




- rechtspraak
Datum uitspraak: 15-09-2010
De belangrijkste passage van de uitspraak en/of conclusie:
Voor wat betreft de verzoeken van ieder van de ouders om hem respectievelijk haar met het eenhoofdig gezag over de minderjarigen te belasten overweegt het hof als volgt.
Het hof zal deze zaak beoordelen in het licht van de Wet bevordering voortgezet ouderschap. Artikel 1: 251a, lid 1 BW is op dit verzoek van toepassing. Op grond van dit artikel kan de rechter na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed op verzoek van de ouders of van één van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Ingevolge artikel 1:253a, tweede lid BW kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag, welke regeling blijkens lid 2 sub b. kan omvatten de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.
Klik hier voor de hele uitspraak.
Uwwet.nl


