§ 2. Voogdij door een der ouders opgedragen
Artikel 292Uiterste wilsbeschikking en benoemen voogd(en)
1. Een ouder kan bij uiterste wilsbeschikking of door hiervan aantekening te laten opnemen in het register, bedoeld in artikel 244, bepalen welke persoon dan wel welke twee personen na zijn dood voortaan als voogd onderscheidenlijk als gezamenlijke voogden het gezag over zijn kinderen zullen uitoefenen.
Opmerking van de redactie van uwwet.nl: Een ouder kan in een testament bepalen welke persoon of welke personen na zijn dood het gezag over zijn kinderen zal uitoefenen. Het is niet vereist dat de ouder op dat moment het gezag over zijn kinderen uitoefent.
2. Hij kan geen rechtspersoon als voogd aanwijzen.
Opmerking van de redactie van uwwet.nl: Raadpleeg voor de definitie van rechtspersoon de artikelen 1, 2 en 3 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
3. Hebben beide ouders van deze bevoegdheid gebruik gemaakt, en sterven zij, zonder dat men kan weten wie het eerst overleden is, dan bepaalt de rechtbank ambtshalve wiens beschikking of aantekening gevolg heeft.
Opmerking van de redactie van uwwet.nl: Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij een vliegtuigongeluk, auto-ongeluk of brand.
4. Heeft een ouder bij beschikking en bij aantekening verschillende voogden aangewezen, dan heeft de laatst gedane aanwijzing gevolg.
Artikel 293Uiterste wilsbeschikking zonder toepassing
De door de ouder getroffen regeling heeft geen gevolg of vervalt:
a. indien na zijn overlijden de andere ouder van rechtswege of krachtens rechterlijke beschikking het gezag over zijn kinderen uitoefent;
b. indien en voor zover hij op het tijdstip van zijn overlijden het gezag over zijn kinderen niet heeft;
c. indien de ander die met de ouder gezamenlijk het gezag uitoefent van rechtswege de voogd over de kinderen wordt.
Opmerking van de redactie van uwwet.nl: De voogdij door één der ouders opgedragen heeft niet altijd gevolg en kan vervallen.
Artikel 294
[Vervallen per 02-11-1995]
§ 3. Voogdij door de rechter opgedragen
Artikel 295Benoemen voogd over alle minderjarigen
De rechtbank benoemt een voogd over alle minderjarigen, die niet onder ouderlijk gezag staan en in wier voogdij niet op wettige wijze is voorzien.
Opmerking van de redactie van uwwet.nl: Minderjarigen staan of onder ouderlijk gezag of onder voogdij (dit is geregeld in artikel 245 lid 1 en lid 2 van dit wetboek). Raadpleeg voor het ouderlijk gezag de artikelen 251 en verder van dit wetboek en raadpleeg voor de voogdij de artikelen 280 en verder van dit wetboek.
Artikel 296Benoemen voogd voor beperkte duur
1.Is voorziening nodig in afwachting van het begin der voogdij overeenkomstig artikel 280 van dit boek, dan benoemt de rechtbank een voogd voor de duur van deze omstandigheden.
Opmerking van de redactie van uwwet.nl: Hier is sprake van een tijdelijke voogdij.
2.Zodra bedoelde omstandigheden zijn vervallen, wordt deze voogd op verzoek van hem die hij vervangt, door de rechtbank ontslagen.
Opmerking van de redactie van uwwet.nl: Voorbeeld: de heer Martijn de Witte is tijdelijk voogd in afwachting van het begin van de voogdij van de heer Hans Raven. Als de omstandigheden zijn vervallen waardoor het begin van de voogdij van de heer Hans Raven op een later tijdstip zou beginnen, dan moet de heer Hans Raven een verzoek doen en zal de rechtbank de heer Martijn de Witte van de tijdelijke voogdij ontslaan. De heer Hans Raven is nu voogd geworden.
Artikel 297Benoemen voogd voor beperkte duur
1. De rechtbank benoemt insgelijks een voogd, wanneer voorziening nodig is wegens:
a. tijdelijke onmogelijkheid, waarin een voogd zich bevindt, het gezag uit te oefenen; of
b. onbekendheid van bestaan of verblijfplaats van de voogd; of
c. in gebreke blijven van de voogd, het gezag uit te oefenen.
2. Is de benoeming op het eerste lid onder c gegrond, dan kan de rechtbank de benoemde voogd een beloning toekennen en is de in gebreke gebleven voogd jegens de minderjarige aansprakelijk voor de kosten die de vervanging veroorzaakt, alsmede, behoudens zijn verhaal op de benoemde voogd, voor diens verrichtingen.
3. Indien de in het eerste lid genoemde omstandigheden zijn vervallen, kan de voogd op eigen verzoek of op verzoek van degene die hij vervangt, door de rechtbank worden ontslagen tenzij de rechtbank dit niet in het belang van het kind noodzakelijk oordeelt.
4. Indien in geval van gezamenlijke uitoefening van de voogdij een van de in het eerste lid bedoelde omstandigheden zich voordoet ten aanzien van een van beide voogden, oefent de andere voogd het gezag over de kinderen alleen uit. Zodra deze omstandigheid is vervallen, herleeft de gezamenlijke voogdij. Het tweede lid is niet van toepassing.
Artikel 298Uitoefening voogdij geschorst
Gedurende de in de beide voorgaande artikelen bedoelde voogdij is de uitoefening van de voogdij geschorst ten aanzien van de voogd die het betreft.
Artikel 299Benoemen voogd op verzoek of ambtshalve
De rechtbank benoemt de voogd op verzoek van bloed- of aanverwanten van de minderjarige, de raad voor de kinderbescherming, schuldeisers of andere belanghebbenden, of ambtshalve, behoudens artikel 282a.
» Praktijkvoorbeeld rechterlijke uitspraak.
Artikel 299aBenoeming pleegouder tot voogd op verzoek
1.Degene die met instemming van de voogd een minderjarige in zijn gezin - anders dan uit hoofde van een ondertoezichtstelling of een plaatsing onder voorlopige voogdij - ten minste een jaar heeft verzorgd en opgevoed, kan de kinderrechter verzoeken hem, dan wel een rechtspersoon als bedoeld in artikel 302 van dit boek, tot voogd te benoemen.
2.Indien de minderjarige door meer dan een persoon als behorende tot het gezin wordt verzorgd en opgevoed, kan het verzoek slechts door dezen gemeenschappelijk worden gedaan.
3.Het verzoek kan ook worden gedaan door de raad voor de kinderbescherming.
4.De kinderrechter willigt het verzoek slechts in, indien hij dit in het belang van de minderjarige acht en hem genoegzaam is gebleken, dat de voogd niet bereid is zich van zijn bediening te doen ontslaan. Alsdan benoemt hij bij voorkeur degene wiens benoeming wordt verzocht tot voogd, mits deze bevoegd is tot uitoefening van de voogdij.
5.Is het bij het eerste lid bedoelde verzoek gedaan, dan blijft het tweede lid van artikel 336a, van dit boek buiten toepassing, totdat op het verzoek bij gewijsde is beslist.
6.In geval van gezamenlijke uitoefening van de voogdij wordt de in het eerste lid bedoelde instemming door beide voogden gegeven.
» Praktijkvoorbeeld rechterlijke uitspraak.
Artikel 300
[Vervallen per 01-05-1984]
Artikel 301Onverwijlde kennisgeving ambtenaar burgerlijke stand
1. De ambtenaar van de burgerlijke stand geeft de rechtbank onverwijld kennis:
a. van het overlijden van ieder die minderjarige kinderen achterlaat;
b. van de aangifte van geboorte van ieder kind, over wie de moeder uit wie het kind is geboren niet van rechtswege het gezag uitoefent.
2. Indien het huwelijk van de overledene die minderjarige kinderen nalaat, gerechtelijk was ontbonden, of de overledene van tafel en bed gescheiden was, bericht de ambtenaar van de burgerlijke stand - zo de andere ouder nog leeft - deze omstandigheden tevens aan de rechtbank. De rechtbank zendt, indien deze een andere is, de door haar ontvangen kennisgeving door aan de rechtbank die over het verzoek tot ontbinding van het huwelijk of tot scheiding van tafel en bed heeft beslist.
§ 4. Voogdij van rechtspersonen
Artikel 302Voogdij opdragen aan stichting door rechter
1. De rechter kan de voogdij opdragen aan een gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
2. Onverminderd diens bevoegdheid een natuurlijke persoon tot voogd te benoemen, kan de rechter de voogdij over een minderjarige door of voor wie een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 is ingediend, en in verband daarmee in Nederland verblijft, alsmede over door Onze Minister van Justitie aan te wijzen categorieën andere minderjarigen, uitsluitend opdragen aan een daartoe door Onze Minister van Justitie aanvaarde rechtspersoon.
3. Onze Minister van Justitie kan voorwaarden stellen bij of voorschriften verbinden aan de aanvaarding, bedoeld in het tweede lid, en de rechtspersoon voor een bepaalde tijd aanvaarden.
4. Op een rechtspersoon als bedoeld in het tweede lid, zijn de artikelen 303, 304, 305 en 328 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 303Bevoegdheden met voogdij belaste stichting
Voor zover de wet niet anders bepaalt, heeft de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die met de voogdij is belast, dezelfde bevoegdheden en verplichtingen als andere voogden.
Artikel 304Aansprakelijkheid bestuurders voor iedere schade
1. Met de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet zijn de bestuurders hoofdelijk en persoonlijk aansprakelijk voor iedere schade, die te wijten is aan een niet-behoorlijke uitoefening van de voogdij.
2. Iedere bestuurder zal zich echter van zijn aansprakelijkheid kunnen bevrijden door te bewijzen, dat hij geen schuld heeft aan de schade.
Artikel 305Informatieplicht van stichting
1. De gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die hem toevertrouwde minderjarigen uit huis plaatst, houdt de raad voor de kinderbescherming schriftelijk op de hoogte van de plaatsen waar zij zich bevinden.
2. De plaatsen, waar een stichting als bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg, minderjarigen heeft geplaatst, worden door de raad voor de kinderbescherming bezocht, zo vaak hij dit ter beoordeling van de toestand der minderjarigen dienstig acht.
3. De artikelen 265b, vijfde lid, 265c, eerste en derde lid, 265j, tweede lid, eerste zin, en 265d, vierde lid, eerste zin, en 265k, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 306Plaatsen minderjarige buiten Nederland
1. Zonder toestemming van de rechtbank mag een gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet een hem toevertrouwde minderjarige niet buiten Nederland plaatsen.
2. De rechter verleent deze toestemming slechts, indien hij de plaatsing voor de minderjarige wenselijk acht.
Artikel 306a
De zesde afdeling van deze titel is niet van toepassing op de uitoefening van de voorlopige voogdij als bedoeld in de artikelen 241, 268 en 331.
Artikelen 307 t/m 319
[Vervallen per 02-11-1995]
§ 5. Ontslag van de voogdij
Artikelen 320 t/m 321
[Vervallen per 01-01-1985]
Het burgerlijk wetboek, boek 1, met betrekking tot het personen- en familierecht is voor het laatst geactualiseerd op: 3 maart 2015.
De status van deze wet is: zeer goed.
Klik hier voor meer informatie.
Uwwet.nl