Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-
Burgerlijk wetboek, boek 1
artikel 1:254

LJN: BL8586, Gerechtshof 's-Gravenhage , 200.048.414

Datum uitspraak: 24-02-2010
Rechtsgebied: Personen-en familierecht
Inhoudsindicatie: Onder toezichtstelling van minderjarige die 16 jaar oud is. Invulling van de wettelijke criteria aan de hand van concrete feiten en omstandigheden.





Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE Familiesector

Uitspraak : 24 februari 2010
Zaaknummer : 200.048.414/01
Rekestnr. rechtbank : J1 RK 09-999

1. [appellant 1],
2. [appellant 2],
beiden wonende te [woonplaats],
verzoekers in hoger beroep,
hierna te noemen: de ouders,
advocaat mr. S. Sedlick te Spijkenisse,

tegen

de raad voor de kinderbescherming,
vestiging Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.

Als belanghebbende is aangemerkt:
Stichting Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: Jeugdzorg.





PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De ouders zijn op 12 november 2009 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 13 augustus 2009 van de kinderrechter in de rechtbank te Rotterdam (hierna: de bestreden beschikking).

De raad heeft geen verweerschrift ingediend.

Bij brief ingekomen op 26 januari 2009 heeft Jeugdzorg haar visie, voorzien van het plan van aanpak en indicatiebesluit, kenbaar gemaakt.

Bij faxbericht ingekomen op 29 januari 2010 heeft Jeugdzorg bericht dat de gezinscoach van de na te noemen minderjarige [X], mevrouw E. Voorthuyzen, ter terechtzitting zal verschijnen.

Van de zijde van de ouders zijn bij het hof op 10 december 2009 aanvullende stukken ingekomen.

Op 3 februari 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de ouders, bijgestaan door hun advocaat en namens de raad: de heer M.C. Dors. Voorts zijn verschenen namens Jeugdzorg: mevrouw F. van Daalen (gezinsvoogd) en mevrouw E. Voorthuyzen (gezinscoach). De aanwezigen hebben het woord gevoerd. De na te noemen minderjarige is in raadkamer gehoord.





PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.

Bij die beschikking heeft de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, de na te noemen minderjarige onder toezicht gesteld voor de duur van één jaar met benoeming van Jeugdzorg tot stichting in de zin van de Wet op de jeugdzorg.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.





BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil is de ondertoezichtstelling van de minderjarige:
[X], geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats], hierna verder: de minderjarige. De ouders hebben het gezamenlijk gezag over de minderjarige, die bij hen verblijft.

2. De ouders verzoeken het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende het verzoek tot ondertoezichtstelling van de minderjarige alsnog af te wijzen.

3. De raad heeft ter terechtzitting het beroep van de ouders bestreden.

4. De ouders stellen zich op het standpunt dat de minderjarige niet zodanig opgroeit dat haar geestelijke en of zedelijke belangen of haar gezondheid ernstig worden bedreigd. Zij betwisten dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De ouders voeren hiertoe aan dat in het raadsrapport onjuistheden staan. Zij stellen goed voor de minderjarige te (kunnen) zorgen. Het gaat goed met haar. De ouders stellen dat het schoolverzuim van de minderjarige in het verleden veroorzaakt werd door het feit dat zij op school werd gepest en hiervoor adequate hulp vanuit de school uitbleef. Thans gaat de minderjarige naar een nieuwe school, waar zij niet verzuimt zodat op dit punt geen sprake meer is van een zorgelijke situatie.

5. Ter terechtzitting heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn, mede gelet op de conclusie van Jeugdzorg dat de zorgen omtrent de minderjarige nog bestaan en hulpverlening niet of heel moeizaam tot stand is gekomen.

6. Jeugdzorg stelt zich op het standpunt dat de hulpverlening moeizaam op gang is gekomen en net is gestart. De hulpverleningscontacten vinden plaats in de bibliotheek van [Z] omdat de ouders niemand willen binnen laten in de woning, waardoor het toezicht op de opvoedsituatie van de minderjarige beperkt is. De woning van de ouders is vervuild (geweest) en de minderjarige heeft lange tijd last gehad van luizen. Het plan van aanpak is met de ouders besproken maar de gezinsvoogd heeft de op- en aanmerkingen van de ouders nog niet ontvangen. Zowel de school als de GGD en de GOSA-regisseur hebben zorgwekkende signalen afgegeven over het gedrag, de schoolgang en de sociale contacten van de minderjarige.

7. Het hof stelt voorop dat een verzoek tot ondertoezichtstelling zoals bedoeld in artikel 1:254 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek slechts kan worden toegewezen indien de minderjarige zodanig opgroeit, dat haar zedelijke of geestelijke belangen of haar gezondheid ernstig worden bedreigd, en andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald, of naar is te voorzien, zullen falen. Het hof zal ten aanzien van de minderjarige beoordelen of aan de wettelijke grond voor een ondertoezichtstelling is voldaan.

8. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof gebleken dat de wettelijke gronden voor een ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn. De ouders hebben in hoger beroep geen feiten of omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel kunnen leiden. Daartoe neemt het hof in aanmerking dat vanuit diverse instanties (wederom) ernstige zorgen zijn geuit omtrent de verzorging en de schoolgang van de minderjarige. De ouders zijn in het verleden, hun goede intenties en betrokkenheid ten spijt, niet in staat gebleken de minderjarige te behoeden voor deze ontwikkelingsbedreigingen omdat zij hierbij telkenmale in conflicten met (diverse) instanties verzandden. Het hof stelt vast dat de minderjarige gelet op haar verleden kwetsbaar is en stimulans nodig heeft in haar ontwikkeling. Tevens is het hof gebleken dat de persoonlijke situatie van de ouders, gelet op de aanwezige (financiële) problemen, een zeer kwetsbare is die het bieden van een stabiele, veilige en gestructureerde opvoedingssituatie aan de minderjarige bemoeilijkt. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de door de gezinscoach in het gezin geboden hulpverlening moet worden gecontinueerd. De ondertoezichtstelling waarborgt dat de recentelijk gestarte hulpverlening goed blijft verlopen en dat indien nodig ook andere hulp wordt ingezet. Het hof overweegt tot slot dat de thans bij de ouders aanwezige bereidheid tot samenwerking met hulpverlening in een vrijwillig kader, waar nodig, nog kort van duur is en gelet op het verloop van de hulpverlening in het verleden voor de toekomst niet voldoende gewaarborgd is. Gelet op de door de minderjarige gemiste schooltijd dient het volgen van een geschikte opleiding door de minderjarige grote prioriteit te krijgen. Gezien de beperkte tijd die resteert tot de minderjarige achttien jaar is, kan niet worden afgewacht of de hulp in een vrijwillig kader tot voldoende resultaat leidt. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook bekrachtigen.

9. Mitsdien beslist het hof als volgt.





BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:

bekrachtigt de bestreden beschikking.





Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Leuven, De Haan-Boerdijk en Hulsebosch, bijgestaan door mr. De Ridder als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 februari 2010.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl