wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
- rechtspraak
Deze beschikking is gegeven door mrs. Stille, Van de Poll en Van der Burght, bijgestaan door mr. Van Drunick als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 januari 2010.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-
- rechtspraak
LJN: BL5680, Gerechtshof 's-Gravenhage , 200.032.290
Datum uitspraak: 06-01-2010
Inhoudsindicatie: Verrekening partneralimentatie. Uitleg huwelijkse voorwaarden, kosten huishouding bij niet samenwonen. Vordering betaling achterstallig salaris is geen nevenvoorziening 827 f Rv.
Uitspraak GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE Familiesector Uitspraak : 6 januari 2010 Zaaknummer : 200.032.290.01 Rekestnr. rechtbank : FA RK 07-4830 [appellant], wonende te [woonplaats], verzoeker, tevens incidenteel verweerder, in hoger beroep, hierna te noemen: de man, advocaat mr. S. de Kluiver te [woonplaats], tegen [verweerster], wonende te [woonplaats], verweerster, tevens incidenteel verzoekster, in hoger beroep, hierna te noemen: de vrouw, advocaat mr. B.F.F. Gosschalk-Davidson te ’s-Gravenhage. PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP De man is op 23 april 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 16 maart 2009 van de rechtbank ‘s-Gravenhage. De vrouw heeft op 22 juni 2009 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appel ingediend. De man heeft op 19 augustus 2009 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend. De vrouw heeft op 19 augustus 2009 een aanvullend verzoek ingediend. Van de zijde van de man zijn bij het hof op respectievelijk 19 mei 2009, 17 augustus 2009, 21 augustus 2009, 25 augustus 2009 en 2 september 2009 aanvullende stukken ingekomen. Van de zijde van de vrouw zijn bij het hof op respectievelijk 21 augustus 2009 en 25 augustus 2009 aanvullende stukken ingekomen. Op 4 september 2009 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door zijn advocaat, en de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. Alle aanwezigen hebben het woord gevoerd, de raadslieden van partijen onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotitie. HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking van 16 maart 2009. Bij die beschikking is – uitvoerbaar bij voorraad: - de door partijen getroffen onderlinge regeling van hun betrekkingen na de echtscheiding, zoals neergelegd in het (in fotokopie) aan de beschikking gehechte convenanten opgenomen; - bepaald dat de man met ingang van de dag dat de beschikking van echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand (26 november 2008) tegen kwijting aan de vrouw tot haar levensonderhoud zal uitkeren een bedrag van € 2.200,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen; - bepaald dat de man voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige: [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats], aan de vrouw, die de minderjarige verzorgt en opvoedt, zal betalen: - met ingang van 1 september 2008 een bedrag van € 300,- per maand, - met ingang van 16 maart 2009 een bedrag van € 360,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen. - bepaald dat de man binnen twee weken na dagtekening van de beschikking zijn medewerking dient te verlenen aan de eigendomsoverdracht van de woning van partijen aan [adres] (hierna: verder [straat X]) aan de man overeenkomstig het tussen partijen gesloten convenant van 27 november 2007, onder gehoudenheid van de man om gelijktijdig met de overdracht het overeengekomen gedeelte aan overwaarde, na aftrek van een bedrag van € 7.000,- aan de vrouw te betalen, alsmede onder de bepaling dat de vrouw gelijktijdig met deze overdracht wordt ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de met de woning verbonden hypothecaire lening; - bepaald dat, indien de man niet aan voorgaande bepaling voldoet, de beschikking op de voet van artikel 3:300 van het Burgerlijk Wetboek in de plaats treedt van de medewerking van de man aan de eigendomsoverdracht. Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. In hoger beroep is voorts komen vast te staan: - dat de vrouw bij vonnis van 8 januari 2009 in kort geding is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 7.000,- aan de man (ter zake van telefoonkosten) waarbij is bepaald dat de vrouw dit bedrag aan de man dient te voldoen uit de opbrengst van de verkoop van de woning aan [straat X]; - dat de man bij voormeld vonnis in kort geding is veroordeeld om binnen twee weken na betekening van het vonnis zijn medewerking te verlenen aan de eigendomsoverdracht van de woning van partijen aan [straat X] aan de man overeenkomstig het tussen partijen gesloten convenant d.d. 27 november 2007, onder gehoudenheid van de man om gelijktijdig met de overdracht het overeengekomen gedeelte aan overwaarde – na aftrek van het hiervoor vermelde bedrag van € 7.000,- – aan de vrouw te betalen, alsmede onder de bepaling dat de vrouw gelijktijdig met deze overdracht wordt ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de met de woning verbonden hypothecaire lening en is de man veroordeeld om voor zover mogelijk alle noodzakelijke handelingen te verrichten teneinde de vrouw te ontslaan uit haar zakelijke verplichtingen van de eenmanszaak van de man; - dat de door partijen overeengekomen vennootschap onder firma per 31 december 2007 is ontbonden en de vrouw per 1 januari 2008 in dienst is getreden bij de eenmanszaak van de man. |
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
1. In geschil tussen partijen is de afwikkeling van de tussen partijen gesloten convenanten, alsmede de uitkering tot levensonderhoud van de vrouw (hierna: partneralimentatie). 2. De man verzoekt, voorzover de wet toelaat uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen waar het betreft: - de gehoudenheid van de man om mee te werken aan de eigendomsoverdracht aan hem van de woning aan [straat X], - het verbod op verrekening van de betaalde alimentatie over de periode 1 september 2008 tot en met 25 november 2008 (totaal € 6.233,33), - de afwijzing terugbetaling teveel betaalde huurlasten van de vrouw (€ 4.500,-), - de afwijzing van terugbetaling van de kosten mobiele telefoons (€ 3.697,79), - de afwijzing van terugbetaling van gebruikte kasgelden en privé-opnamen (ad. € 5.959,02), - de afwijzing terugbetaling van de advocaatkosten (ad € 12.735,34), en, opnieuw rechtdoende, deze vorderingen ( het hof begrijpt: verzochte bedragen) alsnog aan de man toe te wijzen en te bepalen dat de vrouw aan de man dient te voldoen, binnen één maand na de beslissing van het hof, een totaalbedrag van € 33.125,48, vermeerderd met de nagekomen vorderingen (het hof begrijpt: verzochte bedragen) van € 1.179,76 en € 3.630,24, in totaal € 37.935,48, alsmede de vrouw te bevelen aan de man te voldoen het overeengekomen bedrag van € 26.000,- ter zake van de woning aan [straat X] (hetgeen leidt tot een totale vordering van € 63.935,48), althans zodanige voorziening te treffen als het hof in goede justitie vermeent te behoren . 3. De vrouw bestrijdt het beroep van de man en verzoekt de man in zijn vorderingen (het hof begrijpt: verzoeken) niet ontvankelijk te verklaren dan wel de vorderingen (het hof begrijpt: verzoeken) van de man af te wijzen en hem alsnog te veroordelen tot: - betaling van de bedragen uit arbeidsovereenkomst verschuldigd, te weten niet opgenomen vrije dagen en vakantiegeld, met afgifte van de jaaropgave over 2008; - betaling van de eigenaars- en gebruikslasten van de woning aan [straat X] tot de datum van verkoop aan derden; - veroordeling van de man in de kosten van deze procedure, alsmede van de procedure in eerste instantie. Voorts heeft de vrouw bij aanvullend verzoek het hof verzocht de verkoopopbrengst van de woning aan [straat X] volledig aan haar toe te delen, met veroordeling van de man in de kosten van deze procedure. Stukken bij brief van 2 september 2009 4. Bij brief van 2 september 2009 – en derhalve na de 10 dagen termijn als genoemd in artikel 1.4.3 van het procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven – de jaarcijfers over 2008 van de eenmanszaak van de man overgelegd. 5. De vrouw heeft ter terechtzitting bezwaar gemaakt tegen voeging van deze stukken in het dossier nu deze stukken door de man te laat in het geding zijn gebracht. 6. Het hof overweegt als volgt. Weliswaar zijn de stukken gevoegd bij de brief van 2 september 2009 door de man te laat – in de zin van artikel 1.4.3 van het procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven – in het geding gebracht, maar nu het hof reeds de beschikking had over de halfjaarcijfers van de eenmanszaak van de man was de inhoud van de stukken deels reeds bekend. Voor het overige is het hof van oordeel dat van de overgelegde jaarcijfers op betrekkelijk eenvoudige wijze kennis kan worden genomen, te meer nu de halfjaarcijfers reeds in het geding waren gebracht, zodat het hof voorbij gaat aan het bezwaar van de vrouw en de stukken in het geding zal betrekken. Principaal appel 5. In zijn eerste grief voert de man aan dat de rechtbank de zaak ten onrechte eerst heeft aangehouden en later ruimte gelaten voor het formuleren van extra vorderingen (het hof begrijpt: verzoeken) terwijl partijen eerder convenanten hadden gesloten, waarin de clausule was opgenomen dat zij over en weer niets meer van elkaar te vorderen hadden. 6. De vrouw bestrijdt het standpunt van de man. 7. Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken volgt dat partijen in de afwikkeling van hun echtscheidingsprocedure twee convenanten hebben gesloten, waarin de door de man aangeduide clausule is opgenomen. Voorts heeft de vrouw in eerste aanleg verzocht om vaststelling van een nevenvoorziening als bedoeld in artikel 827 van het Wetboek voor Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De man heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Bij beschikking van 27 augustus 2008 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en heeft de rechtbank bepaald dat de verzochte nevenvoorzieningen zullen worden behandeld op een nader te bepalen datum en tijdstip. De rechtbank heeft daartoe in overweging genomen dat uit de stukken blijkt dat tussen de procureurs van partijen geen overeenstemming bestaat of naast de gesloten convenanten ook de beslissing over andere nevenvoorzieningen in het dictum moeten worden opgenomen. Het hof is van oordeel dat het, onder die omstandigheden, ondanks opneming van de clausule zoals de man heeft vermeld, beide partijen vrij stond om in de echtscheidingsprocedure nevenvoorzieningen aanhangig te maken zoals bedoeld in artikel 827 Rv en dat de beoordeling van deze nevenvoorzieningen aan de rechter is voorbehouden. Indien over de verzoeken van partijen, of een onderdeel daarvan, onduidelijkheden bestaan staat het de rechter vrij de beoordeling van de zaak aan te houden ten einde partijen in de gelegenheid te stellen hun standpunt (ter terechtzitting) te verduidelijken. Zulks is naar het oordeel van het hof hier het geval. Nu de man evenwel verder geen gevolgen aan zijn grief heeft verbonden zal het hof deze grief verder niet bespreken. 8. In zijn tweede grief voert de man aan dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij geen bewijs heeft geleverd dat hij niet in staat is gebleken de woning aan [straat X] te financieren en heeft zij derhalve geoordeeld dat de man gehouden is mee te werken aan de eigendomsoverdracht. De rechter is volgens de man met dit oordeel buiten de rechtsstrijd van partijen getreden. Nu de man deze grief ter terechtzitting heeft ingetrokken behoeft dit punt thans geen verdere bespreking meer. Verrekening van partneralimentatie 9. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overeengekomen partneralimentatie ingaat op datum ontbinding van het huwelijk, te weten 26 november 2008, en oordeelt voorts dat de man de eerder betaalde termijnen niet met de toekomstige alimentatietermijnen mag verrekenen. De man stelt dat de vrouw in de periode van 1 september 2008 tot 26 november 2008 over voldoende inkomsten beschikte en dat hij derhalve niet gehouden kan worden aanvullende betalingen te doen aan de vrouw. Nu de man met ingang van 1 september 2008 aanvullende betalingen ten bedrage van € 6.233,33, aan de vrouw heeft voldaan, terwijl hij daartoe niet verplicht was dienen deze verrekend te worden met de door de man met ingang van 26 november 2008 te betalen partneralimentatie. 10. De vrouw heeft de stelling van de man gemotiveerd weersproken. 11. Het hof overweegt als volgt. In afwijking van artikel 1:84 BW zijn partijen in artikel 4 van de tussen partijen gesloten huwelijkse voorwaarden het volgende overeengekomen: Artikel 4 1. “De kosten van de gemeenschappelijke huishouding, daaronder begrepen de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen die uit het huwelijk van partijen mochten worden geboren, die door partijen mochten worden geadopteerd of die met beider toestemming in het gezin mochten worden opgenomen, zijn geheel voor rekening van die partijen die in overwegende mate de inkomsten uit arbeid geniet. 2. Zo lang de gemeenschappelijke huishouding tussen de partijen bestaat, is de partij als bedoeld in het slot van lid 1 van dit artikel verplicht aan de nadere partij voldoende gelden ter beschikking te stellen voor het voeren van de gewone gang van de huishouding door automatische storting op een ten namen van deze partij gestelde bank- of girorekening. 3. Indien partijen in onderling overleg niet samenwonen is de in lid 1 van dit artikel bedoelde partij verplicht aan de andere partij voldoende gelden ter beschikking te stellen ten behoeve van zijn of haar huishouding op de wijze als in het vorige lid bepaald. 4. Onder kosten van de huishouding worden onder nadere begrepen uitgaven ter zake van de verwerving van huishoudelijke inboedelgoederen, gebruikelijke verzekeringen en gezamenlijke vakanties, de rentetermijnen met betrekking tot geldleningen welke aangegaan werden ter financiering van onroerende goederen als bedoeld in artikel 2, huurtermijnen aangaande de huur van de echtelijke woning alsmede alle dagelijkse uitgaven welke passen in het leefpatroon van partijen”. 12. Op grond van het bepaalde in artikel 1:81 BW in verbinding met artikel 4 lid 3 van de huwelijkse voorwaarden moet worden vastgesteld wat er voor de vrouw nodig is voor de kosten van haar huishouding dan wel wat dient te worden verstaan onder “voldoende gelden”. De vrouw heeft in eerste aanleg, noch in hoger beroep aangevoerd wat zij nodig heeft ter voorziening van haar kosten voor de huishouding noch wat dient te worden verstaan onder “voldoende gelden”. Dit had naar het oordeel van het hof – gelet op de gemotiveerde betwisting hiervan door de man – wel op haar weg gelegen. Nu zij zulks heeft nagelaten is het hof van oordeel dat de vrouw te over genoemde periode te veel ontvangen bedragen aan de man dient terug te betalen. De grief van de man slaagt derhalve. Terugbetaling van de huurpenningen 13. De rechtbank heeft het verzoek van de man, strekkende tot terugbetaling van een bedrag ad € 4.500,- ter zake huurpenningen van de woning van de vrouw, afgewezen. De vrouw heeft – in afwijking van het tussen partijen gesloten convenant – de volledige huurlasten ten laste van de zakenrekening van de man gebracht. De rechtbank heeft deze beslissing gebaseerd op artikel 1:81 BW in verbinding met artikel 4 lid 3 van de huwelijkse voorwaarden. Volgens de man heeft de rechtbank de stelling van de vrouw dat zij over onvoldoende financiële middelen beschikte, welke stelling door de man is betwist, zonder toetsing gehonoreerd. 14. De vrouw heeft erkend dat zij de huurlasten heeft voldaan ten laste van de zakelijke rekening van de man, doch stelt dat zij over onvoldoende middelen beschikte om deze bedragen uit eigen financiële middelen te voldoen. 15. Het hof stelt voorop dat de tussen partijen gesloten convenanten als uitgangspunt hebben te gelden voor de betrekkingen tussen partijen. Partijen dienen naar het oordeel van het hof in beginsel dan ook uitvoering te geven aan de convenanten. In artikel IV van het echtscheidingsconvenant van 27 november 2007 zijn partijen overeengekomen dat partijen de huurlasten van de woning in [plaats] gezamenlijk zullen dragen. Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat de vrouw haar deel van de huurlasten tot een totaal € 4.500,- heeft voldaan van de zakelijke rekeningen van de man. Door de vrouw zijn naar het oordeel van het hof onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld om af te wijken van hetgeen partijen zijn overeengekomen. De grief van de man slaagt en de vrouw dient de helft van de huurlasten voor een bedrag van in totaal € 4.500,- aan de man te vergoeden. Terugbetaling advocaatkosten 16. In zijn vijfde grief betoogt de man dat de rechtbank de vordering van de man strekkende tot terugbetaling van een bedrag ad € 12.735,34,- ter zake van advocaatkosten van de vrouw ten onrechte heeft afgewezen. De vrouw heeft deze kosten in 2007 ten onrechte ten laste van de onderneming van partijen gebracht en de vrouw dient dit bedrag aan de man terug te betalen. 17. De vrouw heeft niet betwist dat zij in 2007 advocaatkosten tot een bedrag van € 12.735,34 ten laste van de onderneming [A] heeft gebracht. Echter partijen zijn in artikel 1 van het convenant van 30 december 2007 overeengekomen dat de vennootschap onder firma [A] (vof) als zodanig wordt opgeheven en dat de onderneming – zonder verdere verdeling – vanaf 1 januari 2008 door de man als eenmanszaak zal worden voortgezet. Ook ten aanzien van dit onderdeel is het hof van oordeel dat de tussen partijen gesloten convenanten als uitgangspunt hebben te gelden voor de betrekkingen tussen partijen. Partijen hebben uitvoering gegeven aan het bepaalde in artikel 1, de vof is ontbonden en de man heeft de onderneming per 1 januari 2008 voortgezet als eenmanszaak. Partijen zijn op 30 december 2007 overeengekomen dat zulks zou gebeuren zonder verdere verdeling. Naar het oordeel van het hof moeten de in 2007 ten laste van de vof gebrachte kosten derhalve geacht worden te zijn verrekend. De grief van de man faalt. Terugbetaling diverse kosten 18. Tot slot stelt de man dat de rechtbank ten onrechte de rechtbank de vorderingen van de man strekkende tot terugbetaling van de kosten van mobiele telefoons en de kasgelden/privé-opnamen door de vrouw afgewezen. De vrouw heeft deze kosten in 2008 ten laste van de onderneming van de man gebracht en deze bedragen dienen door haar te worden terugbetaald. 19. De vrouw betwist de grief van de man. 20. Het hof overweegt als volgt. Ter terechtzitting heeft het hof aan partijen voorgehouden dat de verzochte bedragen en geldstromen onvoldoende zijn gespecificeerd om over de eventuele terugbetaling daarvan thans een uitspraak te doen. Partijen hebben in 2008 over en weer onttrekkingen gedaan uit de onderneming. Ten einde deze bedragen en geldstromen inzichtelijk te krijgen dient er een deskundige te worden benoemd. Partijen hebben ter terechtzitting evenwel beiden uitdrukkelijk verklaard geen deskundige te wensen. Beide partijen wensen een eindbeslissing van het hof. De man heeft desgevraagd zijn grief op onderdelen ingetrokken nadat het hof partijen te verstaan heeft gegeven zonder deskundige niet op deze onderdelen te kunnen beslissen. Nadat de vrouw ter terechtzitting heeft verklaard haar standpunten onverkort te handhaven, is de man teruggekomen op deze intrekking en heeft hij verklaard ook zijn grieven te handhaven. De vrouw is van mening dat de grief van de man als ingetrokken wordt beschouwd nu hij aan deze intrekking aanvankelijk geen voorwaarden had verbonden. Het hof stelt voorop dat partijen eensluidend hebben verklaard geen deskundige te wensen. Nu de man zijn vordering – naar het oordeel van het hof – onvoldoende heeft gespecificeerd zal het hof de beschikking van de rechtbank op dit punt bekrachtigen. De grief van de man faalt. 21. De man heeft ter terechtzitting nog aangeboden zijn stellingen nader met stukken te onderbouwen. De vrouw heeft hiertegen uitdrukkelijk bezwaar gemaakt. Het hof passeert het aanbod van de man. De man is naar het oordeel van het hof ruimschoots in de gelegenheid geweest om stukken in het geding te brengen ter onderbouwing van zijn stellingen. Het hof acht het – mede om proceseconomische redenen – niet in het belang van partijen thans nog een nadere schriftelijke ronde te gelasten ten einde de man in de gelegenheid te stellen zijn standpunt nader te onderbouwen, te mee nu beide partijen ter terechtzitting hebben verklaard een eindbeschikking van het hof te wensen. Incidenteel appel 22. Het hof vat het incidenteel appel van de vrouw op als een vermeerdering van eis als bedoeld in artikel 130 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, nu zij deze verzoeken eerst in hoger beroep aan de orde stelt. Ter onderbouwing van haar verzoek stelt de vrouw dat de man verzuimt haar niet opgenomen vrije dagen en vakantiedagen over 2008 uit te betalen en dat de man verzuimt de eigenaars- en gebruikslasten van de woning aan [adres] voldoen. Deze lasten komen thans volledig voor rekening van de vrouw, terwijl deze naar de mening van de vrouw door de man gedragen dienen te worden. 23. De man verzoekt de vrouw niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken, dan wel haar verzoeken af te wijzen. Arbeidsgeschillen passen volgens de man niet binnen de onderhavige procedure; de vrouw dient zich hiervoor te wenden tot de kantonrechter. Ten aanzien van de gebruikerslasten stelt de man zich op het standpunt dat hij deze tot aan zijn vertrek uit de woning in april 2009 heeft voldaan en dat hij thans niet gehouden kan worden deze lasten nog langer door te betalen. 24. Het hof is ten aanzien van het verzoek tot uitbetaling van niet opgenomen vrije dagen en vakantiedagen over 2008 van oordeel dat dit niet is te beschouwen als een nevenvoorziening in de zin van artikel 827 sub f Rv, nu dit verzoek onvoldoende samenhang vertoont met het verzoek tot echtscheiding. Mitsdien zal het hof de vrouw in zoverre niet ontvankelijk verklaren in haar verzoek. 25. Voorts overweegt het hof ten aanzien van de gebruikerslasten van de woning aan [adres] dat deze, gelet op het feit dat de vrouw eigenaar is van die woning, voor rekening en risico van de vrouw dienen te komen. Partijen zijn hieromtrent niets overeengekomen in de tussen hen gesloten convenanten. De grief van de vrouw faalt. Aanvullend verzoek 26. De vrouw verzoekt aanvullend te bepalen dat haar de gehele verkoopopbrengst van de woning aan [straat X] toekomt, welke woning inmiddels aan een derde is verkocht en geleverd. De vrouw beroept zich op toepassing (naar analogie) van artikel 3:194 en 3:196 BW, nu de man haar lange tijd heeft voorgespiegeld de woning te zullen kopen en vervolgens plotseling en zonder overleg met de vrouw een andere woning heeft betrokken. De man heeft hiertegen bezwaar gemaakt en beroept zich primair op de goede procesorde. Subsidiair verzoekt de man de vrouw niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoek en te bepalen dat de convenant tussen partijen ter zake dienen te worden nageleefd. 27. Het hof overweegt als volgt. In artikel II van het convenant van partijen van 27 november 2007 zijn partijen het volgende overeengekomen: “Het pand aan [adres]], wordt, in afwijking van de beschikking van de rechtbank ter zake, gebruikt door mevrouw en de kinderen tot medio november 2007. Partijen streven ernaar dat dit pand in eigendom wordt overgedragen aan meneer, zo mogelijk op grond van de huwelijkse voorwaarden, zonder fiscale belasting. De waarde van deze woning is bepaald op € 140.000,-. De hypotheek is € 88.000,- zodat de overwaarde € 52.000,- bedraagt. Deze overwaarde wordt verdeeld op basis van een verdeling van ieder 50%, zodat mevrouw hiervoor € 26.000,- zal ontvangen. Deze verdeelsleutel zal ook worden gehanteerd ingeval nader zou worden beslist om deze woning te verkopen aan derden”. 28. Zoals hiervoor reeds is overwogen, is het hof van oordeel dat partijen in beginsel uitvoering dienen te geven aan hetgeen zij in de door hen ondertekende convenanten zijn overeengekomen. Partijen zijn overeengekomen dat zij er naar zullen “streven” dat de man de woning zal overnemen en voorts dat ook indien de woning aan een derde zal worden verkocht de verdeelsleutel van 50% zal worden gehanteerd. Bijzondere omstandigheden kunnen evenwel rechtvaardigen om af te wijken van hetgeen is overeengekomen. De vrouw heeft echter naar het oordeel van het hof daartoe onvoldoende feiten of omstandigheden aangevoerd. De grief van de vrouw faalt derhalve. Proceskostenveroordeling 29. Tot slot heeft de vrouw verzocht de man te veroordelen in de kosten van deze procedure, alsmede de kosten van de procedure in de eerste instantie. 30. Het hof overweegt als volgt. Uit de processtukken en uit het verhandelde ter terechtzitting volgt dat er sprake is van een ernstig conflict tussen beide partijen. Ondanks de positieve inzet van de advocaten is het hevige conflict tussen partijen tot op heden niet verminderd. Beide partijen hebben elkaar over en weer in verschillende procedures betrokken. Het hof is van oordeel dat het gezien deze omstandigheden niet redelijk is af te wijken van het uitgangspunt dat in zaken met een familierechtelijk karakter proceskosten worden gecompenseerd. Het hof zal het verzoek van de vrouw met betrekking tot een proceskostenveroordeling van de man derhalve afwijzen. 31. Mitsdien wordt als volgt beslist. |
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
Het hof: verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar hoger beroep strekkende tot betaling van de bedragen uit arbeidsovereenkomst met afgifte van de jaaropgaven over 2008; vernietigt de bestreden beschikking aan het oordeel van het hof onderworpen ter zake de verrekening van de alimentatie en de terugbetaling van de huurlasten en, in zoverre opnieuw beschikkende: bepaalt dat de man de door hem aan de vrouw betaalde partneralimentatie met betrekking tot de periode van 1 september 2008 tot en met 25 november 2008 als onverschuldigd betaald mag verrekenen met de toekomstige partneralimentatietermijnen; bepaalt dat de vrouw aan de man een bedrag dient te voldoen van € 4.500,- ter zake de huurlasten van de woning van de vrouw; bepaalt dat ieder der partijen de eigen proceskosten draagt; verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad; bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige; wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af. |
-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.
Uwwet.nl
Uwwet.nl