Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BN3103, Gerechtshof 's-Gravenhage , 200.048.543/01

Datum uitspraak: 12-05-2010
Inhoudsindicatie: Bijdrage in kosten van verzorging en opvoeding van een onderbewindgestelde jongmeerderjarige.





Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector

Uitspraak : 12 mei 2010
Zaaknummer : 200.048.543/01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 08-7874

[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M.C. Buys-Zuurmond te Leiden,

tegen

[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
tevens de bewindvoerder van de na te noemen jongmeerderjarige,
advocaat mr. W. Ramhit te Leiden,

Als belanghebbende is aangemerkt:
[jongmeerderjarige],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de jongmeerderjarige,
advocaat voorheen mr. M.A. Ossentjuk; sinds 25 november 2009 niet meer bijgestaan door een advocaat.





PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De vader is op 13 november 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 18 augustus 2009 van de rechtbank ’s-Gravenhage (hierna: de bestreden beschikking).

De moeder heeft op 29 december 2009 een verweerschrift ingediend.

Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 29 december 2009 en 4 maart 2010 aanvullende stukken ingekomen.

Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 16 maart 2010 aanvullende stukken ingekomen.

Op 26 maart 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door zijn advocaat en de moeder, bijgestaan door haar advocaat. De jongmeerderjarige is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Partijen hebben het woord gevoerd, de advocaat van de moeder onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities.





PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.

Bij die beschikking heeft de rechtbank, met wijziging in zoverre van de beschikking van 23 februari 2001 van die rechtbank en uitvoerbaar bij voorraad, de door de vader met ingang van 1 november 2008 te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding respectievelijk kosten van levensonderhoud en studie van de jongmeerderjarige bepaald op € 60,-- per maand en met ingang van 1 augustus 2009 op € 70,-- per maand, vanaf 18 augustus 2009 telkens bij vooruitbetaling te voldoen. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.





BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil zijn de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (hierna ook: kinderalimentatie) ten behoeve van de jongmeerderjarige, geboren [in] 1991 te [geboorteplaats], alsmede de door de vader te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie ten behoeve van de jongmeerderjarige (hierna ook gezamenlijk: alimentatie).

2. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, naar het hof begrijpt: opnieuw rechtdoende, te bepalen dat de alimentatie van de jongmeerderjarige op nihil wordt gesteld met ingang van 1 april 2008, met veroordeling van de moeder in de kosten van het hoger beroep.

3. De moeder bestrijdt het beroep van de vader en verzoekt het hof om de grieven van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, met veroordeling van de vader in de kosten van het hoger beroep.

Wijziging van omstandigheden

4. Aangezien het geschil betreft een verzoek tot wijziging van de alimentatie, stelt het hof voorop dat op grond van artikel 1:401 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek een rechterlijke uitspraak bij latere rechterlijke uitspraak kan worden gewijzigd of ingetrokken wanneer zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen. Het hof dient derhalve te beoordelen of daarvan sprake is.

5. Nu geen grief is gericht tegen de vaststelling van de rechtbank dat een wijziging van omstandigheden is gelegen in het feit dat de vader na de totstandkoming van de afspraak over de alimentatie en na de echtscheiding in 2001 ziek is geworden en hij sindsdien een uitkering ontvangt, is daarmee komen vast te staan dat sprake is van een wijzigingsgrond en zullen de behoefte en de draagkracht opnieuw worden vastgesteld aan de hand van alle huidige omstandigheden.

De behoefte van de jongmeerderjarige

6. Aangezien de moeder de door haar ter terechtzitting in hoger beroep gestelde behoefte van de jongmeerderjarige van € 680,-- op geen enkele wijze heeft onderbouwd, staat de behoefte van de jongmeerderjarige aan alimentatie van € 195,09 per maand, zoals door de rechtbank vastgesteld en waartegen de vader niet heeft gegriefd, als onbestreden vast.

Eigen aandeel van de ouders in de kosten van de jongmeerderjarige

7. In zijn vijfde grief (als grief IV aangeduid in het appelschrift en uitgewerkt in punten 15 en 16 daarin) stelt de vader zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte geen rekening heeft gehouden met het inkomen van de moeder en zij ten onrechte achterwege heeft gelaten om de eventuele bijdrage van de vader en de moeder in de kosten van de jongmeerderjarige naar rato van ieders inkomen vast te stellen.

8. De moeder stelt dat de vader in het geheel niets over de behoefte van de jongmeerderjarige heeft gesteld en de moeder stelt dat zij bijdraagt in de kosten van de jongmeerderjarige nu deze zijn gewone verblijfplaats bij haar heeft.

9. Het hof overweegt als volgt. Vast staat dat de jongmeerderjarige woonachtig is bij de moeder en dat zij tot bewindvoerder over zijn vermogen is benoemd. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat vast staat dat de jongmeerderjarige bijzondere zorg nodig heeft, welke in het verleden mede door de moeder zelf werd verleend, en dat uit deze bijzondere zorg extra kosten voortvloeien. Ter terechtzitting in hoger beroep is nader verklaard dat de jongmeerderjarige ter bestrijding van deze kosten voor het jaar 2009, laatstelijk op 15 december 2009, een Persoonsgebonden Budget (PGB) heeft ontvangen. Gebleken is dat hoewel ook voor het jaar 2010 een PGB ten behoeve van de jongmeerderjarige is aangevraagd, thans nog onduidelijk is of deze aanvraag zal worden gehonoreerd. Los van de vraag of de moeder de extra zorg aan de jongmeerderjarige mede zelf zal blijven verlenen, in welk geval - bij honorering van de aanvraag voor een PGB voor het jaar 2010 - zij een deel van het PGB rechtstreeks zelf zal ontvangen, zal het hof gelet op de onduidelijkheid of de jongmeerderjarige voor het jaar 2010 een PGB toekomt en hoe hoog deze eventuele bijdrage zal zijn, geen rekening houden met PGB inkomen na 15 december 2009. Mede in aanmerking genomen dat de moeder geconfronteerd is met hoge (extra) kosten voor de jongmeerderjarige en zij de (extra) zorg voor de jongmeerderjarige tot op heden mede zelf heeft uitgevoerd, is het hof van oordeel dat zij derhalve op deze wijze in natura bijdraagt in (het eigen aandeel van de ouders in) de kosten van de jongmeerderjarige en acht het hof het redelijk dat de moeder daarnaast geen extra bijdrage in de behoefte van de jongmeerderjarige behoeft te leveren. Gelet op het voorgaande zal het hof de eigen bijdrage van de vader in de behoefte van de jongmeerderjarige stellen op € 195,09 per maand. De vijfde grief van de vader faalt derhalve.

Draagkracht van de vader

10. De vader stelt zich in zijn eerste, tweede, derde en (het hof leest:) zesde grief, samengevat weergegeven, op het standpunt dat hij geen draagkracht heeft om de door de rechtbank bepaalde alimentatie te voldoen. De vader voert daartoe onder meer aan dat zijn huidige echtgenote geheel arbeidsongeschikt is en dat zij geen zelfstandige verdiencapaciteit heeft. Daarbij stelt de vader een verzorgingsplicht jegens zijn echtgenote te hebben, welke ten onrechte door de rechtbank buiten beschouwing is gelaten, en welke aanleiding geeft om in alle redelijkheid af te wijken van het principe dat een bijdrage voor verplichtingen jegens kinderen dient te prevaleren boven de verplichtingen jegens andere gezins- of familieleden. Tevens stelt de vader dat de rechtbank ten onrechte ten aanzien van de vader de bijstandsnorm van een alleenstaande en het draagkrachtpercentage van de vader van een alleenstaande tot 1 augustus 2009 van 60% en na 1 augustus 2009 van 70% hanteert.

11. De moeder stelt zich op het standpunt dat thans wettelijk is bepaald dat kinderalimentatie voorrang heeft op andere onderhoudsplichten en dat de al dan niet bestaande eigen verdiencapaciteit van de huidige echtgenote van de vader hier niet aan af doet. De moeder stelt voorts dat de vader dient te worden aangemerkt als een alleenstaande en dat 70% van zijn draagkracht dient te worden besteed aan alimentatie ten behoeve van de jongmeerderjarige. Tevens stelt de moeder dat de verzorgingsplicht van de vader ten opzichte van zijn huidige echtgenote niet terzake doet. De in de derde grief door de vader gevolgde redenering, inhoudende dat wanneer de gemeente hem niet verhaalsplichtig acht met betrekking tot de bijstandsuitkering aan zijn vrouw, hij daarmee ook in aanmerking dient te komen voor een nihilstelling van de alimentatie, gaat niet op volgens de moeder.

12. Ten aanzien van de draagkracht van de vader is het hof, op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting, van oordeel dat de rechtbank te dien aanzien op goede gronden heeft geoordeeld en beslist zoals zij heeft gedaan. Het hof neemt de gronden over en maakt deze tot de zijne. In hoger beroep zijn geen nieuwe feiten en omstandigheden aangedragen die tot een andersluidend oordeel moeten leiden. Het hof is van oordeel dat de vader zijn stellingen dat zijn huidige echtgenote geheel arbeidsongeschiktheid is en dat zij geen zelfstandige verdiencapaciteit zou hebben, ook in hoger beroep onvoldoende heeft onderbouwd met te verifiëren bescheiden. Het hof overweegt hierbij dat onduidelijk is op basis waarvan de GGD Hollands Midden op 15 oktober 2009 heeft geconcludeerd dat de huidige echtgenote van de vader als volledig arbeidsongeschikt is te beschouwen. Daaraan doet niet af het door de vader ter onderbouwing van zijn eerste en tweede grief gestelde dat de gemeente in haar invorderingsbeleid anders heeft geoordeeld. Tot slot gaat het hof voorbij aan de door de vader gestelde verzorgingsplicht jegens zijn huidige echtgenote nu op 1 maart 2009 in werking is getreden de Wet van 27 november 2008 tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met het bevorderen van voortgezet ouderschap na scheiding en het afschaffen van de mogelijkheid tot het omzetten van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap (Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding; Stb. 2008, 500) en ingevolge deze wet, die onmiddellijke werking heeft nu overgangsrechtelijke bepalingen ontbreken, in artikel 1:400 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek een voorrangsregeling voor kinderalimentatie is opgenomen. De eerste, tweede, derde en zesde grief van de vader falen derhalve en het hof zal de vader als alleenstaande aanmerken.

13. Uit het voorgaande volgt dat de door de vader aangedragen stellingen in hoger beroep niet kunnen leiden tot een ander oordeel ten aanzien van zijn draagkracht. Het hof is dan ook, met de rechtbank, van oordeel dat de vader voldoende draagkracht heeft om de vastgestelde bijdrage voor de jongmeerderjarige te voldoen. Het hof zal de bestreden beschikking derhalve op dit punt bekrachtigen.

De ingangsdatum

14. De vader stelt zich in zijn vierde grief op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte heeft bepaald dat de ingangsdatum van het betalen van de (verlaagde) alimentatie ten bedrage van € 60,-- per maand 1 november 2008 zal zijn. De vader voert daartoe aan dat de moeder vanaf het moment dat zij alimentatie van de vader ging vorderen, te weten 1 april 2008, er rekening mee diende te houden dat de vader een wijziging van de alimentatie zou vragen, subsidiair dat zij vanaf begin augustus 2008, na berichten van het LBIO, wist van de bezwaren van de vader.

15. De moeder stelt dat onjuist is dat zij al vanaf april 2008 rekening heeft kunnen houden met de gewijzigde draagkracht van de vader, nu zij van het standpunt van de vader pas kennis heeft genomen op het moment dat hij een verzoekschrift indiende bij de rechtbank. De moeder stelt dat de rechtbank daarmee de juiste ingangsdatum voor de verlaging van de alimentatie heeft gehanteerd.

16. Het hof verenigt zich ten aanzien van de ingangsdatum met het oordeel van de rechtbank en de gronden waarop dat berust. Hetgeen de vader in hoger beroep heeft aangevoerd is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.

Proceskostenveroordeling

17. Het hof ziet, gelet op de aard van de procedure, geen aanleiding om, zoals de vader en de moeder beiden hebben verzocht, de andere partij te veroordelen in de kosten in hoger beroep en zal deze verzoeken derhalve afwijzen.

18. Mitsdien wordt als volgt beslist.





BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:

bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;

wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.





Deze beschikking is gegeven door mrs. Stille, Van de Poll en Zwagemaker, bijgestaan door mr. De Ridder als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 mei 2010.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl