Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BO1465, Gerechtshof Leeuwarden , 200.071.979

Datum uitspraak: 05-10-2010
Inhoudsindicatie: Huurrecht echtelijke woning. Belangenafweging.





Uitspraak

Beschikking d.d. 5 oktober 2010
Zaaknummer 200.071.979

HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN

Beschikking in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. A.H. Lanting, kantoorhoudende te Leeuwarden,

tegen

[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. J.F. Rouwé-Danes, kantoorhoudende te Leeuwarden.

Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 23 december 2009 heeft de rechtbank bepaald dat de vrouw met ingang van 30 december 2009 met uitsluiting van de man huurder zal zijn van de echtelijke woning.

Het geding in hoger beroep
Bij aanvullend beroepschrift (ingediend in de zaak met nummer 200.051.896), binnengekomen op de griffie op 12 januari 2010, heeft de man verzocht de beschikking van 23 december 2009 te vernietigen en opnieuw beslissende, alsnog bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de man bij uitsluiting van de vrouw huurder zal zijn van de echtelijke woning, met bevel aan geïntimeerde deze woning te verlaten.

Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 27 januari 2010, heeft de vrouw het verzoek bestreden en verzocht om bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad de man in zijn aanvullend appelschrift niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel hem het daarbij ingestelde verzoek te ontzeggen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, met veroordeling van de man in de kosten van deze procedure.

Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken.

Ter zitting van 6 september 2010 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de man en de vrouw, bijgestaan door hun advocaat.





De beoordeling

De vaststaande feiten
1. Partijen zijn op [trouwdag] met elkaar gehuwd. Uit de voorhuwelijkse relatie tussen partijen is op [1997] [kind 1] geboren en op [2000] [kind 2].

2. In haar inleidend verzoekschrift heeft de vrouw onder meer verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken en te bepalen dat de vrouw in de plaats wordt gesteld als huurder van de echtelijke woning.

3. Bij beschikking van 30 september 2009 is - onder meer - de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De man heeft zijn tegen die beschikking ingestelde hoger beroep op 6 september 2010 ingetrokken.

4. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank beslist zoals hiervoor is weergegeven onder 'Het geding in eerste aanleg'. De man heeft tegen die beschikking hoger beroep ingesteld.

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5. Nu de vrouw de Nederlandse en de man de Canadese nationaliteit heeft, draagt de zaak een internationaal karakter. Het hof neemt over hetgeen de rechtbank in de (tussen)beschikking van 30 september 2009 hieromtrent heeft overwogen. Dit betekent dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en het Nederlands recht van toepassing is op het verzoek inzake het huurrecht.





De overwegingen

6. Partijen verschillen van mening over de vraag aan wie van hen het huurrecht van de voormalige echtelijke woning dient toe te komen.

7. Het hof overweegt dat het toekennen van het huurrecht van de voormalige echtelijke woning aankomt op de afweging van de belangen van ieder van partijen. Het hof stelt vast dat beide partijen belang hebben bij het huurrecht van de woning, aangezien geen van beiden over alternatieve woonruimte beschikt. Afweging van de overige belangen van partijen leidt er echter toe dat het huurrecht van de woning aan de vrouw dient toe te komen. Het hof overweegt daartoe het volgende.

8. De vrouw heeft de zorg over de twee minderjarige kinderen van partijen en over twee kinderen uit een eerdere relatie van de vrouw. Alle vier de kinderen wonen bij de vrouw. De man stelt zich op het standpunt dat de twee kinderen uit de eerdere relatie bij de belangenafweging buiten beschouwing moeten worden gelaten, nu zij meerderjarig zijn en daarom volgens de man voor hun eigen huisvesting dienen te zorgen. Het hof volgt de man niet in dit standpunt. Weliswaar zijn de kinderen uit de eerdere relatie van de vrouw reeds jongmeerderjarig (zij zijn 18 en 19 jaar), maar op grond van de wet is de ouder ook voor jongmeerderjarigen onderhoudsplichtig. Het hof is van oordeel dat het bieden van huisvesting aan jongmeerderjarigen een vorm van onderhoud is. Daar komt bij dat de vier kinderen, dus óók de kinderen van de vrouw uit de eerdere relatie, ten tijde van de samenwoning van partijen ook tot het gezin van partijen behoorden. Gelet hierop dient bij de afweging van de belangen tevens te worden betrokken dat de vrouw huisvesting dient te verzorgen voor de kinderen uit haar eerdere relatie.

9. Bij de beoordeling van de verzoeken van partijen dient derhalve rekening te worden gehouden met de omstandigheid dat de vrouw een woning met voldoende slaapkamers nodig heeft. De man heeft de stelling van de vrouw, dat het aanbod van woningen met voldoende slaapkamers slechts beperkt is, niet betwist. Daarentegen volstaat voor de man een minder grote woonruimte, zodat hij meer mogelijkheden heeft bij het zoeken naar andere woonruimte. De vrouw heeft gesteld dat [kind 1] niet langer afwisselend twee weken bij de vrouw en twee weken bij de man wil verblijven, maar slechts nog een lang weekend per twee weken. De man heeft deze stelling weliswaar betwist, maar ook wanneer de huidige regeling met betrekking tot [kind 1] wordt gehandhaafd, betekent dit dat de man over voldoende woonruimte voor hem en één kind dient te beschikken, terwijl de woonruimte van de vrouw groot genoeg dient te zijn voor haar en vier kinderen. Vaststaat dat de voormalige echtelijke woning voldoende kamers heeft voor het gezin van de vrouw.

10. De man heeft aangevoerd dat de voormalige echtelijke woning dicht bij zijn werk is. Hoewel het hof inziet dat dit voor de man prettig is, overweegt het hof dat de man niet aannemelijk heeft gemaakt dat de voortzetting van zijn baan afhankelijk is van het wonen in de voormalige echtelijke woning.

11. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het belang van de vrouw bij het huurrecht van de woning zwaarder weegt dan het belang van de man daarbij. Het hof is derhalve met de rechtbank van oordeel dat het huurrecht van de woning aan de vrouw dient toe te komen.

Veroordeling in de proceskosten
12. Het hof is van oordeel dat de vrouw niet aannemelijk heeft gemaakt dat de man de onderhavige procedure enkel voert om haar dwars te zitten. Bovendien bestond er tussen partijen nog discussie over het huurrecht van de voormalige echtelijke woning. Daarom kan niet worden geoordeeld dat de man misbruik van zijn recht op hoger beroep heeft gemaakt door het geschil hieromtrent aan de appelrechter voor te leggen.

13. Het hof ziet dan ook in het door de vrouw met betrekking tot de proceskosten gestelde geen aanleiding af te wijken van het gebruikelijke uitgangspunt. Derhalve zullen, nu partijen gewezen echtgenoten zijn, de kosten van het geding in hoger beroep worden gecompenseerd in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

Slotsom
14. Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden bekrachtigd.





De beslissing

Het gerechtshof:

bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;

bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van het geding in hoger beroep draagt.





Deze beschikking is gegeven door mrs. Melssen, voorzitter, Idsardi en Schipmölder, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 oktober 2010 in bijzijn van de griffier.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl