- rechtspraak
Datum uitspraak:23-11-2010
De belangrijkste passage van de uitspraak en/of conclusie:
Uit jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 15 april 2005, LJN: AS2713, HR 15 april 2005, LJN: AS2030 en HR 3 februari 2006, LJN: AU9716) volgt dat het antwoord op de vraag welke gevolgen het ontslagbesluit heeft voor de arbeidsverhouding tussen de bestuurder en de vennootschap moet worden gegeven aan de hand van het bepaalde in de arbeidsovereenkomst en in de op de arbeidsovereenkomsten toepasselijke wetsbepalingen, voor zover Boek 2 BW deze wetsbepalingen niet uitdrukkelijk terzijde stelt. De artikelen 2: 134 BW en 2: 244 BW strekken er toe te bewerkstelligen dat door een ontslagbesluit ook een einde wordt gemaakt aan de arbeidsrechtelijke verhouding. Daarom heeft te gelden, aldus de Hoge Raad, dat een ontslagbesluit in beginsel tevens de beëindiging van de dienstbetrekking van de bestuurder tot gevolg heeft, waarbij voor een uitzondering slechts plaats is indien een wettelijk ontslagverbod aan die beëindiging in de weg staat of indien partijen anders zijn overeengekomen.
Uit de genoemde jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de vraag welke gevolgen een ontslagbesluit heeft voor de arbeidsverhouding tussen bestuurder en vennootschap moet worden gegeven aan de hand van het bepaalde in de arbeidsovereenkomst en de daarop toepasselijke bepalingen.
Dat het de bedoeling was van partijen met deze paragraaf ontslag op grond van een dringende reden mogelijk te maken ligt niet voor de hand, nu deze mogelijkheid naar Nederlands recht in alle gevallen (onafhankelijk van de inhoud van de arbeidsovereenkomst) bestaat als zich een dringende reden in de zin van artikel 7: 678 BW of 7: 679 BW voordoet.
Klik hier voor de hele uitspraak.
Uwwet.nl