Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BO3724, Gerechtshof Leeuwarden , 200.049.677
Datum uitspraak: 04-11-2010

Inhoudsindicatie: Verhuizing van moeder met de kinderen heeft niet tot gevolg dat het hoofdverblijf van de kinderen moet worden gewijzigd. Geen zwaarwegende belangen aanwezig om dat hoofdverblijf te wijzigen.





Uitspraak

Beschikking d.d. 4 november 2010
Zaaknummer 200.049.677

HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN

Beschikking in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. B.M.A.H. Verschure, kantoorhoudende te Almere,

tegen

[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat voorheen mr. Y. van Maarwijck, thans mr. I. Kruiders, kantoorhoudende te Enschede.





Het geding in eerste aanleg

Bij beschikking van 26 augustus 2009 heeft de rechtbank Assen - voor zover voor dit hoger beroep van belang - de moeder toestemming verleend om met de minderjarigen [kind 1] (hierna: [kind 1]) en [kind 2] (hierna: [kind 2]), beiden geboren op [2001], en [kind 3] (hierna: [kind 3]), geboren op [2005], naar Groningen te verhuizen. Voorts heeft de rechtbank een omgangsregeling vastgesteld, inhoudende dat de minderjarigen één weekend per veertien dagen van vrijdagavond 17:00 uur tot zondagavond 18:30 uur bij de vader verblijven, alsmede een in onderling overleg tussen partijen vast te stellen gedeelte van de schoolvakanties.





Het geding in hoger beroep

Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 24 november 2009, heeft de vader verzocht de beschikking van 26 augustus 2009 te vernietigen en opnieuw beslissende te bepalen primair dat de kinderen voortaan hoofdverblijf bij hem zullen hebben waarbij als reguliere omgangsregeling tussen de kinderen en de moeder zal gelden dat de kinderen gedurende één weekend in de veertien dagen (in 2009 de oneven weekenden en in 2010 de even weekenden) van vrijdag uit school tot maandagochtend bij de moeder zullen verblijven, waarbij de moeder de kinderen naar school brengt en waarbij voor de vakanties en feestdagen de regeling zal gelden zoals in het appelschrift is verwoord. Subsidiair heeft de vader verzocht te bepalen dat de kinderen hoofdverblijf bij hem zullen hebben en te bepalen dat er omgang tussen de kinderen en de moeder zal zijn, inhoudende dat de kinderen gedurende één weekend in de 14 dagen (in 2009 de oneven weekenden en in 2010 de even weekenden) van vrijdag uit school tot maandagochtend bij de moeder zullen verblijven, waarbij de moeder de kinderen naar school brengt en waarbij voor de vakanties en feestdagen zal gelden de regeling zoals opgenomen onder het primair verzochte, waarbij de moeder de gelegenheid krijgt om binnen één jaar, te rekenen vanaf 31 december 2009, te gaan verhuizen naar een woonplaats gelegen binnen een straal van 10 kilometer van de woonplaats van de vader, waarna partijen de zorg voor de kinderen gaan delen in die zin dat de kinderen afwisselend de ene week aaneengesloten bij de moeder verblijven en de andere week aaneengesloten bij de vader, waarbij voorts wordt bepaald dat voor het geval de moeder niet is verhuisd binnen de gestelde termijn van één jaar, de kinderen hun hoofdverblijf bij de vader zullen hebben, met handhaving van de omschreven omgangsregeling. Voorts heeft de man meer subsidiair - voor de situatie waarin de beschikking waarvan beroep wordt bekrachtigd op het onderdeel van het hoofdverblijf - verzocht de vastgestelde omgangsregeling te vernietigen en te bepalen dat een zorgregeling zal gelden inhoudende dat de kinderen gedurende drie achtereenvolgende weekenden (eerste drie weekenden van de maand) bij de vader zullen verblijven om vervolgens het opvolgende vierde weekend bij de moeder te zijn, terwijl de kinderen ook gedurende alle marge- en studiedagen bij de vader zullen verblijven, alsmede jaarlijks gedurende de krokusvakantie en overigens conform de bij het primaire verzoek geformuleerde vakantie- en feestdagenregeling. Ten slotte heeft de vader meest subsidiair - voor het geval de bestreden beschikking op het onderdeel van het hoofdverblijf wordt bekrachtigd - verzocht de vastgestelde omgangsregeling te vernietigen en te bepalen dat de kinderen gedurende één weekend in de 14 dagen (in 2009 de even weekenden en in 2010 de oneven weekenden) van vrijdag uit school (de vader haalt de kinderen uit school) tot maandagochtend bij hem zullen verblijven, waarbij hij de kinderen naar school brengt, met maandelijks één extra omgangsweekend, welk weekend telkens zal betreffen het weekend volgende op het 1e weekend van de maand en waarbij de kinderen alle marge- en studiedagen en de jaarlijkse krokusvakantie bij de vader zullen verblijven en voorts de regeling zal gelden zoals opgenomen onder het primair verzochte.

Van de moeder is geen verweerschrift binnengekomen.

Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder de volgende stukken:
- een brief van 24 december 2009 van de Raad voor de Kinderbescherming;
- een brief van 1 februari 2010 en een brief van 4 augustus 2010 van mr. Van Maarwijck;
- een faxbericht van 6 augustus 2010 en een faxbericht van 13 augustus 2010 van mr. Verschure;
- een faxbericht van 13 augustus 2010 van mr. Kruiders.
Ter zitting van 6 september 2010 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de vader en de moeder, beiden bijgestaan door hun advocaat. Door mr. Verschure en door
mr. Kruiders zijn pleitaantekeningen overgelegd.





De beoordeling

Te laat binnengekomen stukken
1. Van mr. Verschure en van mr. Kruiders zijn op 26 augustus 2010 brieven, gedateerd 25 augustus 2010, met bijlagen bij de griffie van het hof binnengekomen. Deze stukken zijn gelet op de daarop vermelde data in strijd met artikel 1.4.3. van het procesreglement niet ten spoedigste aan het hof toegezonden. Daarom zal het hof deze stukken buiten beschouwing laten.

De vaststaande feiten
2. Uit het huwelijk tussen partijen zijn [kind 1], [kind 2] en [kind 3] geboren. Partijen hebben gezamenlijk het gezag over de minderjarigen. De minderjarigen hebben hun hoofdverblijf bij de moeder.

3. Het huwelijk tussen partijen is op 25 april 2007 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 7 maart 2007 in de registers van de burgerlijke stand.

4. Partijen hebben op 31 oktober 2006 een convenant ten behoeve van kinderen ondertekend. Bij dat convenant is onder meer overeengekomen dat partijen overgaan tot het co-ouderschap en het gezag delen, waarbij zij besluiten bij elkaar in de buurt te blijven wonen. Voorts is overeengekomen dat de kinderen het hoofdverblijf bij de moeder hebben en dat zij om het weekend naar de vader gaan, waarbij hij hen op vrijdag om 17:00 uur ophaalt en op zondagmiddag om 18:45 uur weer terugbrengt. Voorts hebben partijen afgesproken dat de vader de kinderen elke week op donderdagmiddag uit school haalt en om 19:00 uur weer bij de moeder brengt.

5. Naar aanleiding van het inleidend verzoek van de vader heeft de rechtbank beslist zoals hiervoor is weergegeven onder 'Het geding in eerste aanleg'. De vader heeft tegen die beslissing hoger beroep ingesteld.





De overwegingen

Het hoofdverblijf van de kinderen
6. Tussen partijen is in geschil bij wie van hen de kinderen hun hoofdverblijf moeten hebben. De vader stelt zich op het standpunt dat het niet in het belang van de kinderen is dat zij met de moeder naar Groningen zijn verhuisd. Indien de moeder buiten de voormalige gezamenlijke woonplaats een frisse start had willen maken, had het naar de mening van de vader voor de hand gelegen dat zij dit zou doen op een wijze die niet de ingrijpende gevolgen zou hebben voor het contact tussen hem en de kinderen die nu aan de orde zijn. Nu zij wel op deze grote afstand is gaan wonen, dient het hoofdverblijf van de kinderen volgens de vader bij hem te worden bepaald.

7. De moeder wijst erop dat zij gedurende het huwelijk van partijen en nu nog steeds de zorg voor de kinderen heeft gehad en dat zij daaraan gewend zijn. De kinderen hebben in Groningen hun hobby's en vrienden. De nieuwe omgeving is volgens de moeder inmiddels de vertrouwde omgeving van de kinderen geworden. Zij stelt dat de ontwikkeling van de kinderen progressief verloopt en dat de schoolresultaten voldoende zijn.

8. Het hof overweegt dat het in beginsel in het belang van een kind is dat zijn hoofdverblijf niet wordt gewijzigd. Slechts wanneer zwaarwegende belangen van dat kind zich verzetten tegen een langer (hoofd)verblijf bij de betreffende ouder, kan er aanleiding zijn de gewone verblijfplaats te wijzigen. Van zodanige zwaarwegende belangen is met name sprake, wanneer blijkt dat de ouder bij wie het kind zijn gewone verblijfplaats heeft ernstig tekort schiet in de verzorging en opvoeding van dit kind.

9. De vader heeft gesteld noch aangetoond dat de moeder tekort schiet in de verzorging en opvoeding van de kinderen. Het hof ziet op grond van het dossier ook geen aanleiding om dat te vermoeden. Noch door de school noch door anderen zijn meldingen gemaakt van eventuele problemen met betrekking tot de verzorging of opvoeding door de moeder van de kinderen. Voorts geven ook de stukken in het dossier geen blijk van problemen in de ontwikkeling van de kinderen. Weliswaar is [kind 2] op school blijven zitten, maar er kan niet worden geconcludeerd dat dit is te wijten aan de wijze van verzorgen en opvoeden van de kinderen door de moeder. Het hof sluit niet uit dat de problemen van [kind 2] het gevolg zijn van de wijze waarop de ouders na hun echtscheiding (niet) met elkaar communiceren, in welk geval deze problemen ook zouden zijn ontstaan wanneer de kinderen hun hoofdverblijf bij de vader zouden hebben gehad.

10. Gelet op het voorgaande zijn er naar het oordeel van het hof geen redenen op grond waarvan geconcludeerd moet worden dat er zwaarwegende belangen zijn die zich tegen een langer verblijf van de kinderen bij de moeder verzetten. De door de vader verzochte wijziging van het hoofdverblijf kan derhalve niet in het belang van de kinderen worden geacht.

Raadsonderzoek
11. Het hof ziet in hetgeen de vader heeft aangevoerd geen aanleiding om een (raads)onderzoek te laten uitvoeren. Het hof overweegt daartoe dat de rechtbank in eerste aanleg mevrouw drs. J.A.M. Hendriks tot deskundige heeft benoemd. Zij heeft als ontwikkelingspsycholoog en gecertificeerd NMI-mediator een deskundigenonderzoek verricht en de resultaten daarvan in een rapport neergelegd. Naar het oordeel van het hof zal een aanvullend (raads)onderzoek niet tot meer relevante informatie leiden dan uit dat rapport van drs. Hendriks volgt.

De omgangsregeling
12. Ten aanzien van de door de vader verzochte omgangsregeling overweegt het hof dat de kinderen, toen zij nog niet met de moeder waren verhuisd, niet alleen één keer per veertien dagen een weekend bij de vader waren, maar ook op de donderdagen bij hem verbleven. Door de verhuizing van de moeder naar Groningen is dit omgangsmoment op de donderdagen niet langer te realiseren en bovendien ook niet in het belang van de kinderen te achten. De omgang tussen de vader en de kinderen is derhalve beperkt door de verhuizing, terwijl de kinderen niet alleen tegenover de vader, maar ook tegenover mevrouw Hendriks hebben verklaard dat zij graag vaker omgang met de vader willen hebben. Het hof stelt echter vast dat de moeder de kinderen hiertoe geen ruimte en gelegenheid biedt.

13. Nu de omgangsregeling door de verhuizing van de moeder is beperkt en de kinderen hebben aangegeven juist meer contact met de vader te willen hebben, is het hof van oordeel dat de gebruikelijke omgangsregeling van één weekend per veertien dagen in casu ontoereikend is. De door de vader in zijn meer subsidiaire en meest subsidiaire verzoeken gevraagde omgangsregeling, die beide neerkomen op drie weekenden omgang per vier weken, zijn naar het oordeel van het hof echter te belastend voor de kinderen. Het hof zal daarom een omgangsregeling vaststellen, waarbij de kinderen van de zeven weekenden vier bij de vader doorbrengen op de wijze zoals omschreven in het dictum van deze beschikking. Het hof is van oordeel dat het wegvallen van de omgang op de donderdagen op deze wijze voldoende wordt gecompenseerd en dat tegemoet wordt gekomen aan de wens van de kinderen meer omgang met de vader te hebben. Volledigheidshalve memoreert het hof in dit kader de toezegging van de moeder om de kinderen ongestoord contact met hun vader te laten hebben via telefoon en internet.

14. Gebleken is dat de overdracht van de kinderen van de moeder naar de vader in de zomervakantie van 2010 tot problemen heeft geleid. Gelet op de strijd die tussen de ouders gaande is en het gebrek aan communicatie tussen hen, twijfelt het hof er aan of partijen in staat zijn om in goed onderling overleg de vakanties te verdelen. Het hof ziet zich daarom genoodzaakt ook ten aanzien van de vakanties een gedetailleerde regeling vast te stellen. Die vakantieregeling zal luiden zoals in het dictum van deze beschikking is weergegeven. Het hof benadrukt dat de omgangsweekenden die in de vakantie vallen niet tot compensatie leiden.

15. Het hof zal thans geen dwangsom vaststellen om de nakoming van de omgangsregeling af te dwingen, maar wijst partijen erop dat zij de in deze beschikking vastgestelde omgangsregeling stipt dienen na te komen. Slechts na goed onderling overleg kunnen partijen overeenkomen dat er op een ander tijdstip omgang zal plaatsvinden. Het hof merkt daarbij op dat onder goed onderling overleg niet wordt verstaan dat de omgangsregeling door middel van een eenzijdige mededeling c.q. een dictaat aan de andere partij wordt gewijzigd.

16. Het hof is zich ervan bewust dat de omstandigheid, dat de vast te stellen omgangsregeling zeer gedetailleerd is, ertoe kan leiden dat de kinderen een aantal speciale dagen, zoals vaderdag, moederdag en verjaardagen van de ouders en familieleden, bij de andere ouder doorbrengen dan voor wie die speciale dagen bedoeld zijn. Het zijn echter partijen die door hun houding jegens elkaar een dergelijke gedetailleerde omgangsregeling en de strikte nakoming daarvan noodzakelijk maken.

Slotsom
17. De beschikking waarvan beroep dient gedeeltelijk te worden vernietigd en er zal opnieuw worden beslist zoals hieronder aangegeven.





De beslissing

Het gerechtshof:

bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor zover daarbij het verzoek van de vader tot wijziging van het hoofdverblijf van de minderjarigen is afgewezen;

vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover daarbij de omgangsregeling tussen de minderjarigen en de vader is vastgesteld;

en in zoverre opnieuw beslissende:
stelt tussen de vader en de minderjarigen [kind 1], geboren op [2001], [kind 2], geboren op [2001], en [kind 3], geboren op [2005], de volgende omgangsregeling vast:
- de minderjarigen verblijven in een periode van zeven weken telkens vier weekenden bij de vader, te weten het eerste, derde, vijfde en zesde weekend. Deze regeling gaat in het eerste weekend na de datum van deze beschikking;
- de omgang tussen de vader en de minderjarigen vangt tijdens een omgangsweekend aan op vrijdagmiddag om 17:00 uur en eindigt op zondagavond om 18:30 uur;
- gedurende de zomervakantie verblijven de kinderen in de oneven jaren (2011, 2013, enzovoort) de eerste drie weken bij de vader en de laatste drie weken bij de moeder; in de even jaren (2012, 2014, enzovoort) verblijven de kinderen de eerste drie weken van de zomervakantie bij de moeder en de laatste drie weken bij de vader;
- de meivakantie wordt bij helfte gedeeld, waarbij de kinderen in de oneven jaren de eerste helft bij de moeder doorbrengen en de tweede helft bij de vader; in de even jaren is dit omgekeerd;
- de voorjaars- en herfstvakantie wordt afwisselend in zijn geheel bij de vader of de moeder doorgebracht; in de oneven jaren zullen de kinderen de voorjaarsvakantie bij de moeder doorbrengen en de herfstvakantie bij de vader; in de even jaren zullen de kinderen in de voorjaarsvakantie bij de vader en de herfstvakantie bij de moeder verblijven;
- de kerstvakantie wordt bij helfte gedeeld, waarbij de kinderen in de even jaren de eerste helft van de vakantie en de Kerstdagen bij de moeder zullen doorbrengen en de tweede helft van de vakantie en oud en nieuw bij de vader; in de oneven jaren zullen de kinderen de eerste helft van de vakantie en de Kerstdagen bij de vader verblijven en de tweede helft van de vakantie en oud en nieuw bij de moeder;

- partijen verdelen het halen en brengen naar evenredigheid;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af het meer of anders verzochte.





Deze beschikking is gegeven door mrs. Melssen, voorzitter, Idsardi en Schipmölder en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 november 2010 in bijzijn van de griffier.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl