Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-
Burgerlijk wetboek - boek 1 - personenrecht en familierecht
artikel 200 - rechtspraak

Onderwerp: ONTKENNING VADERSCHAP

Datum uitspraak: 31-10-2003
Rechtsgebied: Personen-en familierecht



De belangrijkste passage van de uitspraak en/of conclusie:
Bij de beoordeling van het hiertegen gerichte middel wordt vooropgesteld dat, naar ook het hof kennelijk tot uitgangspunt heeft genomen, de tekst van art. 1:200 BW zich niet ertegen verzet dat het kind gedurende zijn minderjarigheid, vertegenwoordigd door een daartoe benoemde bijzondere curator, het vaderschap ontkent en een verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning bij de rechtbank indient en dat de wettekst evenmin aanknopingspunten biedt voor het stellen van de eis dat het kind in staat is tot een redelijke waardering van de belangen die bij een dergelijk verzoek van hemzelf een rol spelen. Daarbij is mede in aanmerking te nemen dat de bijzondere curator bevoegd is het kind te vertegenwoordigen in een door de moeder of door de wettige vader ingeleide procedure tot ontkenning van vaderschap, welke procedure ingevolge art. 200 lid 5 BW moet worden ingeleid binnen een jaar na de geboorte van het kind, onderscheidenlijk een jaar nadat de wettige vader bekend is geworden met het feit dat hij vermoedelijk niet de biologische vader is van het kind. De wetgever heeft derhalve in het ingrijpende karakter van de hier aan de orde zijnde kwesties op zichzelf geen beletsel gezien voor de vertegenwoordiging te dier zake van een nog zeer jeugdig kind door een bijzondere curator. Weliswaar gaat het bij de zo-even genoemde procedures om gevallen waarin het kind, anders dan in het onderhavige geval, niet zelf het initiatief tot de ontkenning neemt, maar ook in die gevallen zal de bijzondere curator bij de bepaling van het in rechte naar voren te brengen standpunt van het kind moeten betrekken niet alleen of de ontkenning van het vaderschap gegrond moet worden verklaard, maar ook of het belang van het kind niet vergt dat een beslissing over het vaderschap pas wordt genomen wanneer het kind zelf zich daarover een weloverwogen oordeel kan vormen.

Ook overigens biedt de wetsgeschiedenis onvoldoende steun voor de opvatting dat in afwijking van de wettekst een verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning dat door de bijzondere curator namens een nog zeer jeugdig kind is ingediend niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard of in het algemeen niet voor toewijzing in aanmerking zou komen. Daarbij is te bedenken dat de wettelijke regeling erin voorziet dat door de bijzondere curator zelfstandig wordt getoetst of het belang van het kind is gediend met het al dan niet ontkennen van het vaderschap van de wettige vader en met de mogelijkheid dat het vervolgens door de biologische vader kan worden erkend, terwijl voor de gegrondverklaring van de ontkenning een beslissing van de rechter is vereist, die eveneens het belang van het kind centraal dient te stellen.

Er kunnen zich omstandigheden voordoen waarin het belang van een zeer jeugdig kind meebrengt dat over de ontkenning van het vaderschap niet wordt beslist voordat het kind zelf zich daarover een weloverwogen oordeel kan vormen. Daarvan is evenwel geen sprake in een geval als het onderhavige, waarin het kind wordt opgevoed in het gezin van zijn moeder en zijn biologische vader, die bereid is het kind te erkennen, terwijl de wettige vader heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen inwilliging van het verzoek en waarin naar het oordeel van de bijzondere curator het belang van het kind zich ertegen verzet dat de juridische band met de voormalige echtgenoot van de moeder blijft voortduren totdat het kind zelf zich daarover een weloverwogen oordeel kan vormen, terwijl naar het oordeel van de bijzondere curator het belang van het kind ermee is gediend dat het kan worden erkend door zijn biologische vader, opdat de juridische status van het kind niet langer zal afwijken van zijn fysieke, sociale (emotioneel-psychologische) en maatschappelijke werkelijkheid. In een dergelijk geval moet worden aangenomen dat het belang van het kind bij het behouden van de mogelijkheid zelf op een later tijdstip ervoor te kiezen een met de biologische werkelijkheid strijdige juridische situatie te laten voortbestaan, nog maar zo weinig gewicht in de schaal legt dat het niet opweegt tegen het belang van het kind en de overige betrokkenen dat de juridische status van het kind in overeenstemming wordt gebracht met de biologische werkelijkheid, zoals deze volgens alle betrokkenen is. Zulks is slechts anders indien concrete aanwijzingen bestaan dat het eerstgenoemde belang nog wel van voldoende gewicht is.


Klik hier voor de hele uitspraak.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl