Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-
Burgerlijk wetboek, boek 1
artikel 1:245

LJN: BL9034, Gerechtshof Amsterdam , 200.023.667/01

Datum uitspraak: 16-02-2010
Rechtsgebied: Personen-en familierecht
Inhoudsindicatie: onbevoegdheid tot uitoefening van het ouderlijk gezag, verzoek van een ouder tot beëindiging van het gezamenlijk gezag en te bepalen dat het gezag voortaan aan deze ouder alleen toekomt.





Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER

BESCHIKKING van 16 februari 2010 in de zaak met landelijk zaaknummer 200.023.667/01 van:

[…],
wonende te […],
APPELLANTE,
advocaat: mr. J.C. de Dood te Zaandam, gemeente Zaanstad,

t e g e n

[…],
wonende te […],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. W. Schmidt te Velsen-Zuid, gemeente Velsen.





1. Het geding in hoger beroep

1.1. Appellante en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de moeder en de vader genoemd.

1.2. De moeder is op 29 januari 2009 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 11 november 2008 van de kinderrechter in de rechtbank te Haarlem, met kenmerk 148476/08-2656.

1.3. De vader heeft op 18 maart 2009 een verweerschrift ingediend.

1.4. De moeder heeft op 6 april 2009 nadere stukken ingediend.

1.5. De zaak is op 29 april 2009 ter terechtzitting behandeld. Het hof heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de Raad) verzocht een onderzoek te verrichten naar de vraag of sprake is van (een) contra-indicatie(s) voor het uitoefenen van gezamenlijk gezag als bedoeld in artikel 1:251a Burgerlijk Wetboek, te weten dat:
a) er een onaanvaardbaar risico is dat de hierna te noemen minderjarige […] klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of;
b) wijziging van het gezag anderszins in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk is;
Voorts heeft het hof de Raad verzocht omtrent de resultaten van het onderzoek schriftelijk rapport met advies uit te brengen. Het hof heeft hierop de zaak aangehouden en van het verhandelde ter zitting proces-verbaal opgemaakt.

1.6. Op 30 oktober 2009 heeft het hof een door de Raad op 28 oktober 2009 opgesteld rapport ontvangen.

1.7. Op 24 november 2009 heeft de moeder een schriftelijke reactie op het door de Raad in zijn rapport gegeven advies ingediend.

1.8. De behandeling van de zaak is voortgezet ter terechtzitting van 6 januari 2010, alwaar zijn verschenen:
• de moeder, bijgestaan door mr. S.D. Bhagwandin, advocaat te Zaandam, gemeente Zaanstad;
• de vader, bijgestaan door mr. H. Blaauw, advocaat te Velsen-Zuid, gemeente Velsen;
• W. Spies namens de Raad.





2. De feiten

2.1. Partijen hebben vanaf januari 2001 tot februari 2007 een relatie gehad. Uit deze relatie is [in] 2003 geboren […] (hierna: [de minderjarige]). De vader heeft [de minderjarige] erkend. [de minderjarige] verblijft bij de moeder.

2.2. De vader is van 2 september 2005 tot 2 mei 2008 gedetineerd geweest, vanwege de mishandeling van zijn moeder, die haar dood tot gevolg heeft gehad. Hij is tijdens het laatste gedeelte van zijn detentie, vanaf mei 2007, voor behandeling opgenomen geweest in […] te […], een kliniek voor forensische GGZ.

2.3. Bij beschikking van 26 april 2006 van de rechtbank te Haarlem, sector kanton, locatie Haarlem, zijn partijen op hun daartoe strekkend gezamenlijk verzoek gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige].





3. Het geschil in hoger beroep

3.1. Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de moeder het gezamenlijk gezag te beëindigen en te bepalen dat zij met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] wordt belast, afgewezen.

3.2. De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, haar inleidend verzoek alsnog toe te wijzen althans een zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht.

3.3. De vader verzoekt de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek dan wel haar verzoek af te wijzen.





4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1. Het hof stelt voorop dat de moeder ontvankelijk is in haar verzoek. De relatie tussen partijen is geëindigd nadat het verzoek om gezamenlijk gezag over [de minderjarige] is toegewezen, dit houdt derhalve een wijziging van omstandigheden in.

4.2. Aan de orde is de vraag of er gronden aanwezig zijn het gezamenlijk ouderlijk gezag van partijen over [de minderjarige] te beëindigen en de moeder alleen met het gezag te belasten. De moeder stelt dat deze vraag bevestigend dient te worden beantwoord, in de eerste plaats omdat de geestvermogens van de vader zodanig zijn gestoord, dat hij onbevoegd tot uitoefening van het gezag moet worden geacht. Daarnaast bestaat volgens haar het gevaar dat [de minderjarige] klem of verloren zal raken tussen haar ouders. Aangezien de vader geruime tijd noch met de moeder noch met [de minderjarige] contact heeft gehad, leidt het gezamenlijk gezag ertoe dat [de minderjarige] in een onduidelijke en onrustige situatie is komen te verkeren, hetgeen niet in haar belang is, aldus de moeder.
De vader heeft het standpunt van de moeder gemotiveerd betwist.

4.3. Het hof overweegt als volgt.
Volgens de Raad stonden in de relatie van partijen de persoonlijke problemen van de vader sterk op de voorgrond en was er sprake van roekeloos en agressief gedrag en alcoholmisbruik door hem. [de minderjarige] is daarvan echter noch getuige noch slachtoffer geweest; zij heeft gezien haar jonge leeftijd zo goed als geen herinneringen aan deze periode, aldus de Raad.

Vaststaat dat de relatie van partijen tijdens het grootste deel van de detentieperiode van de vader heeft voortgeduurd. In deze periode heeft de vader geruime tijd psychologische/psychiatrische hulp ontvangen. In de periode tot februari 2007 is de relatie van partijen in stand gebleven en heeft de moeder de vader geregeld tezamen met [de minderjarige] bezocht. Na februari 2007 is [de minderjarige] nog enkele malen met familieleden van de vader meegegaan op bezoek bij hem, laatstelijk tegen het einde van zijn detentie.

Volgens de Raad is thans niet gebleken van alcoholgerelateerd gedrag of agressieproblematiek bij de vader en zijn er geen feiten of signalen over de vader bekend die tot gevolg hebben dat aan [de minderjarige]’s veiligheid zou moeten worden getwijfeld. Uit het Raadsonderzoek is niet naar voren gekomen dat het gezamenlijk gezag niet in [de minderjarige]’s belang zou zijn of dat de vader misbruik van zijn gezag zou hebben gemaakt. Dat hij niet in staat is om, met de moeder, invulling te geven aan zijn gezag, heeft meer te maken met de keuze van de moeder om zich te onttrekken aan contacten met de vader en aan de voor haar pijnlijke gezinsgeschiedenis. Er zijn dan ook geen zwaarwegende redenen om het gezag te wijzigen, aldus de Raad. Ter zitting in hoger beroep heeft de Raad hieraan toegevoegd dat er geen onaanvaardbaar risico bestaat dat [de minderjarige] tussen de ouders klem of verloren zou raken.

4.4. Gelet op de bevindingen van de Raad heeft de moeder, in het licht van de gemotiveerde betwisting door de vader, onvoldoende onderbouwd dat de vader onbevoegd is tot het gezag. Voorts staat niet vast dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat [de minderjarige] klem of verloren zou raken tussen haar ouders dan wel dat gezagswijziging anderszins in [de minderjarige]’s belang noodzakelijk is. Bij de totstandkoming van het gezamenlijk gezag moet de moeder hebben geweten dan wel behoorde zij te beseffen waarmee zij instemde, gelet op hetgeen is voorgevallen tijdens haar relatie met de vader, de detentie van de vader en zijn onmogelijkheid daardoor het gezag over [de minderjarige] feitelijk uit te oefenen.
Dat [de minderjarige] reeds lange tijd geen omgang met de vader heeft gehad, berust op de keuze van de moeder en is voor de beantwoording van de voorliggende vraag ten aanzien van het gezag niet doorslaggevend.
Het hof beseft dat de moeder wantrouwend staat ten opzichte van de vader en dat zij daardoor contact met hem afhoudt. [de minderjarige] heeft er echter recht op te weten wie haar vader is en partijen dienen zich er voor in te zetten dat zij weer met elkaar kunnen praten over [de minderjarige]. Volgens vaste rechtspraak brengt het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders niet zonder meer mee dat in het belang van het kind het gezag aan één van de ouders moet worden toegekend. Het hof is dan ook van oordeel dat geen grond aanwezig is om het gezamenlijk gezag te beëindigen en de moeder alleen met het gezag te belasten.


4.5. Dit leidt tot de volgende beslissing.





5. Beslissing

Het hof:

bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.





Deze beschikking is gegeven door mrs. M.M.A. Gerritzen-Gunst, C.G. Kleene-Eijk en R.G. Kemmers in tegenwoordigheid van mr. F.L.A. Straathof als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2010.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl