Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BM9599, Gerechtshof 's-Gravenhage , 200.016.701/01

Datum uitspraak: 29-06-2010
Inhoudsindicatie: Coöperatieve vereniging; statuten versus algemene voorwaarden; exoneratieclausules.





Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector handel

Zaaknummer : 200.016.701/01
Zaak-/rolnummer rechtbank : 242678/HA ZA 05-2080

Arrest van de eerste civiele kamer d.d. 29 juni 2010

inzake

[Naam],
wonende te [plaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt te 's-Gravenhage,

tegen

Coöperatie voor Agrarische Arbeidsvoorziening ZUID HOLLANDSE EILANDEN B.A.,
gevestigd te Stellendam, gemeente Goedereede,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Coöperatie ZHE,
advocaat: mr. R.P.M. Janse van Mantgem te Amsterdam.





Het geding

Bij exploot van dagvaarding van 15 juli 2008 is [appellant] in hoger beroep gekomen van de door de rechtbank Rotterdam tussen partijen gewezen vonnissen van 1 november 2006 en 16 april 2008. Bij memorie van grieven tevens wijziging van eis (met een productie) heeft [appellant] twee grieven aangevoerd en zijn eis in reconventie nader gepreciseerd. Coöperatie ZHE heeft de grieven bestreden bij memorie van antwoord. Vervolgens hebben partijen onder overlegging van kopie-dossiers arrest gevraagd.





Beoordeling van het hoger beroep

1. Het volgende staat tussen partijen vast, verkort en zakelijk weergegeven en voor zover in dit hoger beroep van belang.

(1.1) [appellant] teelt aardappelen. Hij is lid van de vereniging Coöperatie ZHE.

(1.2) De artikelen 27 en 28 van de statuten van Coöperatie ZHE bevatten exoneratieclausules met een inhoud als weergegeven in het bestreden vonnis van 1 november 2006 in rechtsoverweging 4.12 (verder: de exoneratieclausules).
Artikel 27 van de statuten houdt, kort gezegd en voor zover thans van belang, in dat de leden Coöperatie ZHE vrijwaren voor aansprakelijkheid voor schade, die door de schuld of nalatigheid van arbeidskrachten van Coöperatie ZHE is veroorzaakt en dat de leden Coöperatie ZHE nooit zullen aanspreken voor deze schade.
Artikel 28 van de statuten houdt in dat Coöperatie ZHE tegenover de leden niet aansprakelijk is voor schade, die is veroorzaakt door arbeidskrachten die door Coöperatie ZHE ter beschikking zijn gesteld, behoudens grove schuld en/of nalatigheid.

(1.3) Coöperatie ZHE heeft op verzoek van [appellant] in 2004 gespecialiseerde selecteurs aan [appellant] ter beschikking gesteld voor de selectie (ziek-niet ziek) van pootaardappelen. Deze afspraak is op 19 april 2004 schriftelijk door Coöperatie ZHE bevestigd.

(1.4) Volgens afspraak via […] hebben twee selecteurs van Coöperatie ZHE, te weten [S] en [A], in de periode juni-juli 2004 voor drie dagen per week selectiewerkzaamheden verricht. [S] was gediplomeerd selecteur, [A] had geen selectiediploma. Later hebben ook andere werknemers van Coöperatie ZHE selectiewerkzaamheden verricht en/of toezicht gehouden, onder wie de heer […] en de heer […]. [appellant] is in genoemde selectieperiode twee weken afwezig geweest in verband met een oogoperatie. Hij is toen vervangen door de heer Klink voornoemd.

(1.5) Naast genoemde selecteurs zijn ook (selectie)werkzaamheden verricht door [appellant] en door hem elders ingehuurde arbeidskrachten, onder wie […] en Van […]. [appellant] heeft in die periode ook Polen ingezet voor werkzaamheden.

(1.6) Ondanks deze selectiewerkzaamheden is een aanzienlijk deel van de velden afgekeurd (door de keurmeesters van het NAK).

(1.7) Omdat [appellant] weigerde Coöperatie ZHE voor de overeengekomen selectiewerkzaamheden te betalen, heeft Coöperatie ZHE [appellant] gedagvaard voor de rechtbank Rotterdam met een vordering tot betaling van de daarmee verband houdende facturen, met rente en kosten. [appellant] is in rechte verschenen en heeft ter afwering van deze vordering onder meer een beroep gedaan op verrekening met een schadevordering zijnerzijds. In reconventie heeft [appellant] een verklaring voor recht gevorderd, inhoudende dat Coöperatie ZHE toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verbintenis uit overeenkomst, kort gezegd wegens het ter beschikking stellen van onvoldoende gekwalificeerd en gemotiveerd personeel. Daarnaast heeft [appellant] schadevergoeding gevorderd, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, plus kosten.

(1.8) Bij het thans bestreden vonnis van 1 november 2006 heeft de rechtbank de vordering van Coöperatie ZHE (in conventie) toegewezen, terwijl zij in reconventie aan [appellant] bewijs heeft opgedragen van zijn stellingen (a) dat Coöperatie ZHE, anders dan was overeengekomen, onvoldoende gemotiveerd en gekwalificeerd personeel ter beschikking heeft gesteld en (b) dat [appellant] daardoor schade heeft geleden. Daarbij heeft de rechtbank tevens overwogen (c) dat [appellant] als lid van Coöperatie ZHE geacht moet worden de statuten van Coöperatie ZHE te kennen en daarmee in te stemmen, dat een beroep op de onredelijk bezwarendheid van de statuten niet slaagt, dat sowieso een beroep op artikel 6:237 BW niet mogelijk is nu [appellant] heeft gehandeld in de uitoefening van zijn bedrijf, alsmede dat Coöperatie ZHE wel kan worden aangesproken in geval van grove schuld en/of nalatigheid.

(1.9) [appellant] is van dit vonnis in hoger beroep gekomen bij dagvaarding van 28 december 2006, maar heeft vervolgens geen grieven geformuleerd. Dit heeft geleid tot een arrest van dit hof van 27 november 2007, waarbij [appellant] niet-ontvankelijk is verklaard in zijn hoger beroep tegen het vonnis van 1 november 2006.

(1.10) Intussen is in reconventie doorgeprocedeerd en zijn door de rechtbank getuigen gehoord, te weten [appellant], […], […], […], […], […] en […].

(1.11) Bij het thans bestreden eindvonnis (in reconventie) van 16 april 2008 is [appellant] niet in zijn in rechtsoverweging 1.8 van dit arrest onder (a) weergegeven bewijsopdracht geslaagd geoordeeld, zodat, aldus de rechtbank, aan onderdeel (b) van de bewijsopdracht voorbij kan worden gegaan. Vervolgens heeft de rechtbank de reconventionele vordering van [appellant] afgewezen.

(1.12) Bij appeldagvaarding van 15 juli 2008 is [appellant] in hoger beroep gekomen van de vonnissen van 1 november 2006 en 16 april 2008. In de memorie van grieven heeft [appellant] klachten geformuleerd tegen de beslissingen in reconventie, te weten tegen (i) de bewijslastverdeling, (ii) de bewijswaardering, (iii) de overwegingen omtrent de statuten en de exoneratieclausules (zoals kort weergegeven in dit arrest in rechtsoverweging 1.8 (c)) en (iv) de afwijzing van de reconventionele vordering.

De ontvankelijkheid

2. Coöperatie ZHE heeft betoogd dat [appellant] niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep tegen het vonnis van 1 november 2006, nu hij daarvan al eerder heeft geappelleerd. Dit betoog wordt verworpen, en wel om de volgende redenen.
Blijkens de grieven en de toelichting hierop is het huidige hoger beroep van [appellant] alléén gericht tegen de beslissing in reconventie, zoals weergegeven in de hiervoor genoemde bestreden vonnissen
Het vonnis van 1 november 2006 is ten aanzien van de beslissing in reconventie een tussenvonnis (met een bewijsopdracht). De appeltermijn van dit tussenvonnis is toen nog niet gaan lopen, gelet op artikel 337, tweede lid, Rv en gelet op de omstandigheid dat de rechter hiervan geen afzonderlijk hoger beroep heeft toegelaten.

3. Dit betekent dat [appellant] pas na het eindvonnis in reconventie van 16 april 2008 een wettelijke mogelijkheid had om tegen het tussenvonnis in reconventie van 1 november 2006 in hoger beroep te komen. Indien [appellant] indertijd heeft beoogd om bij de appeldagvaarding van 28 december 2006 (zie rechtsoverweging 1.9) (ook) het in reconventie gewezen tussenvonnis aan te vallen, dan zou dit tevergeefs zijn geweest. De wettelijke basis ontbrak hier immers aan. Dit eerdere hoger beroep staat dan ook niet in de weg aan de ontvankelijkheid van [appellant] in zijn huidige hoger beroep tegen óók het tussenvonnis in reconventie van 1 november 2006.
Voor de goede orde wordt opgemerkt dat het eindvonnis in conventie van 1 november 2006 inmiddels reeds geruime tijd onherroepelijk is.





Beoordeling van de grieven

4. [appellant] vordert
I. een verklaring voor recht dat Coöperatie ZHE jegens [appellant] tekortgeschoten is in de nakoming van haar verbintenis uit de tussen partijen gesloten overeenkomst, te weten het ter beschikking stellen van kundige personeelsleden voor de aardappel-selectiewerkzaamheden, althans onrechtmatig heeft gehandeld jegens [appellant], welk onrechtmatig handelen Coöperatie ZHE kan worden toegerekend, en aansprakelijk is voor de schade die [appellant] dientengevolge heeft geleden;
II. veroordeling van Coöperatie ZHE tot betaling van de schade die [appellant] heeft geleden, nader op te maken bij staat en te vereffenen bij wet, vermeerderd met rente en proceskosten.

5. [appellant] legt aan zijn vordering ten grondslag (a) dat Coöperatie ZHE onvoldoende gespecialiseerd en gemotiveerd personeel aan hem ter beschikking heeft gesteld voor de aardappelselectie in 2004 en (b) dat [appellant] hierdoor schade heeft geleden. Coöperatie ZHE heeft deze stellingen gemotiveerd weersproken en als meest vergaand verweer een beroep gedaan op de exoneratieclausules.
De rechtbank heeft aangegeven dat de exoneratieclausules toepasselijk zijn in de verhouding [appellant]-Coöperatie ZHE, maar in het midden gelaten of Coöperatie ZHE daarop een beroep toekwam. Hierna heeft de rechtbank de vordering van [appellant] afgewezen omdat zij niet bewezen heeft geacht dat Coöperatie ZHE onvoldoende gemotiveerd en gekwalificeerd personeel ter beschikking heeft gesteld, zodat noch de gestelde wanprestatie noch de gestelde onrechtmatige daad is komen vast te staan.

6. De grieven van [appellant] richten zich tegen de in rechtsoverweging 1.12 (i), (ii), (iii) en (iv) van dit arrest kort weergegeven beslissingen van de rechtbank.
Uit overwegingen van proceseconomie zal het hof eerst ingaan op het beroep van Coöperatie ZHE op de exoneratieclausules in haar statuten. Het hof komt hier aan toe, gelet op de door het hof in rechtsoverweging 1.12 in dit arrest als klacht (iii) omschreven grief van [appellant] en de devolutieve werking van het hoger beroep.

De statuten van Coöperatie ZHE

7. Blijkens deze klacht (iii) stelt [appellant] zich op het standpunt dat de artikelen 27 en 28 van de statuten vergelijkbaar zijn met algemene voorwaarden (in de zin van artikel 6:231 BW), dat de statuten overeengekomen moeten worden en dat de gebruiker (Coöperatie ZHE) deze ter hand moet stellen aan de wederpartij ([appellant]). Volgens [appellant] heeft hij de betreffende statuten nimmer ontvangen, zodat de betreffende exoneratieclausules voor vernietiging gereed liggen. Voor zover nodig roept [appellant] nadrukkelijk de vernietiging van de exoneratieclausules van de statuten in. De andersluidende overwegingen van de rechtbank (kort weergegeven in dit arrest in rechtsoverweging 1.8 (c)) worden daarbij bestreden. Daarnaast klaagt [appellant] erover dat de rechtbank de stelling van [appellant] dat het beroep van Coöperatie ZHE op de exoneratieclausules onaanvaardbaar is, niet heeft besproken en evenmin de stelling van [appellant] dat de exoneratieclausules in de statuten onredelijk bezwarend zijn op grond van artikel 6:233a BW.

8. Vast staat dat [appellant] lid is van de vereniging Coöperatie ZHE en als zodanig gespecialiseerde hulp heeft ingeroepen (alleen leden kunnen dat). De statuten van de vereniging bevatten exoneratieclausules, waarbij elke aansprakelijkheid voor uitleenkrachten is uitgesloten, behoudens grove schuld en/of nalatigheid.
Het hof stelt voorop dat statuten van een vereniging, zoals Coöperatie ZHE, gelden als objectief recht en voor een groot deel de rechtsbetrekkingen in de vereniging bepalen. Dit betekent, anders gezegd, dat de statuten de dwingende inhoud van de betrekkingen tussen de vereniging - een democratisch ingerichte ledenorganisatie - en haar leden bepalen. De verhouding tussen de vereniging en haar leden wordt niet beheerst door hetgeen partijen overeenkomen, maar door dit objectieve verenigingsrecht.

9. De leden zijn dus gebonden aan de statuten, ook als zij de inhoud ervan niet kenden. Mocht [appellant] de inhoud van deze exoneratieclausules niet gekend hebben - Coöperatie ZHE betwist dit overigens gemotiveerd - dan komt dit voor zijn risico. Als lid van Coöperatie ZHE had [appellant] het immers in zijn macht om wel kennis te nemen van de statuten, terwijl het ook van leden mag worden verwacht dat zij van de - ook op hen betrekking hebbende - statuten kennis nemen. Hetgeen [appellant] op dit punt anderszins heeft gesteld leidt niet tot een ander oordeel.

10. Uitgangspunt is dus de gebondenheid aan de statuten. Ingeval echter toepassing van een statutaire regel in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn (artikel 2:8, tweede lid, BW), dient hierover anders te worden geoordeeld. [appellant] heeft in dit verband betoogd dat het beroep van Coöperatie ZHE op de exoneratieclausules in haar statuten onaanvaardbaar is, omdat hij als lid van Coöperatie ZHE erop mocht vertrouwen dat hem voldoende gemotiveerd en kundig personeel ter beschikking zou worden gesteld en omdat hij hiervoor ook heeft betaald. Deze argumenten worden verworpen. Niet valt in te zien waarom het onaanvaardbaar zou zijn dat Coöperatie ZHE zich beroept op haar statuten, waarin zij in de daar bedoelde gevallen aansprakelijkheid uitsluit. Het hof wijst er in dit verband nog op dat de Coöperatie ZHE (blijkens haar statuten, artikel 2) de arbeidskrachten zonder winstoogmerk aan de leden beschikbaar stelt tegen kostenvergoeding en dat de exoneratieclausules in de statuten Coöperatie ZHE niet volledig disculperen, maar dat Coöperatie ZHE aansprakelijk blijft in geval van grove schuld en/of nalatigheid.

11. In dit geval betekent dit dat Coöperatie ZHE zich wel degelijk op de exoneratieclausules in haar statuten mag beroepen. Er is geen sprake van overeengekomen algemene voorwaarden in de zin van de artikelen 6:231 t/m 6:238 BW, terwijl, gelet op de geheel andere aard van de statuten, evenmin grond is voor toepasselijkheid van deze artikelen bij wijze van reflexwerking. Het beroep van [appellant] op de wettelijke regeling van genoemde artikelen wordt reeds hierom verworpen. Dit betekent dat de als (iii) weergegeven klacht van [appellant] geen verdere bespreking behoeft.

12. Blijkens de exoneratieclausules is Coöperatie ZHE niet aansprakelijk voor tekortschieten van de door haar ter beschikking gestelde arbeidskrachten, behoudens grove schuld en/of nalatigheid. De bewijslast van deze grove schuld en/of nalatigheid rust op grond van artikel 150 Rv op [appellant]. Het hof komt echter niet aan (aanvullende) bewijslevering toe, nu [appellant] onvoldoende heeft gesteld om het oordeel te dragen dat er sprake is van grove schuld en/of nalatigheid.
[appellant] heeft in dit verband immers in de kern slechts aangevoerd dat Coöperatie ZHE een onvoldoende gespecialiseerde arbeidskracht ([…]) en een onvoldoende gespecialiseerde en gemotiveerde arbeidkracht ([…]) ter beschikking heeft gesteld voor de aardappelselectie in 2004. Dit feitencomplex levert geen grove schuld en/of nalatigheid van Coöperatie ZHE op. Reeds hierop dient de vordering van [appellant] te stranden en wordt niet meer aan nadere bewijslevering in hoger beroep, noch aan verdere bespreking van de grieven, toegekomen.

Slotsom

13. Uit het voorgaande vloeit voort dat Coöperatie ZHE zich mag beroepen op de exoneratieclausules in haar statuten, terwijl [appellant] onvoldoende heeft gesteld om het oordeel te dragen dat bij de terbeschikkingstelling van de arbeidskrachten […] en […] sprake is geweest van grove schuld en/of nalatigheid. Onder deze omstandigheden is geen sprake van aansprakelijkheid van Coöperatie ZHE en wordt niet toegekomen aan nadere bewijslevering in hoger beroep omdat het bewijsaanbod niet meer relevant kan zijn. Evenmin wordt toegekomen aan de verdere bespreking van de grieven. Nu Coöperatie ZHE niet aansprakelijk is ontvalt de grondslag aan de reconventionele vordering van [appellant]. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd met veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep.





Beslissing

Het hof:

- bekrachtigt de bestreden vonnissen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;

- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Coöperatie ZHE tot op heden begroot op € 460,-- aan verschotten en € 894,-- aan salaris advocaat;





Dit arrest is gewezen door mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, G. Dulek-Schermers en R.F. Groos en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 juni 2010 in aanwezigheid van de griffier.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl