Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BN5577, Gerechtshof 's-Gravenhage , 200.059.521/01

Datum uitspraak: 02-06-2010
Inhoudsindicatie: Omgangsregeling in kader van uithuisplaatsing





Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector

Uitspraak : 2 juni 2010
Zaaknummer : 200.059.521/01
Rekestnr. rechtbank : J1 RK 09-1787

[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. J. van den Ende te Rotterdam,

tegen

Stichting Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam,
gevestigd te Rotterdam,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: Jeugdzorg,
advocaat mr. A.C. van Seventer.

Als belanghebbende is aangemerkt:
[de moeder],
wonende op een geheim adres,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. J.P. Vandervoodt.

In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
kantoorhoudende te Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.





PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De vader is op 21 januari 2010 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 14 januari 2010 van de rechtbank Rotterdam.

Jeugdzorg heeft op 4 mei 2010 een verweerschrift ingediend.

Van de zijde van de moeder is bij het hof op 6 april 2010 een brief ingekomen waarin zij bericht geen standpunt in te nemen in de onderhavige zaak.

De raad heeft het hof bij brief van 7 april 2010 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.

Op 6 mei 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en namens Jeugdzorg: haar advocaat en mevrouw S.D.M. Eekels (gezinsvoogd). De aanwezigen hebben het woord gevoerd.





HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking en de eerdere in deze procedure gegeven beschikking van 22 december 2009 van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam.

Jeugdzorg heeft op 8 december 2009 schriftelijk een als aanwijzing geldende beperking van de contacten gegeven, waarin de contacten tussen de vader en de hierna te noemen minderjarige zijn beperkt in die zin dat de volgende omgangsregeling tussen hen is vastgesteld:
- “18 december 2009 van 15.30 uur tot 17.30 uur bij de pleegouders;
- 24 december 2009 van 15.30 uur tot 17.30 uur bij de pleegouders. Door omstandigheden zal de tijd gewijzigd worden. De pleegzorgmedewerkster gaat hierover nog contact opnemen.”

Bij voornoemde beschikking van 22 december 2009 is het verzoek van de vader strekkende tot vervallen verklaring van de voornoemde schriftelijke aanwijzing afgewezen. Voorts is het verzoek te bepalen dat verzoeker eerste en tweede kerstdag kan doorbrengen met de minderjarige, afgewezen. Het verzoek tot vaststelling van een contactregeling, inhoudende dat de vader elk weekend van vrijdagmiddag 17.00 uur tot zondagavond 19.00 uur omgang heeft met de minderjarige, is verwezen naar de meervoudige kamer.

Bij de bestreden beschikking is het voormelde verzoek van de vader tot vaststelling van een contactregeling, afgewezen.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.

In hoger beroep is voorts komen vast te staan dat bij beschikking van 14 april 2010 van de rechtbank Rotterdam de machtiging tot plaatsing van de minderjarige in een pleeggezin is verlengd tot 27 mei 2010.





BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil is de beperking voor de duur van de uithuisplaatsing van het contact tussen de vader en de minderjarige [de minderjarige], geboren in 2003 te [geboorteplaats], verder: de minderjarige.
De vader en de moeder hebben gezamenlijk het gezag over de minderjarige. Zij verblijft in een pleeggezin.

2. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, zijn verzoek tot het vaststellen van een contactregeling alsnog toe te wijzen.

3. Jeugdzorg bestrijdt het beroep en verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen en mitsdien het verzoek in hoger beroep, strekkende tot vernietiging van de bestreden beschikking, af te wijzen.

4. De vader stelt dat de rechtbank ten onrechte zijn verzoek tot vaststelling van een ruimere contactregeling heeft afgewezen. Hij voert aan dat de minderjarige niet meer bij de moeder zal wonen, maar dat de minderjarige uiteindelijk bij hem kan worden geplaatst. Teneinde ervoor te zorgen dat de uithuisplaatsing niet langer zal duren dan strikt noodzakelijk stelt de vader dat er een ruimere bezoekregeling tot stand dient te komen opdat de band tussen hem en de minderjarige versterkt kan worden.

5. Jeugdzorg heeft als verweer aangevoerd dat het in het belang van de minderjarige is dat de vader in staat is de verzorging en opvoeding van de minderjarige op juiste wijze te vervullen, maar dat daar nu nog geen duidelijkheid over bestaat, omdat het onderzoek van het Ambulatorium nog niet is afgerond. In afwachting van het onderzoek van het Ambulatorium acht Jeugdzorg een verdere uitbreiding van de contactregeling gelet op het ambulant psychodiagnostisch onderzoek van 30 november 2009 nog niet in het belang van de minderjarige.

6. Het hof stelt voorop dat ingevolge artikel 1:263a, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek de rechter een contactregeling tussen de vader en de minderjarige kan vaststellen als hem in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt.

7. Het hof is uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting als volgt gebleken. De minderjarige is op 4 maart 2009 onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst. Ter onderbouwing van het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige heeft Jeugdzorg op 30 november 2009 aan de rechtbank de rapportage van een ambulant psychodiagnostisch onderzoek gezonden. De rechtbank heeft in verband met de gerezen twijfel over de gebruikte onderzoeksmethoden, aanleiding gezien tot het doen instellen van een nieuw onderzoek door het Ambulatorium, aangezien de rechtbank zich op basis van het rapport onvoldoende ingelicht achtte om in de zaak betreffende het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing van de minderjarige tot een definitieve beslissing te komen.

8. Het hof overweegt als volgt. Het enkele bestaan van de kans dat het kind niet in aanmerking komt voor terugplaatsing bij de vader, brengt naar het oordeel van het hof niet mee dat, reeds vooruitlopend op zekerheid daarover en, ten detrimente van het recht van het kind en de vader op gezinsleven met elkaar, absolute prioriteit wordt gegeven aan het vooronderstelde belang dat de minderjarige de ruimte dient te krijgen om te hechten in de gezinssituatie waarop eerst dan door die zekerheid perspectief zal ontstaan. Vooralsnog heeft te gelden dat de vader en de minderjarige kennelijk niet van elkaar zijn vervreemd en dat het onderzoek waaraan Jeugdzorg haar aarzelingen bij terugplaatsing bij de vader ontleent, niet is ingericht naar de daaraan te stellen eisen, zodat er ook geen reden is tot terughoudendheid bij de verlening van omgang aan de minderjarige en de vader met elkaar.
In het licht van de omgang zoals zij tijdens de uithuisplaatsing tot nog toe gestalte heeft gekregen en van de evenzeer bestaande kans dat het perspectief van de minderjarige uiteindelijk niet bij de vader zal blijken te liggen, komt het hof tot het oordeel dat de door de vader voorgestelde regeling een te abrupte overgang teweeg zal brengen, zodat het hof zal volstaan met na te melden regeling. Het hof zal dan ook de bestreden beschikking vernietigen.





BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:

vernietigt de bestreden beschikking en, opnieuw beschikkende:

stelt de volgende contactregeling vast:

de minderjarige zal elke zaterdag van 9.00 uur tot 17.00 uur bij de vader zijn, waarbij de vader de minderjarige op zal halen en terug zal brengen bij het pleeggezin;

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.





Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Dijk, Bouritius en Hulsebosch, bijgestaan door mr. De Klerk als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 juni 2010.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl