Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BO1335, Gerechtshof 's-Gravenhage , 105.011.184/01-02

Datum uitspraak: 15-09-2010
Inhoudsindicatie: Voogdijbenoeming over minderjarige.





Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector


Uitspraak : 15 september 2010
Zaaknummer : 105.011.184/01
Rekestnr. rechtbank : 781740 GZ VERZ 07-254


[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaten voorheen mr. S.A. Ray te Rotterdam en vervolgens mr. J.M.L.G. de Jong te Rotterdam, die zich op 28 mei 2010 heeft onttrokken,

tegen

[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de tante,
advocaat mr. M.L. Daniëls-Vetter te Amsterdam.


Als belanghebbende is aangemerkt:
de Stichting Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam,
locatie Wildenborch,
hierna te noemen: Jeugdzorg.

In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
regio Amsterdam Gooi en Vecht,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de raad.





HET VERDERE PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

Het hof verwijst voor het verloop van het geding naar zijn tussenbeschikking van 23 september 2009, waarvan de inhoud hier als herhaald en ingelast moet worden beschouwd.
Bij de beschikking van 23 september 2009 is de bestreden beschikking vernietigd. Voorts is Jeugdzorg benoemd tot tijdelijke voogd van [de minderjarige] en is - uitvoerbaar bij voorraad - tot bijzondere curator over [de minderjarige] benoemd: mevrouw drs. O.B. Koppens (hierna te noemen: de bijzondere curator). Iedere verdere beslissing is aangehouden.

Van de zijde van de bijzondere curator is bij het hof op 27 januari 2010 een rapportage ingekomen.

Van de zijde van de tante is bij het hof een brief van 17 februari 2010 ingekomen, met als bijlage een reactie op de rapportage van de bijzondere curator.

Van de zijde van de man is bij het hof op 24 maart 2010 een brief ingekomen.

Op 11 augustus 2010 is de mondelinge behandeling voortgezet. Verschenen zijn: namens Jeugdzorg: mevrouw A. Vinkenoog, namens de raad: mevrouw K.A. Hompert, en de bijzondere curator. De tante, alsmede haar advocaat, en de man zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De aanwezigen hebben het woord gevoerd.

Nadien is, volgens afspraak ter zitting, van de zijde van Jeugdzorg op 12 augustus 2010 een brief bij het hof ingekomen, met als bijlage de bereidverklaring tot aanvaarding van de voogdij van Jeugdzorg.





VERDERE BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil is de voogdij ten aanzien van [de minderjarige].

2. Namens Jeugdzorg is ter terechtzitting verklaard dat het goed gaat met [de minderjarige] in het gezinsvervangend tehuis waar hij thans verblijft. Jeugdzorg stelt dat [de minderjarige] te kennen heeft gegeven dat hij de man eigenlijk niet goed kent en dat hij weinig behoefte heeft aan contact met de man. Het lukt Jeugdzorg niet om een afspraak voor een gesprek met de man te maken omdat de man stellig van mening is dat [de minderjarige] begeleid moet worden door de instanties in Rotterdam.

3. De raad heeft ter terechtzitting zijn advies zoals neergelegd in het raadsrapport van 20 mei 2009 gehandhaafd, welk advies inhoudt dat Jeugdzorg belast moet worden met de voogdij over [de minderjarige]. In dit kader acht de raad doorslaggevend dat [de minderjarige] vanwege zijn klassiek autistische stoornis speciale zorg en begeleiding nodig heeft. Volgens de raad is het van groot belang dat een onafhankelijke derde de noodzakelijke hulpverlening aan [de minderjarige] coördineert en waarborgt en daaromtrent beslissingen neemt. De raad vindt het niet wenselijk dat de man met de voogdij over [de minderjarige] wordt belast omdat de man geen inzicht heeft in de problematiek van [de minderjarige].

4. De bijzondere curator heeft ter terechtzitting verklaard dat de man niet bereid was om met haar te spreken en haar vragen te beantwoorden. Volgens de bijzondere curator moet het contact tussen de man en [de minderjarige] worden opgebouwd alvorens bekeken kan worden of de man mogelijk belast kan worden met de voogdij over [de minderjarige]. Van de betrokkenen heeft de bijzondere curator begrepen dat het niet mogelijk is om hierover goede afspraken met de man te maken. Zolang de man niet bereid is om mee te werken met de hulpverlenende instanties is het volgens de bijzondere curator heel moeilijk om de man een belangrijkere rol te laten spelen in het leven van [de minderjarige].

5. Het hof overweegt als volgt. Het hof is gebleken dat de raad in zijn raadsrapport heeft geadviseerd het verzoek van de man af te wijzen en Jeugdzorg te benoemen tot voogd over [de minderjarige], welk advies de raad ter terechtzitting heeft bevestigd. Het hof begrijpt het advies van de raad aldus dat de raad het hof verzoekt Jeugdzorg te belasten met de voogdij over [de minderjarige].

6. Het hof zal bij de beoordeling van het verzoek van de man het belang van [de minderjarige] als richtsnoer nemen nu vaststaat dat de man de biologische vader van [de minderjarige] is, doch niet zijn juridische vader. Op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat het niet in het belang van [de minderjarige] is dat de man wordt belast met de voogdij over hem. Daarbij neemt het hof het volgende in aanmerking. Uit het raadsrapport blijkt dat de man een zeer beperkt inzicht heeft in de problematiek van [de minderjarige]. De man heeft tegenover de raad te kennen gegeven dat hij geen afwijkend gedrag bij [de minderjarige] bemerkt en dat hij twijfels heeft of bij [de minderjarige] echt sprake is van autisme. Het hof acht het zorgwekkend dat de ernst van de stoornis van [de minderjarige] niet tot de man lijkt door te dringen en is van oordeel dat de man mede om die reden niet geschikt is om de voogdij over [de minderjarige] uit te oefenen. Bij dat oordeel weegt het hof mee dat de man zich het afgelopen jaar zodanig heeft opgesteld dat geen onderzoek heeft kunnen plaatsvinden naar de wijze waarop de man een rol in het leven van [de minderjarige] zou kunnen spelen en mogelijk voogd van [de minderjarige] zou kunnen worden. De man blijft volharden in zijn standpunt dat de zaak rond [de minderjarige] moet worden overgedragen aan de instanties in Rotterdam en was daarom niet bereid om de vragen van de bijzondere curator te beantwoorden. Als gevolg van de weigerachtige houding van de man om mee te werken aan het onderzoek van de bijzondere curator, alsmede gezien zijn processuele houding in hoger beroep, is voor het hof niet duidelijk geworden in hoeverre de man in staat moet worden geacht om te handelen in het belang van [de minderjarige]. Gelet op het voorgaande zal het hof het verzoek van de man om hem te belasten met de voogdij over [de minderjarige] afwijzen.

7. Het hof is ermee bekend dat de man bij de rechtbank Amsterdam een procedure is gestart tot verkrijging van vervangende toestemming om [de minderjarige] te erkennen. In zijn oordeel heeft het hof reeds de situatie betrokken dat de man ten gevolge van erkenning de status van juridisch ouder zal verkrijgen. In dat geval zal bij de beoordeling van het verzoek van de man de toets van artikel 1:253g, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek aangelegd moeten worden, te weten dat het verzoek slechts kan worden afgewezen indien gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van [de minderjarige] verwaarloosd zullen worden. Het hof is van oordeel dat onder de thans bestaande omstandigheden ook aan dit criterium wordt voldaan.

8. Gelet op het verzoek van de raad zal het hof Jeugdzorg definitief benoemen tot voogd over [de minderjarige].

9. Mitsdien beslist het hof als volgt.





BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:

benoemt Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam, locatie Wildenborgh, tot voogd over [de minderjarige], geboren [in 1995] te [geboorteplaats];

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.





Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Leuven, Van den Wildenberg en Fockema Andreae-Hartsuiker, bijgestaan door mr. Verburg als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 september 2010.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl