Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BO0986, Rechtbank Roermond , 100206 / FA RK 10-451

Datum uitspraak: 20-10-2010
Inhoudsindicatie:
De rechtbank verleent geen vervangende toestemming om te mogen verhuizen en verplicht de moeder om binnen drie maanden op straffe van een dwangsom terug te keren naar Roermond. De moeder heeft haar eigen belang laten prevaleren boven het belang van de minderjarige op een frequent contact met de vader. De moeder is zonder instemming van de vader en zonder vervangende toestemming van de rechtbank verhuisd. De moeder heeft de noodzaak om te verhuizen op geen enkele wijze onderbouwd. Zij heeft in haar nieuwe woonplaats geen werk, geen vaste woonruimte en ook geen familie. Bovendien heeft de moeder niet aannemelijk gemaakt dat de verhuizing een positief effect op de gezondheid van de minderjarige heeft (gehad).





Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht

Zaaknummer: 100206 / FA RK 10-451

Beschikking van 20 oktober 2010 betreffende ouderlijke verantwoordelijkheden

in de zaak van:

[de moeder],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen de moeder;
advocaat: mr.drs. I. Ligtelijn- Huisman;

tegen:

[de vader],

wonende te [woo[geboorteplaats], [adres],
hierna te noemen de vader,
advocaat: mr. C.F.L.A. van der Vegt- Boshouwers.

Als belanghebbende merkt de rechtbank tevens aan de minderjarige:
[de minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2009.





1. Het verdere verloop van de procedure

1.1. Dit blijkt uit het volgende:
- de tussen partijen gegeven beschikking d.d. 23 juni 2010 waarbij is bepaald dat de beslissing over de vervangende toestemming tot verhuizing, de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling is aangehouden, een voorlopige zorgregeling in kinderbijdrage is bepaald en de Raad voor de Kinderbescherming is verzocht rapport en advies uit te brengen;
- het op 06 augustus 2010 ingekomen rapport en advies van de Raad voor de Kinderbescherming te Roermond d.d. 05 augustus 2010;
- deop 20 augustus 2010 ingekomen brief van de Raad voor de Kinderbescherming met
bijlagen;
- de op 06 september 2010 ingekomen brief d.d. 03 september 2010 van mr. Van der Vegt-
Boshouwers, met bijlagen;
- de op 06 september 2010 ingekomen brief d.d. 06 september 2010 van mr. Ligtelijn-
Huisman, met bijlagen;
- de nadere mondelinge behandeling, welke heeft plaatsgevonden op 16 september 2010 en waarbij zijn verschenen:
- de moeder bijgestaan door mr. Ligtelijn-Huisman;
- de vader bijgestaan door mr. Verfuurden.
- een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming.;
- de door mr. C. Verfuurden ter zitting overgelegde pleitnota.





2. Vaststellingen en overwegingen

2.1. De Raad voor de Kinderbescherming heeft de vraag of een verhuizing naar Heerhugowaard of een plaats in de nabijheid hiervan in het belang van de minderjarige negatief beantwoord. De raad adviseert om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de moeder te bepalen en een zorgregeling met de vader vast te stellen waarbij de minderjarige de ene week van vrijdag 21.00 uur tot zondag 18.00 uur bij de vader verblijft en de minderjarige de andere week van woensdag 12.00 uur tot donderdag 18.00 uur bij de vader verblijft. De moeder zal de minderjarige naar de vader brengen en de vader zal de minderjarige na de omgang naar de moeder brengen.

2.2. De moeder heeft ter zitting gesteld dat zij niet tevreden is over het rapport opgemaakt door de raad omdat de raad voorbij is gegaan aan het verzoek van de moeder om deskundigen te consulteren. Daarnaast is de moeder niet
zomaar verhuisd . De vader had de relatie beëindigd en toen duidelijk werd dat de moeder niet meer terug kon komen, is zij verhuisd. De moeder heeft dit ook gedaan omdat het met de minderjarige niet goed ging.
De moeder woont al een half jaar met de minderjarige in [woonplaats moeder]. Zij werkt niet zodat ze de volledige zorg voor de minderjarige heeft. Mocht de moeder in de toekomst werk krijgen dan kan haar familie zorgen voor de opvang van de minderjarige.
Voor de minderjarige is het van belang dat de huidige situatie bestendigd zal worden. Een tweede verhuizing is niet in het belang van de minderjarige. Het gaat nu goed met de minderjarige, hetgeen ook door het consultatiebureau is geconstateerd.
De betrekkingen met de vader zijn redelijk genormaliseerd. Er is een basisregeling van een weekend per veertien dagen van vrijdag 21.00 uur tot zondag 17.00 uur, alsmede een extra dag in de andere week, waarbij de moeder de minderjarige naar de vader brengt en de vader de minderjarige terugbrengt naar de moeder. Vaderdag verblijft de minderjarige bij de vader en moederdag bij de moeder. De vakanties zullen bij helften worden verdeeld. Tijdens de zomervakantie verblijft de minderjarige de ene week bij de vader en de andere week bij de moeder. De moeder heeft aangegeven dat de vader de auto heeft teruggevorderd maar dat hij blijft eisen dat zij de minderjarige brengt. De moeder heeft erkend dat de reisafstand niet in het belang van de minderjarige is. Zij is van mening dat de vader ook bij haar kan logeren, gelet op de intieme relatie die partijen hebben. Daarnaast kan de vader voor een extra omgangsdag gebruik maken van het appartement van zijn ouders in Amsterdam.
De moeder is akkoord met het advies van de Raad voor de Kinderbescherming over de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij haar.

2.3. De vader heeft met klem betwist dat hij weer een intieme relatie met de moeder zou hebben en benadrukt dat hij dit ook niet wenst. De vader heeft aangegeven dat hij niet geïnformeerd wordt door de moeder. De moeder is zonder enige noodzaak vertrokken waardoor de afstand tussen de woonplaats van de vader en de minderjarige 227 kilometer bedraagt. De moeder heeft geen werk en geen vaste woonplaats in [woonplaats moeder]. De door de moeder gestelde familie waarop zij een beroep zou kunnen doen, betreft de familie van de overleden ex-echtgenoot van de moeder, met wie zij in een echtscheidingsprocedure was verwikkeld. De vader heeft betwist dat het destijds slecht met de minderjarige ging.
De vader heeft steeds voorgesteld om bij elkaar in de buurt te blijven wonen. De moeder is vervolgens vertrokken. De vader is van mening dat het feit dat de moeder reeds een half jaar in [woonplaats moeder] woont, niet kan worden gebruikt als reden voor toewijzing van het verzoek van de moeder om te mogen verhuizen.
De vader is van mening dat de moeder het ouderlijk gezag niet wil delen. Zij holt het gezag van de vader uit en zet hem buiten spel. De moeder stelt de vader steeds voor voldongen feiten.
Het is de vader niet zozeer om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige te doen als wel om de mogelijkheid om een rol te spelen in het leven van de minderjarige. Hij wil ook betrokken worden bij het sociale leven van de minderjarige, de school en de sport.
De vader heeft verzocht om het verzoek van de moeder om te verhuizen af te wijzen. De vader kan niet in het appartement van zijn ouders in Amsterdam verblijven, nu dat verhuurd is. Een omgangsregeling bij de moeder thuis werkt niet. Daarnaast houdt de moeder heel strak vast aan de minimumregeling.
De vader heeft aangegeven dat hij graag omgang op woensdag wil maar dat dit rationeel gezien niet in het belang van de minderjarige is, gelet op de reisafstand.

2.4. De vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming heeft ter zitting aangegeven dat het niet in het belang van de minderjarige is dat de moeder naar [woonplaats moeder] is verhuisd. Het is in het belang van de minderjarige dat de ouders dicht bij elkaar wonen.
De vertegenwoordiger is van mening dat de moeder niet in het belang van de minderjarige handelt. De minderjarige heeft recht op een gelijke verzorging door beide ouders. Hoewel het voor de minderjarige van belang is dat er frequenter contact met de vader is, is de enorme reisafstand een contra-indicatie voor een uitgebreidere omgangsregeling.
De vertegenwoordiger heeft voorgesteld om de extra omgangsdag in plaats van op woensdag van vrijdag op zaterdag te laten plaatsvinden. De ouders hebben aangegeven zich hierin te kunnen vinden.
Daarnaast is het in het belang van de minderjarige dat ze haar hoofdverblijfplaats bij haar moeder heeft omdat de moeder de hoofdopvoeder is.
In reactie op hetgeen de moeder heeft aangevoerd, merkt de vertegenwoordiger van de raad op dat bij het onderzoek door de raad geen informanten betrokken zijn omdat er geen zorgen over de minderjarige zijn. Dat wil echter niet zeggen dat het nièt goed met de minderjarige zou gaan als zij in de buurt van beide ouders zou komen te wonen.





3. Het oordeel van de rechtbank

3.1. De verhuizing, de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling
De verzoeken zijn gebaseerd op artikel 1: 253a BW. De rechtbank neemt aldus een beslissing die haar in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt.

3.1.1. Gelet op de inhoud van de gedingstukken -waarvan met name de rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming- alsmede het verhandelde ter zitting oordeelt de rechtbank dat het het meest in het belang van de minderjarige is dat haar hoofdverblijfplaats bij de moeder wordt bepaald, nu de moeder steeds het merendeel van de opvoeding voor haar rekening heeft genomen.

3.1.2. Hoewel de moeder het recht heeft om zich na het uit elkaar gaan van partijen elders te vestigen, wordt dit recht beperkt door het feit dat beide ouders belast zijn met het ouderlijk gezag over de minderjarige. De moeder is met de minderjarige vertrokken, zonder instemming van de vader en zonder de vervangende toestemming van de rechtbank. Bovendien heeft de moeder de noodzaak om te verhuizen op geen enkele wijze onderbouwd. De moeder heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat de verhuizing samenhing met de gezondheid van de minderjarige en dat deze verhuizing een positief effect op de gezondheid van de minderjarige heeft (gehad). Bovendien heeft de moeder geen werk, geen vaste woonruimte een ook geen familie in [woonplaats moeder]. Zij heeft haar eigen belang om terug te keren naar haar oude woonomgeving laten prevaleren boven het belang van de minderjarige op een frequent contact met de vader. De rechtbank gaat voorbij aan het argument van de moeder dat een tweede verhuizing niet in het belang van de minderjarige is, nu de minderjarige zich gelet op haar jonge leeftijd nog snel kan aanpassen.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat het belang van de minderjarige op een frequent een onbelast contact met de vader zwaarder weegt dan het belang van de moeder om zich in [woonplaats moeder] te vestigen. De rechtbank zal derhalve geen vervangende toestemming aan de moeder verlenen om te mogen verhuizen. De rechtbank is van oordeel dat de moeder binnen drie maanden (uiterlijk 20 januari 2011) dient terug te keren naar Roermond, op straffe van een dwangsom bij niet nakoming van deze verplichting van EUR 100,= per dag, welke wordt gemaximeerd tot een bedrag van EUR 10.000,=.

3.1.3. Voorts is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van de minderjarige is dat zij frequent contact heeft met de vader. Voor de duur dat de moeder nog niet in Roermond woonachtig is zal de rechtbank een zorgregeling vastleggen waarbij de minderjarige de ene week van vrijdag 21.00 uur tot zondag 18.00 uur bij de vader is en de andere week van vrijdag 12.00 uur tot zaterdag 18.00 uur, waarbij de moeder de minderjarige naar de vader brengt en de vader de minderjarige terug naar de moeder brengt. De rechtbank zal de beslissing over de definitieve zorgregeling aanhouden voor de duur van vier maanden, in afwachting van de verhuizing van de moeder.





4. De beslissing

De rechtbank:

4.1. bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [de minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2009, bij de moeder zal zijn;

4.2. bepaalt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken voorlopig als volgt:
- de minderjarige is de ene week van vrijdag 21.00 uur tot zondag 18.00 uur bij de vader en de andere week van vrijdag 12.00 uur tot zaterdag 18.00 uur, waarbij de moeder de minderjarige naar de vader brengt en de vader de minderjarige terug naar de moeder brengt;

4.3. wijst af het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming om te verhuizen naar [woonplaats moeder];

4.4. bepaalt dat de vrouw uiterlijk 20 januari 2011 dient terug te keren naar Roermond;

4.5. bepaalt dat de moeder voor iedere dag dat zij in strijd handelt met het onder 3.1.2 bepaalde, aan de vader een dwangsom verbeurt van EUR 100,= per dag, tot een maximum van EUR 10.000,=;

4.6. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

4.7. houdt aan de beslissing over de definitieve zorgregeling en de kinderbijdrage;

4.8. verwijst de zaak wat betreft de kinderbijdrage naar een alimentatiezitting bij deze rechtbank op 02 december 2010 te 11.15 uur.





Deze beschikking is gegeven door mr. M.M.T. Coenegracht, kinderrechter en ter openbare terechtzitting van 20 oktober 2010 uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.

IB

Tegen deze uitspraak kan beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze uitspraak is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak; door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening van de uitspraak of nadat de uitspraak hun op andere wijze bekend is geworden.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl