Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BN2544, Gerechtshof 's-Gravenhage , 200.032.792/01

Datum uitspraak: 26-05-2010
Inhoudsindicatie: Onderbewindstelling. In hoger beroep wordt vastgesteld dat de gronden voor de onderbewindstelling niet aanwezig waren/zijn. Volgt vernietiging.





Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector

Uitspraak : 26 mei 2010
Zaaknummer : 200.032.792/01
Zaaknr. rechtbank : 944309 GZ VZ VERZ 08-2964

[appellant],
wonende te [woonplaats],
verblijvende te [verblijfplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat mr. Th.Th.M.L. Boersema te Maassluis,

tegen

het Openbaar Ministerie in het arrondissement Rotterdam,
waarvoor ingevolge artikel 43, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in het hoger beroep in de plaats treedt:
de advocaat-generaal bij het gerechtshof ’s-Gravenhage,
hierna te noemen: het openbaar ministerie.

Als belanghebbende zijn aangemerkt:
1. [broer van de rechthebbende],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de broer van de rechthebbende,
2. de stichting De Rotonde,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: de stichting.





PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De rechthebbende is op 4 mei 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 6 februari 2009 van de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam.
De stichting heeft op 23 oktober 2009 een verweerschrift ingediend.

Het openbaar ministerie heeft op 19 februari 2010 een verweerschrift ingediend. Voorts is meegedeeld dat de advocaat-generaal niet ter terechtzitting zal verschijnen.

Van de zijde van de rechthebbende zijn bij het hof op 8 september 2009 en 8 maart 2010 aanvullende stukken ingekomen.

Op 21 april 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de rechthebbende, bijgestaan door zijn advocaat, namens de stichting: de heer mr. S. Klein, en de broer van de rechthebbende. De aanwezigen hebben het woord gevoerd.





PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.

Bij die beschikking is op verzoek van het Openbaar Ministerie een bewind ingesteld over de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende. Tot bewindvoerder is benoemd: de stichting.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.

In hoger beroep is voorts komen vast te staan dat bij beschikking van 10 december 2009 van de rechtbank Rotterdam, sector kanton, een mentorschap is ingesteld ten behoeve van de rechthebbende. De broer van de rechthebbende is tot mentor is benoemd.





BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil is de onderbewindstelling van de goederen van de rechthebbende.

2. De rechthebbende verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek van de officier van justitie af te wijzen.

3. De stichting bestrijdt het beroep.

4. Het openbaar ministerie stelt niet in de gelegenheid te zijn om de door de betrokkene en belanghebbenden gestelde feiten en omstandigheden te toetsen en verwijst om die reden naar de hem ter beschikking gestelde informatie van de stichting. Voorts stelt het openbaar ministerie vanwege het gebrek aan toetsingsmogelijkheden niet in staat te zijn om op basis daarvan een waardeoordeel over de onderliggende kwestie uit te spreken. Het openbaar ministerie refereert zich aan het oordeel van het hof.

5. De broer van de rechthebbende heeft ter terechtzitting gesteld dat er voor de uitgesproken onderbewindstelling geen noodzaak is en dat de stichting bij haar taak als bewindvoerder ten onrechte de belangen van de rechthebbende verwaarloost.

6. Het hof overweegt als volgt. Ingevolge artikel 798, tweede lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt in zaken betreffende de onderbewindstelling onder belanghebbenden, naast de onder het eerste lid genoemde personen, bovendien verstaan de echtgenoot, de geregistreerde partner of andere levensgezel en de kinderen of, bij gebreke van dezen, de ouders, broers en zusters van degene wiens curatele, goederen of mentorschap het betreft. De kantonrechter heeft dan ook, bij gebreke van een echtgenoot, geregistreerd partner of andere levensgezel, ten onrechte nagelaten de broer van de rechthebbende op te roepen. Nu de broer van de rechthebbende ter terechtzitting van het hof in de gelegenheid is gesteld om het woord te voeren, is dit gebrek in hoger beroep hersteld.

7. De rechthebbende betwist in zijn eerste grief dat hij als gevolg van zijn geestelijke toestand niet in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen. Volgens de rechthebbende heeft hij altijd zijn financiële belangen zelf goed behartigd en is er in zijn geestelijke gesteldheid geen wijziging gekomen waardoor hij daartoe nu niet meer in staat zou zijn.
In zijn tweede grief betoogt de rechthebbende dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat er grote problemen zijn in zijn woning. De rechthebbende stelt dat de woning achterstallig onderhoud heeft, maar dat dit niets te maken heeft met zijn geestelijke toestand. Hij was bereid om hulp voor zijn woning te accepteren. Voorts is de rechthebbende het niet eens met de keuze van de bewindvoerder. Voor zover het hof een onderbewindstelling noodzakelijk acht, dan verzoekt de rechthebbende om zijn broer te benoemen tot bewindvoerder.

8. De stichting bestrijdt de grieven van de rechthebbende stellende dat uit de door de stichting overgelegde stukken blijkt dat de rechthebbende niet in staat is zijn belangen behoorlijk te behartigen. Voorts stelt de stichting dat de woning van de rechthebbende feitelijk onbewoonbaar was en dat deze ontruimd is.

9. Het hof overweegt als volgt. Indien een meerderjarige als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen, kan een bewind worden ingesteld, zoals bedoeld in artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, over één of meer van zijn goederen, die hem als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren.

10. Op grond van de aan het hof overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden van voornoemd artikel. Het hof neemt daarbij het volgende in aanmerking. Het hof is, mede gelet op de eigen waarneming ter terechtzitting, niet gebleken dat de rechthebbende als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. De stichting heeft ter terechtzitting desgevraagd geantwoord dat de rechthebbende bij aanvang van de onderbewindstelling “zijn financiën met behulp van de maatschappelijk werker op orde had”. Daaruit leidt het hof af dat de rechthebbende in staat is al dan niet met steun van derden zijn financiën zelf te beheren zodat de noodzaak voor de onderbewindstelling niet aanwezig is. Bovendien heeft de rechthebbende ter terechtzitting verklaard dat hij zijn woning zal verkopen indien deze voldoende opbrengt en vervolgens met behulp van zijn broer – die inmiddels tot mentor is benoemd – een appartement zal gaan kopen. Uit deze verklaring blijkt dat de rechthebbende bereid is om hulp van zijn broer te aanvaarden. Het hof zal dan ook de bestreden beschikking vernietigen en het verzoek van het openbaar ministerie om een bewind in stellen over de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende, afwijzen.





BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:

vernietigt de bestreden beschikking;

wijst het verzoek van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam om een bewind in te stellen over de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende af;

wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.





Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Leuven, Bouritius en Van Wijk, bijgestaan door mr. De Klerk als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 mei 2010.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl