Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BM8199, Gerechtshof 's-Gravenhage , 200.052.530.01

Datum uitspraak: 26-05-2010
Inhoudsindicatie: Samenwonen als ware zij gehuwd: BW 1:160. Lotsverbondenheid wordt aanwezig geacht. Anders ligt dit ten aanzien van de gemeenschappelijke huishouding in deze zaak.





Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector

Uitspraak : 26 mei 2010
Zaaknummer : 200.052.530/01
Rekestnr. rechtbank : F1 RK 09-1069

[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoekster, tevens incidenteel verweerster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M.J.J.A. Ooms te Nieuwerkerk aan den IJssel,

tegen

[geintimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerder, tevens incidenteel verzoeker, in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. D.H.P.C. Glaudemans te Delft.





PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De vrouw is op 18 december 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 13 november 2009 van de rechtbank Rotterdam.

De man heeft op 11 februari 2010 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appel ingediend.

De vrouw heeft op 22 maart 2010 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.

Van de zijde van de vrouw is bij het hof op 14 januari 2010 een aanvullend stuk ingekomen.
Op 22 april 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, en de man, bijgestaan door zijn advocaat. De aanwezigen hebben het woord gevoerd, de raadslieden van partijen onder meer aan de hand van bij de stukken gevoegde pleitnotities.





PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.

Bij die beschikking is vastgesteld dat de alimentatieverplichting van de man met ingang van de datum van de gegeven beschikking zal eindigen. Het meer of anders verzochte is afgewezen. Deze beschikking is niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.





BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP

1. In geschil is de beëindiging van de door de man aan de vrouw te betalen uitkering tot levensonderhoud (hierna: de partneralimentatie).

2. De vrouw verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de verzoeken van de man niet-ontvankelijk te verklaren (het hof leest: de man in zijn verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren) dan wel de verzoeken af te wijzen.

3. De man bestrijdt het beroep en verzoekt het hof in het principaal appel af te wijzen hetgeen door de vrouw is verzocht. In het incidenteel appel verzoekt de man het hof de bestreden beschikking te vernietigen en te verklaren voor recht dat de alimentatieverplichting van de man met ingang 1 januari 2008 is beëindigd, althans de partneralimentatie met ingang van 1 januari 2008 te beëindigen dan wel op nihil te stellen, althans een ingangsdatum van de beëindiging c.q. nihilstelling te bepalen welke het hof juist acht. Voorts verzoekt de man het hof te bepalen dat de vrouw aan de man een bedrag verschuldigd is van € 13.004,21 ter zake onverschuldigde alimentatie, en de vrouw te veroordelen dit bedrag aan de man te betalen, te vermeerderen met elke alimentatietermijn, die door de man is betaald na mei 2009, voorts te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van indiening van het inleidende verzoekschrift althans de vrouw te veroordelen tot betaling van een zodanig bedrag als het hof juist acht. Tevens verzoekt de man het hof de vrouw te veroordelen in de proceskosten in beide instanties.

4. De vrouw verzet zich tegen het incidenteel appel van de man.

5. De vrouw stelt zich - kort samengevat - op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat een samenzijn gedurende een aantal dagen per week en vakanties kan worden aangemerkt als samenwonen. Daarnaast is door de rechtbank, op basis van het onderzoeksrapport van Bureau De Rijk, ten onrechte overwogen dat sprake is van een gemeenschappelijke huishouding en wederzijdse verzorging tussen de vrouw en de heer [X]. De vrouw stelt dat het op de weg van de man ligt om aan te tonen dat zij en de heer [X] niet een gescheiden financiële huishouding voeren.

6. De man is - kort samengevat - van mening dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld dat de vrouw samenwoont met de heer [X]. De man stelt dat sprake is van een gemeenschappelijke huishouding en wederzijdse verzorging. Uit het onderzoeksrapport van het Bureau De Rijk blijkt dat de heer [X] 53 van de 55 observatiedata bij de vrouw verbleef.

In incidenteel appel stelt de man dat reeds eerder dan de datum van de beschikking sprake was van een samenwonen tussen de vrouw en de heer [X].

7. De vrouw stelt in haar verweerschrift incidenteel appel dat haar relatie met de heer [X] zich in de loop van 2008 en 2009 duurzaam heeft ontwikkeld. Daarnaast is de vrouw van mening dat het vaststellen van een eerdere datum dan de bestreden beschikking niet redelijk is, nu zij niet in staat is de reeds ontvangen alimentatie terug te betalen.

8. Het hof overweegt als volgt.

Artikel 1:160 BW

9. Het hof stelt voorop dat voor een bevestigende beantwoording van de vraag of sprake is van een samenleving met een ander als ware zij gehuwd in de zin van artikel 1:160 BW, uit vaste jurisprudentie van de HR volgt dat vereist is dat tussen de partners een affectieve relatie bestaat van duurzame aard die meebrengt dat zij elkaar wederzijds verzorgen, met elkaar samenwonen en een gemeenschappelijke huishouding voeren.

10. Uit de overgelegde stukken en het besprokene ter terechtzitting is het hof van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat
- de vrouw en de heer [X] gezamenlijk vakanties doorbrengen met hun beider kinderen;
- de heer [X] huishoudelijke klussen verricht op het adres van de vrouw, zoals de hond uitlaten, de woning met vlaggetjes versieren en boodschappen het huis binnen brengen;
- de vrouw maakt gebruik van de auto van de heer [X];
- de heer [X] viert zijn verjaardag ten huize van de vrouw;
- de heer [X] voelt zich in vergaande mate verantwoordelijk voor de kinderen, hetgeen onder meer blijkt uit zijn aanwezigheid ten huize van de vrouw als zij bij haar moeder overnacht;
- de heer [X] presenteert zich als de (stief)vader van de kinderen van partijen;
- de heer [X] begeleidt de zoon van de vrouw naar de voetbal;
- de heer [X] neemt zorgtaken over indien en zolang de vrouw last heeft van hernia;
- de heer [X] verblijft gedurende de weekends in de regel bij de vrouw.
Nu de vrouw heeft erkend dat zij een affectieve relatie heeft met de heer [X], welke thans al meer dan jaar duurt, staat voor het hof vast dat aan de criteria van een duurzame, affectieve relatie is voldaan. De vraag is of is voldaan aan de overige criteria.

Samenwoning en lotsverbondenheid

11. Uit het voorgaande vloeit voort dat naar het oordeel van het hof sprake is van lotsverbondenheid. De heer [X] neemt immers de zorg van de kinderen over indien de vrouw door omstandigheden daartoe niet zelf in staat is en presenteert zich naar buiten samen met de vrouw als een gezin, zij gaan samen met hun kinderen op vakantie, maken gebruik van elkaars auto’s en de vrouw doet boodschappen voor de weekends wanneer de heer [X] bij haar is en in zoverre is sprake van verzorging en lotsverbondenheid.
Het standpunt van de vrouw, dat de heer [X] uitsluitend in de weekenden en van woensdag op donderdag bij haar verblijft, is in strijd met haar stellingen, dat de heer [X] ook bij haar overnacht indien de zorg voor de kinderen dit verlangt. Dit impliceert bovendien, dat de heer [X] in die situatie ook feitelijk de dagelijkse zorg voor de kinderen op zich heeft genomen.
Aldus concludeert het hof, dat sprake is van samenwoning als ware zij gehuwd. Dat [X] nog een ander woonadres aanhoudt, maakt dat niet anders. In dat verband overweegt het hof als volgt.
De vrouw heeft onder meer gesteld, dat de heer [X] maandelijks een bedrag van € 1.400,- aan woonkosten betaalt, maar zij heeft deze stelling in het geheel niet onderbouwd. Zij stelt dat aannemend dat sprake zou zijn van samenwoning - het voordeliger zou zijn om de woning van de hand te doen, waardoor de heer [X] zich de woonkosten van die woning zou kunnen besparen.

De man heeft deze stelling gemotiveerd bestreden en heeft onder overlegging van bescheiden betreffende gelijkwaardige woningen betoogd, dat het door de vrouw genoemde bedrag aan woonkosten voor de woning van de heer [X] volstrekt onaannemelijk is.
Het hof is dan ook van oordeel dat, hoewel niet aannemelijk is dat de heer [X] de door de vrouw genoemde hoge woonlasten heeft, hij wel de beschikking heeft over een eigen woonadres.

Gemeenschappelijke huishouding

12. Het hof zal vervolgens beoordelen of sprake is van een gemeenschappelijke huishouding en van wederzijdse verzorging. Van wederzijdse verzorging is slechts sprake indien de samenwonenden in feite elk hetzij bijdragen in de kosten van de gezamenlijke huishouding dan wel op een andere wijze in elkaars onderhoud voorzien, waarbij gedacht moet worden aan een taakverdeling. Daarbij dient als uitgangspunt te gelden dat artikel 1:160 BW restrictief moet worden uitgelegd. De toepassing van deze bepaling heeft immers tot gevolg dat betrokkene die met een ander is gaan samenleven als waren zij gehuwd, definitief een aanspraak op alimentatie jegens de gewezen echtgenoot verliest.

13. Het hof is gebleken dat de vrouw de heer [X] verzorgt op de dagen dat hij bij haar verblijft nu zij ter terechtzitting heeft verklaard dat de kosten van het verblijf van de heer [X] bij haar niet worden verrekend. Daarnaast is gebleken dat de heer [X] de vrouw verzorgt door zijn auto ter beschikking te stellen, diverse klussen in huis te verrichten en het zoontje van de vrouw naar de voetbal brengt. Bovendien is gebleken dat de vrouw en heer [X] gezamenlijk, doch ook ieder afzonderlijk boodschappen doen. Op basis van de overgelegde stukken kan wel worden vastgesteld, dat sprake is van enige en wellicht toenemende mate van verzorging, maar niet kan worden vastgesteld, dat de vrouw en de heer [X] thans een zodanig financiële betrokkenheid hebben, dat zij geacht worden een gezamenlijke huishouding te voeren.

Conclusie

14. Het bovenstaande brengt mee, dat de bestreden beschikking geen stand houdt, dat deze zal worden vernietigd en dat het inleidend verzoek van de man alsnog zal worden afgewezen. Dit oordeel brengt bovendien mee, dat het incidenteel appel geen bespreking behoeft.
De man heeft nog wel aangevoerd, dat de vrouw in toenemende mate in haar eigen onderhoud kan dan wel geacht moet worden te kunnen voorzien, maar hij heeft daaraan geen verzoek verbonden, zodat het hof aan die stelling, die door de vrouw gemotiveerd is bestreden, voorbij gaat. Voor een veroordeling van de vrouw in de proceskosten is geen grond aanwezig.





BESLISSING OP HET PRINCIPAAL EN HET INCIDENTEEL HOGER BEROEP

Het hof:

vernietigt de bestreden beschikking en, in zoverre opnieuw beschikkende:

wijst het inleidende verzoek van de man alsnog af.





Deze beschikking is gegeven door mrs. Dusamos, Husson en Bos, bijgestaan door mr. Pol als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 mei 2010.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl