Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BN0814, Gerechtshof 's-Gravenhage , 200.059.488.01

Datum uitspraak: 12-05-2010
Inhoudsindicatie: Uithuisplaatsing acht kinderen; noodzaak vanwege onderzoek dat moet worden verricht.





Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector

Uitspraak : 12 mei 2010
Zaaknummer : 200.059.488/01
Rekestnr. rechtbank : JE RK 09-1462

[verzoeker],
hierna: de vader, en
[verzoekster],
hierna: de moeder,
beiden wonende te [woonplaats],
verzoekers in hoger beroep,
hierna gezamenlijk te noemen: de ouders,
advocaat mr. P.A.J. van Putten te Almere,

tegen

de raad voor de kinderbescherming,
vestiging Den Haag,
hierna te noemen: de raad.

Als belanghebbende is aangemerkt: de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
kantoorhoudende te Diemen,
hierna te noemen: WSS.





PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De ouders zijn op 8 maart 2010 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 12 januari 2010 van de kinderrechter in de rechtbank ‘s-Gravenhage.

WSS heeft op 28 april 2010 een verweerschrift ingediend.

Van de zijde van de ouders is bij het hof op 17 maart 2010 een aanvullend stuk ingekomen.

Op 6 mei 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door de advocaat van de ouders, namens WSS: mevrouw S. Faas en mevrouw J. Bon, en namens de raad: mevrouw K.A. Hompert. De moeder is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De aanwezigen hebben het woord gevoerd, de advocaat van de ouders en WSS onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities. De hierna te noemen minderjarige sub 1 is in raadkamer gehoord.





PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.

Bij die beschikking is WSS, uitvoerende namens de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, gemachtigd de nader hierna onder 1 tot en met 9 te noemen minderjarigen gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen van 12 januari 2010 tot 3 juni 2010, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen sub 1 tot en met sub 8, zulks ter effectuering van de indicatiebesluiten van 16 juni 2009 (minderjarigen sub 5 tot en met 8) en 11 december 2009 (minderjarige sub 9). De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.





BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. De vader en de moeder zijn ouder van de minderjarigen:
1.[naam kind 1], geboren [in 1995] te [geboorteplaats],
2.[naam kind 2], geboren [in 1999] te [geboorteplaats],
3.[naam kind 3], geobren o[in 2000] te [geboorteplaats],
4.[naam kind 4], geboren [in 2002] te [geboorteplaats],
5.[naam kind 5], geboren [in 2004] te [geboorteplaats],
6.[naam kind 6], geboren [in 2005] te [geboorteplaats],
7.[naam kind 7], geboren [in 2007] te [geboorteplaats],
8.[naam kind 8], geboren [in 2007] te [geboorteplaats], en
9.[naam kind 9], geboren [in 2008] te [geboorteplaats], hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen.
In geschil is de uithuisplaatsing voor de periode van 12 januari 2010 tot 3 juni 2010 van de minderjarigen 1 tot en met 8.

2. De ouders verzoeken de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat de verzoeken strekkende tot machtiging de minderjarigen sub 1 tot en met 8 gedurende dag en nacht uit huis te plaats, af te wijzen.

3. WSS bestrijdt het beroep en verzoekt het hof het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel af te wijzen en de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen.

4. De ouders stellen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de in artikel 1:261 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) genoemde gronden voor een machtiging uithuisplaatsing aanwezig zijn. De verregaande maatregel uithuisplaatsing is volgens hen overbodig en onnodig belastend voor zowel hen als de kinderen, aangezien zij te allen tijde interventie door middel van gezinsvoogdij hebben geaccepteerd en hun medewerking hieraan hebben verleend. In de tweede grief stellen de ouders dat de rechtbank ten onrechte overweegt dat zij niet bij machte zijn de kinderen de voor hen, gelet op hun specifieke behoeftes, noodzakelijke veilige en gestructureerde omgeving te bieden. De uitgesproken ondertoezichtstelling biedt volgens hen voldoende waarborgen om de problemen op te lossen. Ten slotte stellen de ouders dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij de kinderen niet de specifieke zorg kunnen bieden die ieder van de kinderen behoeft. Dat WSS niet de mogelijkheden heeft onderzocht om te bezien op welke wijze in de thuissituatie te werken is aan de problemen die bij de ouders zijn geconstateerd, bevreemdt hen, aldus de ouders.

5. WSS stelt dat binnen het gezin al verschillende jaren geprobeerd is door middel van ambulante hulpverlening de ouders ondersteuning te bieden binnen de opvoeding, dat de ouders regelmatig te kennen hebben gegeven bereid te zijn om met de hulpverlening mee te werken, maar dat zij na een tijd de samenwerking opzeggen, afspraken niet nakomen, scholen niet regelen en wat dies meer zij. WSS constateert dat de ouders trachten de belangen van de kinderen voorop te stellen maar dat zij daar niet in slagen om wille van samenloop van omstandigheden en de problemen die dit met zich brengt. Uit de gedane onderzoeken en observaties van de kinderen blijkt volgens WSS duidelijk dat zij structuur en duidelijkheid nodig hebben om zich te kunnen ontwikkelen en dat deze door de ouders onvoldoende gegeven kunnen worden. De gezinsvoogden hebben geconstateerd dat het houden van overzicht en het schenken van individuele aandacht aan de kinderen voor de ouders moeilijk is. Daarnaast is gebleken dat de kinderen niet samen kunnen wonen, gezien het feit dat het probleemgedrag van de kinderen verergert wanneer ze bij elkaar zijn, aldus WSS.

6. Het hof stelt voorop dat de rechter, op grond van artikel 1:261, lid 1 BW, indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van een minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid, WSS op haar verzoek kan machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen.

7. Het hof overweegt als volgt. De drie aangevoerde grieven komen samengevat neer op het beredeneerde standpunt dat de problematiek van geen van de minderjarigen onder 1 tot en met 8 zo ernstig is dat de ouders niet kunnen worden geacht ieder van hen in de thuissituatie te bieden hetgeen zij behoeven.
In dit verband is van belang dat het hof bij tussen partijen gegeven beschikking van 28 oktober 2009 reeds heeft overwogen dat de daarbij bekrachtigde machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen onder 1 tot en met 8 ten doel heeft te onderzoeken wat de minderjarigen individueel behoeven voor een terugkeer naar de ouders en wat de mogelijkheden van de ouders zijn bij een terugplaatsing van de minderjarigen. Met het oog daarop heeft het hof in die beschikking het belang benadrukt dat WSS voorafgaande aan de zitting waarop een verlenging van de bekrachtigde machtiging aan de orde zou komen, inventariseert wat de mogelijkheden zijn om in de thuissituatie te werken aan de problemen die bij de ouders zijn geconstateerd.

8. Uit de in eerste aanleg door WSS overgelegde stukken, ten aanzien van de minderjarigen sub 1 tot en met 6 in het bijzonder de medisch therapeutische verslagen van Zonnehuizen en ten aanzien van de minderjarigen sub 7 en 8 in het bijzonder de observatieverslagen van Zonnehuizen, maakt het hof met partijen ter terechtzitting op dat WSS inmiddels de individuele problematiek van ieder kind heeft doen inventariseren.
Gegeven de individuele problematiek van ieder van de minderjarigen sub 1 tot en met 8 is het hof van oordeel dat de uithuisplaatsing van ieder van hen noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding, zolang niet is onderzocht over welke mogelijkheden de ouders beschikken om in de thuissituatie te werken aan de problemen die bij hen zijn geconstateerd. Het spreekt echter vanzelf en WSS heeft zulks ter zitting ook erkend dat thans met het oog op dit onderzoek met voortvarendheid door WSS gevolg moet worden gegeven aan de overweging die het hof bij zijn beschikking van 28 oktober 2009 reeds uitsprak.

9. Het vorenoverwogene brengt mee dat de grieven, ofschoon niet alle ongegrond, niet tot vernietiging van de bestreden beschikking kunnen leiden, zodat deze zal worden bekrachtigd.





BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:

bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;

wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.





Deze beschikking is gegeven door mrs. Bouritius, Van Dijk en Hulsebosch, bijgestaan door mr. Rasmijn als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 mei 2010.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl