Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

Datum uitspraak:03-08-2010



De belangrijkste passage van de uitspraak en/of conclusie:
Omdat de vordering ex artikel 2:248 BW ingevolge het zesde lid van dat artikel slechts kan worden ingesteld op grond van kennelijk onbehoorlijke taakvervulling in de periode van drie jaren voorafgaande aan het faillissement Ingevolge artikel 3:310 lid 1 BW verjaart een dergelijk vordering immers door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. Wel kunnen er omstandigheden zijn die meebrengen dat een (bestuurder van een) vennootschap onrechtmatig handelt door voorafgaand aan een faillissement bij de besteding van de baten van de vennootschap geen rekening te houden met de (voor)rechten van haar crediteuren. Dergelijke omstandigheden kunnen bijvoorbeeld gelegen zijn in het feit dat een bestuurder die weet dat de vennootschap in ernstige problemen verkeert zijn eigen vordering op de vennootschap, of vorderingen van met de vennootschap gelieerde (rechts)personen wel, en de vorderingen van andere crediteuren niet voldoet. Ook het onbetaald laten van een enkele crediteur, terwijl de overige crediteuren hun vorderingen wel voldaan krijgen, kan onder omstandigheden een reden zijn om de selectieve (wan)betaling onrechtmatig te achten. Voorts zal – indien de bestuurder weet of moet weten dat het faillissement onafwendbaar is – het voldoen van een of meer bepaalde schuldeisers onrechtmatig kunnen zijn jegens de overige schuldeisers indien voor die betalingen geen rechtvaardiging te geven is. Het belang van de vennootschap en de daarmee verbonden onderneming wordt ermee gediend wanneer voorkomen wordt dat bestuurders hun handelen in onwenselijke mate door defensieve overwegingen laten bepalen. Ook het doen van een (mogelijk vruchtbare) poging de onderneming middels een reddingsplan voort te zetten, hoort tot het belang van de vennootschap, althans met de daarmee verbonden onderneming. Het enkele feit dat achteraf blijkt dat deze poging niet geslaagd is, brengt niet mee dat de bestuurder van die poging had moeten afzien.


Klik hier voor de hele uitspraak.

-
-
WWW.UWWET.nl
2010. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl