artikel 100 - rechtspraak
Onderwerp: VERDELING BIJ HELFTE VAN DE ONTBONDEN GEMEENSCHAP
Datum uitspraak: 27-06-2003
Rechtsgebied: Personen-en familierecht
De belangrijkste passage van de uitspraak en/of conclusie:
Bij de beoordeling van het middel moet het volgende worden vooropgesteld. Nu partijen gehuwd waren in algehele gemeenschap van goederen en zij geen echtscheidingsconvenant hebben gemaakt, geldt de in art. 1:100 lid 1 BW neergelegde regel van verdeling bij helfte van de ontbonden gemeenschap. Een afwijking van die regel is niet geheel uitgesloten. Zij kan evenwel niet dan in zeer uitzonderlijke gevallen worden aangenomen (HR 7 december 1990, nr. 14036, NJ 1991, 593).
De hiervóór in 3.2 vermelde door de man aangevoerde omstandigheden zijn evenwel noch op zichzelf noch in onderlinge samenhang zo uitzonderlijk dat een afwijking als zo-even bedoeld gerechtvaardigd is. Dit geldt ook voor de door het Hof bij de beoordeling betrokken omstandigheid dat volgens de man tussen partijen overeenstemming bestond over het alsnog, na de huwelijkssluiting, opstellen van (enige vorm van) huwelijkse voorwaarden. Hierbij verdient aantekening dat, gelet op het bepaalde in art. 6:226 in verbinding met art. 1:115 BW, ook een voorovereenkomst tot het tot stand brengen van (enige voldoende bepaalbare vorm van) huwelijkse voorwaarden niet vormvrij zou kunnen worden aangegaan. De door art. 1:115 voor het aangaan van huwelijkse voorwaarden op straffe van nietigheid voorgeschreven notariële tussenkomst strekt immers mede tot bescherming van de partijen bij de op te stellen akte van huwelijkse voorwaarden.
Klik hier voor de hele uitspraak.
Uwwet.nl