Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BN2281, Gerechtshof 's-Gravenhage , 200.034.799

Datum uitspraak: 09-06-2010
Inhoudsindicatie: Ontzeting van ouderlijk gezag. Misdraging ten aanzien van de ene minderjarige is dusdanig ernstig dat deze ouder zich diskwalificeert als opvoeder van de andere minderjarige.





Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector

Uitspraak : 9 juni 2010
Zaaknummer : 200.034.799.01
Rekestnr. rechtbank : F1 RK 08-3189

[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. G.R. Stolk te Rotterdam,

tegen

Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.

Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. [de vader],
thans verblijvende in PI Krimpen aan den IJssel,
hierna te noemen: de vader,
2. Stichting Bureau Jeugdzorg,
kantoorhoudende te Rotterdam,
hierna te noemen: Jeugdzorg.





PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De moeder is op 29 april 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 30 januari 2009 van de rechtbank Rotterdam.

De raad heeft geen verweerschrift ingediend.

Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 24 juli 2009 aanvullende stukken ingekomen.

Van de zijde van Jeugdzorg is bij het hof op 16 april 2010 een schriftelijke reactie ingekomen.

De moeder heeft het hof bij faxbrief, ingekomen op 20 april 2010, bericht dat zij en haar advocaat niet ter zitting zullen verschijnen gelet op haar veroordeling door dit hof en het hof verzocht de zaak op de stukken af te doen.

Van de zijde van de vader is bij het hof op 21 april 2010 een faxbrief ingekomen, waarin hij verklaart dat hij niet ter terechtzitting wenst te verschijnen.

Op 21 april 2010 is de zaak mondeling behandeld, waarbij het hof de heer F. Dekkers van de raad en de heer A. Plak van Jeugdzorg heeft medegedeeld dat noch de moeder noch haar advocaat noch de vader zal verschijnen en dat het hof, op verzoek van de moeder, de zaak op de stukken zal afdoen. De raad en Jeugdzorg hebben daarmee ingestemd.





HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.

Bij die beschikking is - uitvoerbaar bij voorraad - de moeder ontzet van het ouderlijk gezag over de minderjarige: [naam], geboren [in] 2006 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: de minderjarige), en is de stichting Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam benoemd als voogdes over te minderjarige.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.





BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil is de ontzetting van het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige.

2. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de verzoeken van de raad af te wijzen, althans de ontzetting van het ouderlijk gezag ongedaan te maken.

3. De moeder is van mening dat de rechtbank ten onrechte de ontzetting heeft uitgesproken en daaraan ten grondslag heeft gelegd dat er sprake is van gegronde vrees voor verwaarlozing van de minderjarige indien de moeder na haar invrijheidstelling de minderjarige zal terugeisen en zij eraan voorbij gaat dat de minderjarige dan gehecht zal zijn aan het pleeggezin. De rechtbank had het verzoek moeten toetsten aan de door de raad aangevoerde grondslag, te weten het bepaalde in artikel 269 lid 1 sub a en b BW. De moeder stelt dat zij in staat is zich bezig te houden met de opvoeding van de minderjarige. Zij is van mening dat de huidige situatie gehandhaafd dient te blijven, waarbij de minderjarige onder toezicht staat en uit huis is geplaatst. Een verderstrekkende maatregeling is volgens de moeder niet nodig.

4. Jeugdzorg is van mening dat het toekomstperspectief van de minderjarige in het pleeggezin ligt en dat het in het belang van de minderjarige is dat de bestreden beschikking wordt bekrachtigd.

5. Het hof stelt voorop dat de wetgever het gezag niet onvoorwaardelijk aan een ouder toevertrouwt, maar het beschouwt als een plicht van de ouder om de minderjarige kinderen te verzorgen en op te voeden. Daaronder worden mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijke en het lichamelijke welzijn en de veiligheid van de kinderen. Indien daartoe noodzaak bestaat, kan krachtens artikel 1:269 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) een ouder van het gezag worden ontzet.

6. De moeder is, bij arrest van 29 januari 2010 van dit hof, onherroepelijk veroordeeld voor - onder meer - het medeplegen van zware mishandeling die de dood ten gevolge heeft gehad van [naam], het ruim 4 weken oude zusje van de minderjarige. De moeder is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren. Het hof is van oordeel dat deze strafrechtelijke veroordeling van de moeder voldoende grond oplevert om haar van het gezag te ontzetten op grond van artikel 1:269 lid 1 sub c BW, nu de feiten in deze zaak het hof aanleiding geven tot toepassing van artikel 25 van het Wetboek van Rechtsvordering.

7. Het hof betrekt bij zijn oordeel dat de moeder [naam] niet de zorg heeft geboden die zij nodig had. Zij had als verantwoordelijke ouder de veiligheid van [naam] moeten garanderen. Uit de gedragingen van de moeder, zoals die uit het arrest in de strafzaak tegen haar blijken, volgt naar het oordeel van het hof dat zij in ernstige mate in haar opvoedingsvaardigheden tekort is geschoten. De moeder heeft niet voorkomen dat [naam] aan haar verwondingen is overleden.

8. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de misdraging van de moeder ten opzichte van [naam] dusdanig ernstig is dat zij de moeder mede diskwalificeert als opvoeder van de minderjarige. Het is in het belang van de minderjarige noodzakelijk is dat de moeder van het gezag over hem wordt ontzet. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook bekrachtigen.





BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:

bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;

wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.





Deze beschikking is gegeven door mrs. Kamminga, Mos-Verstraten en Fockema Andreae-Hartsuiker, bijgestaan door mr. Wijtzes als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 juni 2010.

-
-
WWW.UWWET.nl
2011. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl
a>
2