van deze wet naar burgerlijk recht is gehouden.

2 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat het UWV in plaats van het bedrag van de periodieke verstrekkingen de contante waarde daarvan kan vorderen.

3 De eigenrisicodrager treedt voor de toepassing van het eerste en het tweede lid in de plaats van het UWV voorzover hij het risico van de betaling van uitkering op grond van deze wet draagt.

4 De in het eerste lid bedoelde aansprakelijke en de aansprakelijke jegens de persoon met een naar het oordeel van het UWV structurele functionele beperking zijn eveneens verplicht tot vergoeding van de door het UWV of de eigenrisicodrager gemaakte redelijke kosten ter nakoming van de verplichtingen tot inschakeling in de arbeid van de persoon die recht heeft op een uitkering op grond van deze wet of de persoon met een naar het oordeel van het UWV structurele functionele beperking, die op het UWV of de eigenrisicodrager rusten op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen alsmede de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en de daarop berustende bepalingen. De aansprakelijke kan hetzelfde verweer voeren dat hem jegens de persoon die recht heeft op een uitkering of voorziening op grond van deze wet ten dienste zou hebben gestaan.



Artikel 100. Regresrecht binnen arbeidsverhouding

1 Artikel 99 geldt ten aanzien van de naar burgerlijk recht tot schadevergoeding verplichte werkgever van de persoon die recht heeft op een uitkering of voorziening op grond van deze wet, onderscheidenlijk ten aanzien van de naar burgerlijk recht tot schadevergoeding verplichte verzekerde, die in dienstbetrekking staat tot dezelfde werkgever als de persoon jegens wie naar burgerlijk recht een verplichting tot schadevergoeding bestaat, slechts indien de volledig en duurzame arbeidsongeschiktheid of gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid is te wijten aan opzet of bewuste roekeloosheid van die werkgever onderscheidenlijk die verzekerde.

2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt mede als werkgever beschouwd de inlener, bedoeld in artikel 34 van de Invorderingswet 1990.



Hoofdstuk 12. Bepalingen in verband met de Algemene wet bestuursrecht en de rechtsgang

§ 12.1. Beslistermijnen

Artikel 101. Algemene beslistermijnen

1 Onverminderd artikel 102, worden de beschikkingen op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen gegeven binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.

2 De redelijke termijn is in ieder geval verstreken wanneer binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking is gegeven, noch een kennisgeving als bedoeld in het derde of vierde lid is gedaan.

3 Indien een beschikking niet binnen de termijn van acht weken kan worden gegeven, wordt die termijn met een redelijke termijn verlengd en wordt de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis gesteld.

4 Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid een in het buitenland wonende persoon is opgeroepen en om die reden de beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.



Artikel 102. Bijzondere beslistermijnen

1 Een beschikking over het verzekerd zijn als bedoeld in artikel 7, tweede lid, wordt door het UWV gegeven binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

2 Een beschikking over verlenging van het tijdvak gedurende welke de verzekerde jegens zijn werkgever recht op loon heeft dan wel aanspraak op bezoldiging als bedoeld in artikel 24 wordt gegeven binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag. Indien de beschikking, bedoeld in de eerste zin niet binnen twee weken kan worden gegeven wordt de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis gesteld onder vermelding van een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

3 Een beschikking over het ontstaan, later ontstaan of herleven van het recht op een uitkering als bedoeld in hoofdstuk 6 en 7, en een beschikking over een verkorting van de wachttijd als bedoeld in artikel 66, eerste lid, wordt gegeven binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag, tenzij artikel 25, negende lid, of 26, tweede lid, tweede zin, toepassing heeft gevonden. De redelijke termijn is in ieder geval verstreken wanneer binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking is gegeven, noch een kennisgeving als bedoeld in het vierde of vijfde lid is gedaan.

4 Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het derde lid advies is gevraagd aan een deskundige die niet onder verantwoordelijkheid van het UWV werkzaam is en om die reden de beschikking niet binnen acht weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste vier weken en wordt de aanvrager van die verlenging schriftelijk in kennis gesteld.

5 Indien een beschikking als bedoeld in het eerste lid niet binnen dertien weken of de beschikking, bedoeld in het derde lid niet binnen acht weken kan worden gegeven om een andere dan de in het vierde lid bedoelde reden wordt de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis gesteld onder vermelding van een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

6 In afwijking van de in het derde tot en met vijfde lid genoemde termijn van acht weken, geldt tot en met 31 december 2011, of tot een eerder, bij koninklijk besluit te bepalen, tijdstip, een termijn van veertien weken.



§ 12.2. Bijzondere bepalingen in verband met medische beschikkingen

Artikel 103. Definitiebepalingen

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder:
a. medische beschikking: een beschikking, waaraan een beoordeling van medische gegevens ten grondslag ligt;
b. werknemer: de persoon, op wiens medische gegevens de beoordeling betrekking heeft;
c. de werkgever: de belanghebbende bij een medische beschikking, die niet de werknemer is.



Artikel 104. Toestemming werknemer voor inzage medische stukken door werkgever

1 Stukken die medische gegevens bevatten worden door het UWV niet aan de werkgever ter inzage of ter kennisname gegeven of toegezonden, tenzij de werknemer hiervoor schriftelijk toestemming heeft gegeven.

2 De toestemming kan te allen tijde schriftelijk worden ingetrokken.

3 Tijdens het horen in bezwaar kan de toestemming ook mondeling worden ingetrokken.



Artikel 105. Inzage door gemachtigde van werkgever indien door de werknemer geen toestemming is gegeven

1 Indien door de werknemer geen toestemming is gegeven als bedoeld in artikel 104, is de inzage in, dan wel kennisname of toezending van stukken die medische gegevens bevatten, voorbehouden aan een gemachtigde van de werkgever, die advocaat of arts is danwel daarvoor van het UWV bijzondere toestemming heeft gekregen.

2 De gemachtigde, bedoeld in het eerste lid, treedt in de plaats van de werkgever bij:
a. de voorbereiding van een medische beschikking;
b. het opstellen van een bezwaar- of beroepschrift; en
c. de behandeling van een bezwaar, voorzover betrekking hebbend op medische gegevens.

3 Artikel 7:4, tweede, vierde en zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op stukken of inlichtingen die medische gegevens bevatten.



Artikel 106. Motivering medische beschikking

1 Het UWV vermeldt de motivering van een medische beschikking, voorzover betrekking hebbend op medische gegevens, op een aparte bijlage.

2 Indien door de werknemer geen toestemming is gegeven als bedoeld in artikel 104 wordt de bijlage, bedoeld in het eerste lid, niet aan de werkgever verstrekt.

3 De bijlage wordt verstrekt aan de gemachtigde van de werkgever, bedoeld in artikel 105.

4 Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op een rapport of een advies van een arts of een psycholoog, waarnaar bij de motivering van een medische beschikking wordt verwezen.



Artikel 107. Bekendmaking medische beschikking

Bij de bekendmaking van een medische beschikking wordt gewezen op de artikelen 104, 105, 106 en 108.



Artikel 108. Gronden bezwaar en beroep in bijlage

De gronden van het bezwaar of beroep, bedoeld in artikel 6:5, eerste lid, onderdeel d, van de Algemene wet bestuursrecht, worden in een aparte bijlage vermeld voorzover ze betrekking hebben op medische gegevens.



Artikel 109. Onderzoek ter zitting met gesloten deuren

1 Indien artikel 8:32, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht is toegepast, vindt in afwijking van artikel 8:62, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht het onderzoek ter zitting, voorzover betrekking hebbend op medische gegevens, met gesloten deuren plaats, tenzij de bestuursrechter ambtshalve of op verzoek van een van de partijen bepaalt dat het onderzoek openbaar is.

2 In de uitnodiging, bedoeld in artikel 8:56 van de Algemene wet bestuursrecht wordt mededeling gedaan van het eerste lid.



Artikel 110. Voorlopige voorziening en hoger beroep

Artikel 109 is van overeenkomstige toepassing bij de behandeling van het hoger beroep en bij de behandeling van een verzoek om een voorlopige voorziening.



§ 12.3. Beslistermijnen in bezwaar en afzien horen belanghebbende

Artikel 111. Beslistermijn in bezwaar

In afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht beslist het UWV binnen dertien weken gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.



Artikel 112. Bijzondere beslistermijn in bezwaar

1 Indien bezwaar wordt gemaakt tegen een beschikking waaraan een verzekeringsgeneeskundige of arbeidskundige beoordeling ten grondslag ligt, beslist het UWV, in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, binnen zeventien weken of, indien het advies vraagt aan een deskundige die niet onder zijn verantwoordelijkheid werkzaam is binnen eenentwintig weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.

2 Indien in verband met het geven van een beslissing op bezwaar een in het buitenland wonende persoon is opgeroepen en om die reden de beslissing op bezwaar niet binnen de in het eerste lid bedoelde termijn gegeven kan worden, wordt de beslissing, in afwijking van artikel 7:10, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, verdaagd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verdaging schriftelijk in kennis gesteld.



Artikel 113. Afzien van horen belanghebbende

[Vervallen per 01-01-2013]




§ 12.4. Overige bepalingen in verband met de Algemene wet bestuursrecht en de rechtsgang

Artikel 114. Beperking begrip belanghebbende

In afwijking van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht is de werkgever geen belanghebbende bij een beschikking van het UWV over het verzekerd zijn op grond van deze wet.



Artikel 115. Beperking bezwaar- en beroepsgronden werkgever

Het bezwaar of beroep van een werkgever tegen de in artikel 84 bedoelde betaling danwel tegen een in artikel 38, derde of vierde lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, bedoelde opslag of korting kan niet zijn gegrond op de grief, dat een uitkering op grond van deze wet ten onrechte of tot een te hoog bedrag is vastgesteld.



Artikel 116. Beroep in cassatie

1 Tegen uitspraken van de Centrale Raad van Beroep kan ieder der partijen beroep in cassatie instellen ter zake van schending of verkeerde toepassing van de artikelen 2, tweede tot en met zesde lid, 3, 8, 9, 11 en 12, eerste lid, onderdeel a, en de daarop berustende bepalingen.

2 Op dit beroep zijn de voorschriften betreffende het beroep in cassatie tegen de uitspraken van de gerechtshoven inzake beroepen in belastingzaken van overeenkomstige toepassing, waarbij de Centrale Raad van Beroep de plaats inneemt van een gerechtshof.



Artikel 117. Wijzigingen in uitkering na bezwaar of beroep door werkgever

1 Intrekking van het recht op een uitkering op grond van deze wet of verlaging van de hoogte ervan, die voortvloeien uit het door de werkgever ingesteld bezwaar of beroep, vinden niet eerder plaats dan zes weken na de dag waarop de beslissing op bezwaar is bekendgemaakt of de uitspraak is gedaan. De eerste zin is van overeenkomstige toepassing in geval van intrekking van het bezwaar of beroep omdat het UWV geheel of gedeeltelijk is tegemoet gekomen aan het bezwaar of beroep van de werkgever.

2 Het eerste lid geldt niet, indien de uitkering door eigen schuld of toedoen van de werknemer ten onrechte of tot een te hoog bedrag is vastgesteld.



Artikel 118. Afwijking 8:69 Awb

[Vervallen per 01-01-2013]




Artikel 119. Titel 4.2 Algemene wet bestuursrecht

Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op aanspraken op grond van artikel 34a, eerste lid, en 35.



Hoofdstuk 13. Overgangsrecht

Artikel 120. Samenloop met WAO en WAMIL

Geen recht op uitkering op grond van deze wet heeft de persoon die:
a. verzekerd is op grond van artikel 16 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
b. recht heeft op toekenning of heropening van arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de artikelen 19a, 20, 43a, onderscheidenlijk 47, 47a of 47b van die wet; en
c. belanghebbende is als bedoeld in artikel 1 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen.



Artikel 121. Overgangsrecht in verband met nawerking verzekering

1 Indien een persoon voorafgaand aan zijn verzekering, verzekerd was op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt voor de toepassing van artikel 10, eerste lid, onderdelen a en b, en tweede lid mede verstaan onder:
a. verzekerd is geweest: verzekerd is geweest op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
b. verzekering: verzekering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.

2 Indien het eerste lid toepassing vindt, wordt in artikel 10, eerste lid, voor «beschouwd alsof hij verzekerd was gebleven» gelezen: beschouwd alsof hij verzekerd is.



Artikel 122. Overgangsrecht in verband met aansluitende verzekeringen

Voor de toepassing van artikel 17 wordt mede verstaan onder «verzekeringen op grond van deze wet»: verzekeringen op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.



Artikel 123. Overgangsrecht met betrekking tot de vrijwillige verzekering

1 Een vrijwillige verzekering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering die op het tijdstip waarop artikel 1.1, onderdelen DD en GG, van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen in werking treden, op grond van artikel 83b, onderdeel d, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt beëindigd, wordt aangemerkt als een vrijwillige verzekering op grond van artikel 18.

2 Indien het eerste lid toepassing vindt, wordt op verzoek van de vrijwillig verzekerde de hoogte van het dagloon op grond waarvan de uitkering van de vrijwillige verzekering wordt berekend, gewijzigd dan wel wordt de vrijwillige verzekering beëindigd met ingang van het tijdstip, bedoeld in het eerste lid. Artikel 21 is van overeenkomstige toepassing.

3 Het verzoek, bedoeld in het tweede lid, wordt binnen drie maanden na het tijdstip, bedoeld in het eerste lid bij het UWV gedaan.

4 In afwijking van artikel 18 wordt tot de vrijwillige verzekering op grond van dat artikel niet toegelaten, de persoon die op grond van artikel 81 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering moet worden toegelaten tot de vrijwillige verzekering op grond van die wet.

5 Voor de toepassing van artikel 18, eerste lid, onderdelen a en c, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, en artikel 19, eerste lid, onderdelen a en c, en derde lid, onderdeel a, wordt mede verstaan onder «verplichte verzekering»: verplichte verzekering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.

6 Voor de toepassing van artikel 18, vijfde lid, wordt mede verstaan onder «verzekerd is geweest»: verzekerd is geweest op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.

7 Voor de toepassing van artikel 18, zesde lid, wordt mede verstaan onder «een uitkering ontvangt op grond van deze wet»: een uitkering ontving op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.



Artikel 123a. Overgangsrecht in verband met artikel 23, derde lid

In afwijking van artikel 23, derde lid, worden bij het bepalen van de wachttijd tot 1 september 2005 de volgende perioden in aanmerking genomen:
a. perioden waarin recht bestaat op ziekengeld als bedoeld in de Ziektewet en de daarop berustende bepalingen worden in aanmerking genomen en worden samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen;
b. perioden die niet al op grond van onderdeel a meetellen, maar waarin de verzekerde ongeschikt is geweest voor zijn arbeid. Deze perioden worden samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.
Bij het vaststellen van de periode van vier weken, bedoeld in dit artikel blijven perioden waarin uitkering in verband met zwangerschap en bevalling op grond van artikel 3:7, eerste lid, 3:8 of 3:10, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg wordt genoten, buiten beschouwing.



Artikel 123b. Overgangsrecht in verband met artikel 25, negende lid

1 De artikelen 25, negende, tiende tot en met vijftiende lid, 26, tweede lid, 64, tweede lid, derde zin, derde, vierde, zesde tot en met negende lid en 102, derde lid, van deze wet en de artikelen 629 lid 3, onderdeel f, en lid 11, onderdeel a, en 670, lid 11, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zijn niet van toepassing op personen die voor 15 augustus 2004 arbeidsongeschikt zijn geworden.

2 Op personen die voor 15 augustus 2004 arbeidsongeschikt zijn geworden zijn de artikelen 71a, negende lid, en 71b, derde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat voor «artikel 34, derde lid» wordt gelezen «artikel 64, derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, voor «artikel 34a» wordt gelezen «artikel 65 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen» en voor «verplichtingen op grond van het eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid dan wel krachtens het zevende lid gestelde regels» wordt gelezen: verplichtingen op grond van artikel 25, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen dan wel de krachtens het zevende lid van dat artikel gestelde regels.

3 Op personen die voor 15 augustus 2004 arbeidsongeschikt zijn geworden zijn de artikelen 64, tweede, derde, vierde en zesde lid en 102, derde lid, van deze wet en de artikelen 629, derde en elfde lid, en 670, tiende lid, van Titel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zoals deze luidden voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Aanpassings- en verzamelwet Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen van toepassing.



Artikel 123c. Overgangsrecht in verband met artikel 59, zesde lid

Bij de toepassing van artikel 59, zesde lid, van deze wet is de duur van de te ontvangen loongerelateerde uitkering van de WGA-uitkering niet korter dan de nog resterende duur van de beëindigde en niet herleefde loongerelateerde uitkering op grond van de Werkloosheidswet.



Artikel 124. Overgangsrecht in verband met arbeidsongeschiktheid en gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid bij aanvang van de verzekering [Vervallen per 01-01-2011]



Artikel 125. Overgangsrecht met betrekking tot de maatregelen

Voorzover de wachttijd van de verzekerde is aangevangen voor de inwerkingtreding van artikel 28, wordt in de artikelen 88, eerste lid, onderdeel a, en 89, eerste lid, onderdeel a, mede gelezen: de verzekerde verplichtingen, bedoeld in de artikelen 25 of 28 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, niet of niet behoorlijk is nagekomen.



Artikel 126. Overgangsrecht in verband met artikel 51 [Vervallen per 01-08-2009]



Artikel 127. Overgangsrecht betreffende de duur van de loongerelateerde uitkering van de WGA-uitkering

Voor de verzekerde wiens recht op uitkering ontstaat voor 1 januari 2008, wordt artikel 59, eerste lid, als volgt gelezen: 1 De duur van de loongerelateerde uitkering van de WGA-uitkering is voor de verzekerde die op de dag met ingang waarvan hem een WGA-uitkering wordt toegekend:
a. 58 jaar of ouder is, vijf jaar;
b. 53 jaar of ouder is, vier jaar;
c. 48 jaar of ouder is, drie jaar;
d. 43 jaar of ouder is, tweeënhalf jaar;
e. 38 jaar of ouder is, twee jaar;
f. 33 jaar of ouder is, anderhalf jaar;
g. 28 jaar of ouder is, één jaar;
h. 23 jaar of ouder is, negen maanden;
i. jonger dan 23 jaar is, zes maanden.



Artikel 128. Overgangsrecht in verband met artikel 99, vierde lid

In gedingen aangevangen voor het van toepassing worden van artikel 99, vierde lid, bepaalt de rechter op verzoek van een van de partijen of ambtshalve een termijn waarbinnen partijen de gelegenheid wordt geboden hun stellingen en conclusies voor zover nodig aan te passen aan artikel 99, vierde lid. Stelt de rechter partijen tot een zodanige aanpassing in de gelegenheid, dan staat tegen die beslissing geen rechtsmiddel open; wijst de rechter een daartoe strekkend verzoek af, dan staat een rechtsmiddel daartegen slechts gelijktijdig met de einduitspraak open.



Artikel 129. Overgangsrecht betreffende arbeidsplaatsvoorzieningen ex Wet REA toegekend aan niet-zelfstandigen

De voorziening die op de dag voorafgaand aan de dag waarop artikel 22 respectievelijk artikel 31 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten op grond van artikel 2.10 van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen vervallen, is toegekend op grond van artikel 22 of artikel 31 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, wordt voor de duur van het tijdvak waarvoor deze voorziening is toegekend en voorzover die voorziening niet is verstrekt in het kader van de inschakeling in de arbeid als zelfstandige, aangemerkt als een voorziening als bedoeld in artikel 35.



Artikel 130. Overgangsrecht inzake publicatie instroomcijfers WGA

De openbaarmaking, bedoeld in artikel 40, vindt voor het eerst plaats in 2008.



Artikel 131. Overgangsrecht inzake delegatiebevoegdheid nadere regels maatregeloplegging

1 Tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip luidt artikel 90, derde lid, als volgt:
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het eerste lid, voorzover dat betrekking heeft op nadere regels omtrent een maatregel als bedoeld in artikel 89.
2 Tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip wordt aan artikel 90 een lid toegevoegd, luidende:
4. Het UWV stelt nadere regels met betrekking tot het eerste lid, voorzover dat betrekking heeft op nadere regels omtrent een maatregel als bedoeld in artikel 88, waarbij in ieder geval kan worden geregeld in welke gevallen het UWV kan afzien van het opleggen van een maatregel.



Artikel 132. Overgangsrecht inzake werkgeverssubsidie ex Wet REA

De subsidie die op de dag voorafgaand aan de dag waarop artikel 16 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten op grond van artikel 2.10 van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen vervalt, was toegekend op grond van artikel 16 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten wordt voor de duur van het tijdvak waarvoor die subsidie op grond van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten is toegekend aangemerkt als subsidie als bedoeld in artikel 35.



Artikel 133. Overgangsrecht inzake de periode van eigenrisicodragen [Vervallen per 01-01-2012]



Artikel 133a. Overgangsrecht in verband met de inwerkingtreding van de Wet wijziging WW-stelsel

Met betrekking tot de persoon wiens recht op een WGA-uitkering is ontstaan voor de dag van inwerkingtreding van artikel III, onderdeel D, van de Wet wijziging WW-stelsel, blijft artikel 61 zoals dat luidde op die dag van toepassing met betrekking tot dat recht.



Artikel 133b

Artikel 24, zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding van artikel XII, onderdeel E, van de Verzamelwet sociale verzekeringen 2007, blijft van toepassing op een verzoek om verlenging als bedoeld in artikel 24, eerste lid, dat op of voor die dag is ingediend en waarop nog geen beslissing is genomen.



Artikel 133c. Overgangsrecht in verband met de inwerkingtreding van de Wet van 12 december 2007, houdende regels tot bevordering van de activering van personen die aanspraak maken op een uitkering op grond van de Ziektewet (Stb. 553) en de Wet wijziging verrekening inkomsten met ziekengeld

Ten aanzien van personen van wie de eerste dag van de wachttijd is gelegen:
a. voor 1 januari 2008, is artikel 26, zoals dat luidde op 31 december 2007, van toepassing;
b. voor de dag van inwerkingtreding van artikel III, onderdeel A, van de Wet wijziging verrekening inkomsten met ziekengeld, zijn de artikelen 26, tweede lid, en 65, zoals deze luidden op de dag voor inwerkingtreding van artikel III, onderdeel A, van de Wet wijziging verrekening inkomsten met ziekengeld, van toepassing.



Artikel 133d

Artikel 37a vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.



Artikel 133e. Overgangsbepaling in verband met artikel 34a

1 Artikel 34a is niet van toepassing op de persoon, wiens arbeid als zelfstandige als bedoeld in artikel 34a, vierde lid is aangevangen voor de dag van inwerkingtreding van de Wet van 3 december 2009 tot uitbreiding van de mogelijkheid om voorzieningen te verstrekken bij arbeid als zelfstandige (Stb. 589), tenzij deze persoon aanspraak had op een voorziening op grond van artikel 34, tweede lid, artikel 3:64 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, artikel 65e van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 67c van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of artikel 52d van de Ziektewet, zoals die artikelen luidden voor de inwerkingtreding van die wet.

2 Een voorziening die voor de dag van inwerkingtreding van de Wet van 3 december 2009, tot uitbreiding van de mogelijkheid om voorzieningen te verstrekken bij arbeid als zelfstandige (Stb. 589), is verstrekt of aangevraagd op grond van artikel 34, tweede lid, artikel 3:64 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, artikel 65e van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 67c van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of artikel 52d van de Ziektewet, zoals die artikelen luidden voor de inwerkingtreding van die wet, wordt aangemerkt als een voorziening die is verstrekt op grond van artikel 34a.



Artikel 133f. Overgangsrecht in verband met arbeidsongeschiktheid bij aanvang verzekering

De artikelen 43, onderdeel c, 46 en 124 zoals die luidden op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet harmonisatie en vereenvoudiging socialezekerheidswetgeving blijven van toepassing op de persoon wiens eerste werkdag waarop door hem wegens ziekte niet is gewerkt of het werken tijdens de werktijd is gestaakt, is gelegen voor die dag.



Artikel 133g. Overgangsrecht in verband met opzegging of beëindiging voorlopige toepassing verdragen

1 Artikel 43, onderdeel f, is niet van toepassing op de persoon op wie dat artikel als gevolg van de opzegging van een verdrag, de beëindiging van de voorlopige toepassing van een verdrag dan wel de beëindiging van een daarmee gelijk te stellen situatie van toepassing zou worden, zolang deze persoon blijft wonen in hetzelfde land als waar hij op de dag voor buitenwerkingtreding als gevolg van die opzegging respectievelijk op de dag voor de beëindiging woonde en blijft voldoen aan de overige voorwaarden voor het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering of een WGA-uitkering.

2 Onze Minister deelt mede ten aanzien van welk land, met inbegrip van de dag waarop, een verdrag als bedoeld in het eerste lid buitenwerking is getreden dan wel de voorlopige toepassing van een verdrag of een daarmee gelijk te stellen situatie als bedoeld in het eerste lid is beëindigd.



Artikel 133h. Overgangsrecht inzake loonkostensubsidie

1 Ten aanzien van dienstbetrekkingen die voorafgaand aan 1 januari 2012 zijn ingegaan en waarvoor voorafgaand aan 1 januari 2012 een aanvraag voor subsidie voor loonkosten is ingediend, blijven artikel 37a van deze wet, de daarop berustende bepalingen en artikel 30e van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen zoals die luidden op 31 december 2011 gelden.

2 Dit artikel vervalt vijf jaar na de dag waarop artikel IX van de Wet van 21 mei 2012 tot wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in verband met aanpassing van de dienstverlening van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan werkgevers en werkzoekenden en de opheffing van de Raad voor Werk en Inkomen als publiekrechtelijke rechtspersoon met een wettelijke taak en van de Werkloosheidswet en enige andere wetten in verband met de beëindiging van de inzet van het re-integratiebudget Werkloosheidswet en van loonkostensubsidies in werking is getreden.



Artikel 133i. Overgangsrecht in verband met artikel 59

1 Indien het recht op een uitkering op grond van deze wet ontstaat op of na 1 januari 2016 en voor 1 april 2019 en het aantal kalenderjaren opgebouwd arbeidsverleden op grond van artikel 59, tweede lid, onderdeel a en b, meer is dan 24, wordt de duur van de loongerelateerde uitkering van de WGA-uitkering in afwijking van artikel 59, tweede lid, als volgt berekend: A – B. Hierbij staat:
A voor een maand voor ieder kalenderjaar dat op 1 januari 2016 aan opgebouwd arbeidsverleden bestaat of zou hebben bestaan, doch ten hoogste voor 38; en
B voor het aantal kalenderkwartalen met ingang van 1 januari 2016 tot en met het kalenderkwartaal waarin het recht op een uitkering op grond van deze wet is ontstaan.
De uitkomst wordt uitgedrukt in een aantal maanden arbeidsverleden en is ten minste 24 maanden.

2 Dit artikel vervalt met ingang van 1 april 2019.



Artikel 133j. Overgangsrecht in verband met overgang voorzieningen en subsidie

In afwijking van artikel 7 van de Participatiewet blijven de artikelen 34a, 35 en 36 zoals die artikelen luidden voor de datum van inwerkingtreding van artikel VII van de Invoeringswet Participatiewet, van toepassing op de voorziening die op grond van artikel 34a of 35 is toegekend en op de subsidie die op grond van artikel 36 is verstrekt voor die datum.



Artikel 133k. Overgangsrecht in verband met aanvraag voorzieningen en subsidie

1 Een nog niet afgehandeld en tot het UWV gericht verzoek met betrekking tot een persoon op wie met ingang van de dag van inwerkingtreding van artikel VII van de Invoeringswet Participatiewet de artikelen 34a, 35 of 36 niet meer van toepassing zijn om op grond van een of meer van die artikelen een besluit te nemen, wordt vanaf de dag van inwerkingtreding van artikel VII van die wet beschouwd als een aanvraag voor een voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Participatiewet. Deze aanvraag wordt beschouwd als te zijn gericht tot het college van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente.

2 Op een bezwaar- of beroepschrift waarop op de dag van inwerkingtreding van artikel VII van de Invoeringswet Participatiewet nog niet is beslist en dat is gericht tegen een besluit dat voor die dag van inwerkingtreding is genomen op grond van de artikelen 34a, 35 of 36, wordt beslist met toepassing van de artikelen 34a, 35 of 36, zoals deze luidden voor die dag van inwerkingtreding.



Artikel 133l. Afbakening eigenrisico voor werkgevers die uiterlijk 1 juli 2015 eigenrisicodrager zijn geworden

1 In afwijking van artikel 82, eerste lid, draagt de eigenrisicodrager die uiterlijk op 1 juli 2015 eigenrisicodrager is geworden tot het moment dat dit eigenrisicodragen is beëindigd of geëindigd overeenkomstig artikel 83 het risico van de betaling van de WGA-uitkering aan de verzekerde, die op de eerste dag van de bij die uitkering in acht genomen wachttijd tot hem in dienstbetrekking stond dan wel arbeidsongeschikt is geworden nadat de dienstbetrekking met hem is beëindigd en artikel 46 van de Ziektewet van toepassing is, alsmede het risico van betaling van de overlijdensuitkering, bedoeld in artikel 74, eerste lid, aan de rechthebbende of rechthebbenden, bedoeld in dat lid, ook als die wachttijd is ingegaan voor de dag waarop deze werkgever eigenrisicodrager werd.

2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat voor bepaalde categorieën van eigenrisicodragers de toepassing van het eerste lid beperkt wordt tot een deel van de WGA-uitkeringen.



Hoofdstuk 14. Strafbepalingen

Artikel 134. Strafbepaling overtreding wetsartikel

De werkgever die niet voldoet aan de verplichting, bedoeld in artikel 33, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie.



Artikel 135. Verval van recht tot strafvordering

[Vervallen per 01-07-2009]




Artikel 136. Overtredingen

Het in artikel 134 bedoelde strafbare feit is een overtreding.



Hoofdstuk 15. Slotbepalingen

Artikel 137. Vervallen particuliere verzekering

1 Een overeenkomst met betrekking tot de verzekering van geldelijke gevolgen van langdurige arbeidsongeschiktheid waaronder mede wordt verstaan gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid, gesloten door de persoon, die verplicht verzekerd wordt, vervalt met ingang van de dag, waarop de verzekeraar van de verzekerde mededeling van het verplicht verzekerd worden ontvangt, voorzover aan de overeenkomst rechten kunnen worden ontleend, gelijkwaardig aan die, welke uit de in deze wet geregelde verplichte verzekering voortvloeien. Bereikt deze mededeling de verzekeraar vóór de dag, waarop de betrokkene verplicht verzekerd wordt, dan vervalt de overeenkomst met ingang van die dag.

2 De premie, die de persoon, wiens verzekering op grond van het eerste lid geheel of gedeeltelijk is vervallen, heeft vooruitbetaald, wordt door de verzekeraar al naar gelang van het vervallen gedeelte der overeenkomst terugbetaald, onder aftrek van ten hoogste 25 procent van het terug te betalen bedrag voor administratiekosten.



Artikel 138. Buiten toepassingverklaring van Algemene termijnenwet

De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de termijnen, gesteld in de artikelen 10, eerste lid, 23, derde en vijfde lid, 49, tweede lid, 60, tweede en derde lid, 61, zevende lid, en 74.



Artikel 139. Evaluatiebepaling

Onze minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.



Artikel 140. Nummering

Voor de plaatsing in het Staatsblad stelt Onze Minister de nummering van de artikelen, paragrafen en hoofdstukken van deze wet opnieuw vast waarbij rekening wordt gehouden met de artikelen die in het bij koninklijke boodschap van 17 mei 2005 ingediende voorstel van wet, betreffende regels omtrent de invoering en financiering van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen alsmede met betrekking tot de intrekking van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen) (Kamerstukken II 2004/05, 30 118, nr. 2) worden ingevoegd en brengt hij de in deze wet voorkomende aanhalingen van artikelen, paragrafen en hoofdstukken met de nieuwe nummering in overeenstemming.



Artikel 141. Inwerkingtreding

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.



Artikel 142. Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.

-

De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen is voor het laatst geactualiseerd op: 15 maart 2017.

De status van deze wet is: zeer goed.

Klik hier voor meer informatie.

<     Naar vorige pagina                                                       Naar volgende pagina     >
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl